Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:373, 200.272.692/01

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 12-01-2021, ECLI:NL:GHARL:2021:373, 200.272.692/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
12 januari 2021
Datum publicatie
25 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2021:373
Zaaknummer
200.272.692/01

Inhoudsindicatie

Behoeftebepaling jong-meerderjarige via WSF-norm. Behoeftigheid speelt een rol vanaf de 21e verjaardag van het kind.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

afdeling civiel recht

zaaknummer gerechtshof 200.272.692

(zaaknummers rechtbank Overijssel 223553 en 237389)

beschikking van 12 januari 2021

in de zaak van

[verzoekster] ,

wonende te [A] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in de incidente hoger beroepen,

verder te noemen: de man,

advocaat: mr. J.J. Roossien te Nunspeet,

en

[verweerster] ,

wonende te [B] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: de vrouw,

advocaat: mr. H.A. van der Kleij te Zwolle,

en

[verweerder1] ,

wonende te [B] ,

verweerder in het principaal hoger beroep,

verzoeker in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: [verweerder1] ,

advocaat: mr. H.A. van der Kleij te Zwolle,

en

[verweerder2] ,

wonende te [B] ,

verweerder in het principaal hoger beroep,

verzoeker in het incidenteel hoger beroep,

verder te noemen: [verweerder2] ,

advocaat mr. H.A. van der Kleij te Zwolle.

1 De procedure in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle (hierna: de rechtbank), van 17 oktober 2019, uitgesproken onder voormelde zaaknummers. Deze beschikking wordt ook ‘de bestreden beschikking’ genoemd.

2. De procedure in het principaal hoger beroep en in de incidentele hoger beroepen

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 16 januari 2020;

-

het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van de vrouw met productie(s);

-

het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van [verweerder1] ;

-

het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep van [verweerder2] ;

-

het verweerschrift van de man in de incidenteel hoger beroepen;

-

een journaalbericht van mr. Roossien van 22 januari 2020 met productie(s);

-

een journaalbericht van mr. Roossien van 18 februari 2020 met productie(s);

-

een journaalbericht van mr. Roossien van 25 maart 2020 met productie(s).

2.2

De minderjarige [de minderjarige] heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om door het hof te worden gehoord, wat bevestigd is bij journaalbericht van mr. Van der Kleij van 25 november 2020.

2.3

De mondelinge behandeling heeft op 26 november 2020 plaatsgevonden. De man is niet verschenen, maar heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn advocaat. De vrouw is in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. De hierna te noemen [verweerder1] en [verweerder2] zijn niet verschenen, maar hebben zich laten vertegenwoordigen door hun advocaat.

3 De feiten

3.1

De man en de vrouw zijn op 5 september 1996 gehuwd. Het echtscheidingsverzoek is ingediend op 9 oktober 2018. Het huwelijk is op 20 juli 2020 ontbonden door echtscheiding.

3.2

De man en de vrouw zijn de ouders van:

-

[verweerder1] (roepnaam: [verweerder1] ), geboren op 26 mei 1998;

-

[verweerder2] (roepnaam: [verweerder2] ), geboren op 31 oktober 2000 en

-

[de minderjarige] (roepnaam: [de minderjarige] ), geboren [in] 2004.

3.3

[verweerder1] woont op kamers en [verweerder2] en [de minderjarige] wonen bij de vrouw.

3.4

De vrouw heeft op 19 juni 2019 om voorlopige voorzieningen verzocht op grond van artikel 822 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Bij beschikking van 15 augustus 2019 heeft de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, de vrouw niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om een bijdrage voor [verweerder2] en [verweerder1] en verder als voorlopige voorziening voor de duur van het geding de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage voor [de minderjarige] bepaald op € 234,- per maand, met ingang van 15 augustus 2019, bij vooruitbetaling te voldoen.

4 De geschillen

4.1

Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, voor zover hiervan belang, uitvoerbaar bij voorraad:

- als informatieregeling vastgesteld dat de vrouw de man halfjaarlijks schriftelijk informeert over belangrijke zaken over [de minderjarige] , met medezending van een recente foto van [de minderjarige] ;

- bepaald dat de man met ingang van 1 maart 2019 € 232,- per maand dient te betalen aan de meerderjarige [verweerder1] als bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;

- bepaald dat de man met ingang van 1 maart 2019 € 232,- per maand dient te betalen aan de jongmeerderjarige [verweerder2] , als bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie;

- de door de man met ingang van de datum van de beschikking (17 oktober 2019) te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] bepaald op € 232,- per maand;

- de kosten van de procedure gecompenseerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;

- het meer of anders verzochte afgewezen.

