Home

Gerechtshof Den Haag, 09-06-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1051, 200.285.794/01

Gerechtshof Den Haag, 09-06-2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:1051, 200.285.794/01

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Den Haag
Datum uitspraak
9 juni 2021
Datum publicatie
10 juni 2021
ECLI
ECLI:NL:GHDHA:2021:1051
Formele relaties
Zaaknummer
200.285.794/01

Inhoudsindicatie

Partneralimentatie. Nihilbeding. Niet-wijzigingsbeding in verzoekschrift echtscheiding? Terugbetaling.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling civiel recht

zaaknummer : 200.285.794/01

rekestnummer rechtbank : FA RK 20-1297

zaaknummer rechtbank : C/10/592259

beschikking van de meervoudige kamer van 9 juni 2021

inzake

[appellant] ,

wonende te [woonplaats] ,

verzoeker in het principaal hoger beroep,

verweerder in het incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de man,

advocaat mr. A. Neermawatie Nandoe te Rijswijk,

tegen

[geïntimeerde] ,

wonende te [woonplaats] ,

verweerster in het principaal hoger beroep,

verzoekster in het incidenteel hoger beroep,

hierna te noemen: de vrouw,

advocaat mr. A. Ramsaroep te Wassenaar.

1 Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Rotterdam van 13 augustus 2020, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna te noemen: de bestreden beschikking).

2 Het geding in hoger beroep

2.1

De man is op 13 november 2020 in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking.

2.2

De vrouw heeft op 20 januari 2021 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.

2.3

De man heeft op 16 maart 2021 een verweerschrift op het incidenteel hoger beroep ingediend.

2.4

Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:

- een journaalbericht van de zijde van de man van 26 maart 2021 met bijlagen, ingekomen op 29 maart 2021;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 27 maart 2021 met bijlagen, ingekomen op 29 maart 2021;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 31 maart 2021 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 1 april 2021 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;

- een journaalbericht van de zijde van de man van 6 april 2021 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum;

- een journaalbericht van de zijde van de vrouw van 7 april 2021 met bijlage, ingekomen op diezelfde datum.

2.5

Op 7 april 2021 heeft het hof rechtstreeks van de rechtbank Rotterdam het proces-verbaal van 4 augustus 2020 ontvangen. Het hof heeft dit proces-verbaal aan de advocaten van partijen toegezonden.

2.6

De mondelinge behandeling heeft op 8 april 2021 plaatsgevonden. Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. De advocaat van de man heeft ter zitting een productie (salarisstrook februari 2021) overgelegd.

2.7

Ter zitting hebben partijen afgesproken dat de man binnen twee weken na de zitting een kopie van zijn IB-aangiftes over 2017 en 2018, zijn arbeidsovereenkomst en zijn laatste drie loonstroken aan de vrouw zou doen toekomen, waarna de vrouw aan het hof zou laten weten of zij haar incidenteel hoger beroep betreffende de stukken zou handhaven.

2.8

Bij journaalbericht van 23 april 2021 heeft de advocaat van de vrouw aan het hof laten weten dat de afgesproken termijn inmiddels is verstreken en de gevraagde stukken niet zijn ontvangen. De vrouw handhaaft derhalve het incidenteel hoger beroep ten aanzien van de afgifte van de stukken.

3 De feiten

3.1

Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.

3.2

Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] 2011 te [plaats] onder het maken van huwelijkse voorwaarden.

3.3

Op [geboortedatum] 2016 is te [geboorteplaats] geboren hun zoon [naam minderjarige 1] ( [minderjarige 1] ).

3.4

Partijen hebben zich in 2016 samen gewend tot advocaat [naam advocaat] in verband met hun voornemen om te scheiden.

3.5

In een ouderschapsplan, ondertekend door beide partijen op 5 september 2016 (hierna: het ouderschapsplan), zijn partijen - voor zover van belang - het volgende overeengekomen over [minderjarige 1] :

“De kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige komen vooralsnog voor rekening van de moeder.”

3.6

De vrouw heeft in een e-mail van 2 september 2016 aan [naam advocaat] , met een afschrift aan de man, onder meer het volgende geschreven:

De wijzigingen ten aanzien van het gemeenschappelijk echtscheidingsverzoek en het ouderschapsplan verwijs ik naar de bijlagen (in het rood aangegeven). Verder wil [de man] dat in het gemeenschappelijk verzoek uitdrukkelijk vermeld staat dat partner alimentatie wordt uitgesloten. En dat er een “niet-wijzigingsbeding” wordt opgenomen.”

3.7

Op 6 september 2016 hebben partijen een gemeenschappelijk verzoekschrift tot echtscheiding, ondertekend door hun advocaat [naam advocaat] , ingediend bij de rechtbank Den Haag. Het ouderschapsplan is als bijlage gehecht aan het verzoekschrift. In het verzoekschrift is het volgende over partneralimentatie opgenomen:

Partneralimentatie

13. De partijen komen overeen dat na de ontbinding van hun huwelijk de één tegenover de ander niet tot betaling van een alimentatie gehouden zal zijn.

Dit nihilbeding is gebaseerd op het feit dat op het tijdstip van indiening van onderhavig verzoek de beide partijen in staat zijn om in het eigen levensonderhoud te voorzien.

14. Het hiervoor onder punt 13 bepaalde kan niet bij rechterlijke uitspraak worden gewijzigd op grond van een wijziging van omstandigheden.”

3.8

Bij beschikking van 28 september 2016, verbeterd op 9 maart 2017, heeft de rechtbank Den Haag de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. Aan de beschikking is het ouderschapsplan gehecht en bepaald is dat het ouderschapsplan deel uitmaakt van de beschikking. De echtscheidingsbeschikking is op 24 oktober 2016 ingeschreven in de daartoe bestemde registers.

3.9

Op [geboortedatum] 2017 is te [geboorteplaats] geboren het tweede kind van partijen, [naam minderjarige 2] ( [minderjarige 2] ). [minderjarige 2] is door de man erkend. Beide kinderen worden hierna gezamenlijk aangeduid: de minderjarigen. Het ouderlijk gezag over de minderjarigen wordt door de vrouw uitgeoefend. De minderjarigen wonen bij de vrouw.

3.10

Bij vonnis van 11 september 2020 heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam – voor zover thans van belang – de tenuitvoerlegging van de bestreden beschikking geschorst, voor zover die strekt tot het innen van bedragen aan kinderalimentatie van méér dan € 769,- per maand, te rekenen vanaf 1 februari 2020, en voor zover die strekt tot het innen van bedragen aan partneralimentatie van meer dan € 249,- per maand te rekenen vanaf 1 februari 2020, totdat in een hoger beroep tegen genoemde beschikking of in een nieuwe bodemprocedure in eerste aanleg een nieuwe beslissing is genomen over het bestaan en de omvang van de alimentatieverplichtingen.

3.11

Bij beschikking van 22 december 2020 van de rechtbank Rotterdam zijn partijen verwezen naar Kenniscentrum Kind en Scheiding voor deelname aan de trajecten Omgangsbegeleiding en Ouderschapsbemiddeling.

4 De omvang van het geschil

5 De motivering van de beslissing

6 De beslissing