Home

Gerechtshof Amsterdam, 21-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:430, 200.304.905/ 01

Gerechtshof Amsterdam, 21-02-2023, ECLI:NL:GHAMS:2023:430, 200.304.905/ 01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Datum uitspraak
21 februari 2023
Datum publicatie
27 februari 2023
ECLI
ECLI:NL:GHAMS:2023:430
Zaaknummer
200.304.905/ 01

Inhoudsindicatie

kinderalimentatie, samengesteld gezin, behoefte, draagkracht, stiefouder.

Uitspraak

Afdeling civiel recht en belastingrecht

Team III (familie- en jeugdrecht)

zaaknummer: 200.304.905/ 01

zaaknummer rechtbank: C/13/685359 / FA RK 20-3592

beschikking van de meervoudige kamer van 21 februari 2023 inzake

[de man] ,

wonende te [plaats A] , gemeente [gemeente 1] ,

verzoeker in hoger beroep,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. S.M. van de Weijer te Amsterdam,

en

[de vrouw] ,

wonende te [plaats B] , gemeente [gemeente 2] ,

verweerster in hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. B.T.A. Visser te Purmerend.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 6 oktober 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

De man is op 6 januari 2022 in hoger beroep gekomen van een gedeelte van de beschikking van 6 oktober 2021.

2.2

De vrouw heeft op 24 maart 2022 een verweerschrift ingediend.

2.3

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een bericht van de zijde van de vrouw van 29 augustus 2022 met bijlagen, ingekomen op 31 augustus 2022;

- een bericht van de zijde van de man van 5 september 2022 met bijlagen, ingekomen op dezelfde datum.

2.4

De mondelinge behandeling heeft op 12 september 2022 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.

De advocaat van de man heeft ter zitting pleitnotities overgelegd.

3. De feiten

3.1

Partijen hebben tot juni 2015 een relatie met elkaar gehad. Zij zijn de ouders van [kind 1] (hierna: [kind 1] ), geboren [in] 2012. De man heeft [kind 1] erkend. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over [kind 1] . [kind 1] woont bij de vrouw. In het kader van een zorgregeling is [kind 1] eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag tot dinsdagochtend en de helft van de vakanties bij de man.

3.2

De man heeft uit een eerdere relatie - met [X] (hierna: [X] ) - een dochter: [kind 2] (hierna: [kind 2] ), geboren [in] 2009. [kind 2] woont bij [X] . [kind 2] is gemiddeld twee dagen per week bij de man.

3.3

[in] 2017 is de man gehuwd met [y] (hierna: [y] ). Uit hun huwelijk is geboren [kind 3] (hierna: [kind 3] ) [in] 2018.

3.4

Uit een eerdere relatie heeft [y] een dochter genaamd [dochter] , geboren [in] 2013. [dochter] woont bij [y] en de man. De vader van [dochter] , [Z] (hierna: [Z] ) betaalt een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [dochter] van € 200,- per maand.

3.5

Bij beschikking van 21 juni 2017 van de rechtbank Noord-Holland (locatie Haarlem) is een door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] bepaald van € 260,- per maand met ingang van 10 augustus 2015 en van € 310,- per maand met ingang van 1 januari 2016.

Bij beschikking van 4 december 2018 van dit hof is de bijdrage bepaald op € 144,- per maand met ingang van 10 augustus 2015, op € 211,- per maand met ingang van 1 januari 2016 en op € 264,- per maand met ingang van 1 januari 2017.

3.6

Het hof heeft, voor zover hierna bedragen zijn genoemd, deze telkens afgerond, tenzij anders vermeld.

4 De omvang van het geschil

4.1

Bij de bestreden beschikking is, voor zover thans van belang, afgewezen het verzoek van de man om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] te bepalen op € 57,75 per maand met ingang van 1 januari 2018, althans op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als de rechtbank juist zou achten, met wijziging van de beschikking van 4 december 2018 van dit hof in zoverre.

4.2

De man verzoekt, met vernietiging van de bestreden beschikking in zoverre, de door hem te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [kind 1] met ingang van 1 januari 2018 te bepalen op € 85,44 per maand, althans op een zodanig bedrag en met ingang van een zodanige datum als het hof juist zal achten, met wijziging van de beschikking van 4 december 2018 in zoverre (onder aftrek van hetgeen de man al heeft voldaan).

4.3

De vrouw verzoekt de man niet-ontvankelijk te verklaren, althans de beschikking waarvan beroep te bekrachtigen, zo nodig onder aanvulling van de gronden.

5 De motivering van de beslissing

6 De beslissing