4.2

De man is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 17 oktober 2019. De grieven zien op de door de rechtbank bepaalde bijdrage van de man in de kosten van studie en levensonderhoud van [verweerder1] en [verweerder2] en op de ingangsdatum van de aan [verweerder1] en [verweerder2] te betalen bijdrage. De man verzoekt het hof de bestreden beschikking voor zover die betrekking heeft op de te betalen bijdragen aan [verweerder1] en [verweerder2] te vernietigen, en opnieuw beschikkende, voor zover nodig onder aanvulling of verbetering van de gronden, de onderhoudsbijdrage van [verweerder2] en [verweerder1] op nihil te stellen, althans op een bedrag en datum dat het hof in goede justitie juist acht, kosten rechtens.

4.3

De vrouw voert verweer en is op haar beurt met vijf grieven in incidenteel hoger beroep gekomen. De grieven zien op de ingangsdatum van de bijdrage aan [verweerder2] , de door de rechtbank opgelegde informatieregeling over [de minderjarige] en de door de man te betalen bijdrage voor [de minderjarige] . De vrouw verzoekt het hof in het principaal en in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de informatieregeling betreffende [de minderjarige] betreft, de ingangsdatum van de onderhoudsbijdrage voor [verweerder2] en de ingangsdatum en/of de hoogte van de onderhoudsbijdrage voor [de minderjarige] betreft en in zoverre - uitvoerbaar bij voorraad -opnieuw beschikkende :

- te bepalen dat de man aan de vrouw met ingang van 9 oktober 2018 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [verweerder2] van € 232,- per maand dient te betalen;

- te bepalen dat de man aan de vrouw met ingang van 9 oktober 2018 steeds bij vooruitbetaling, een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [de minderjarige] van € 475,- per maand dient te betalen;

- de bestreden beschikking voor het overige te bekrachtigen.

4.4

[verweerder1] voert ook verweer en is op zijn beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. De grief ziet op de ingangsdatum van de door de man te betalen bijdrage. [verweerder1] verzoekt het hof om in het principaal en in het incidenteel beroep, de bestreden beschikking (voor zover het de ingangsdatum van de door de man te betalen bijdrage in de kosten van studie en levensonderhoud van [verweerder1] betreft) te vernietigen en opnieuw – uitvoerbaar bij voorraad – beschikkende: - te bepalen dat de man met ingang van 9 oktober 2018 een bedrag van € 232,- per maand dient te betalen aan [verweerder1] als bijdrage in zijn kosten van levensonderhoud en studie, telkens bij vooruitbetaling te voldoen, en

- voor het overige – naar het hof begrijpt – de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.5

[verweerder2] voert ook verweer en is op zijn beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. Deze grief ziet op de ingangsdatum van de door de man te betalen bijdrage voor [verweerder2] . Hij verzoekt het hof in het principaal en in het incidenteel hoger beroep de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het de ingangsdatum van de onderhoudsbijdrage van de man aan [verweerder2] betreft en in zoverre opnieuw – uitvoerbaar bij voorraad – beschikkende:- te bepalen dat de man met ingang van 31 oktober 2018 een bedrag van € 232,- per maand dient te betalen aan [verweerder2] als bijdrage in de kosten van zijn levensonderhoud en studie, bij vooruitbetaling te voldoen, en

- voor het overige – naar het hof begrijpt – de bestreden beschikking te bekrachtigen.

4.6

De man voert verweer in alle incidentele hoger beroepen. Hij verzoekt het hof – onder handhaving van zijn principale hoger beroep – om de incidentele verzoeken in hoger beroep van de vrouw, [verweerder1] en [verweerder2] ongegrond te verklaren en af te wijzen, althans een beslissing te nemen die het hof in goede justitie juist acht, kosten rechtens.

5 De overwegingen voor de beslissing

6 De slotsom

7 De beslissing