Home

Raad van State, 03-11-2020, ECLI:NL:RVS:2020:2584, 202003610/2/A3

Raad van State, 03-11-2020, ECLI:NL:RVS:2020:2584, 202003610/2/A3

Gegevens

Instantie
Raad van State
Datum uitspraak
3 november 2020
Datum publicatie
11 november 2020
ECLI
ECLI:NL:RVS:2020:2584
Zaaknummer
202003610/2/A3

Inhoudsindicatie

Vemedia heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 mei 2020 in zaak nr. 17/5972.

Het college het college ter beoordeling van geneesmiddelen heeft twee gedingstukken overgelegd waarin de gegevens ten aanzien waarvan het stelt dat er gewichtige redenen zijn die tot geheimhouding nopen, niet onleesbaar zijn gemaakt (de ongelakte versie). Met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het college daarbij medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling daarvan kennis zal mogen nemen.

Uitspraak

202003610/2/A3.

Datum beslissing: 3 november 2020

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

Vemedia Manufacturing B.V., gevestigd te Diemen,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 mei 2020 in zaak nr. 17/5972 in het geding tussen:

Vemedia

en

het college ter beoordeling van geneesmiddelen.

Procesverloop

Vemedia heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 14 mei 2020 in zaak nr. 17/5972.

Het college heeft twee gedingstukken overgelegd waarin de gegevens ten aanzien waarvan het stelt dat er gewichtige redenen zijn die tot geheimhouding nopen, niet onleesbaar zijn gemaakt (de ongelakte versie). Met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft het college daarbij medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling daarvan kennis zal mogen nemen.

Het betreft een notitie voor de vergadering van het college van 27 juli 2017 en een notitie voor de vergadering van het college van 9 mei 2019.

Overwegingen

1.    Het college heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de ongelakte versie van de twee notities kennis zal nemen. Een gelakte versie van beide stukken is eerder in reactie op de beslissing van de rechtbank op een verzoek van het college om toepassing van artikel 8:29 van de Awb aan de openbare stukken in het dossier toegevoegd en daarmee toegankelijk geworden voor alle partijen. In deze versie zijn de notities, die vier en acht bladzijden beslaan, afgezien van het grootste deel van het voorblad en één alinea in de notitie voor de vergadering van 9 mei 2019, volledig zwart gemaakt.

2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.    De beide notities zijn opgesteld door medewerkers, werkzaam bij het college, ter voorbereiding op een vergadering van het college en zijn daarmee bedoeld voor intern beraad. De notities bevatten een analyse van de in het geschil aan de orde zijnde problemen. Deze analyse resulteert in aan het college voorgelegde beslispunten. Hierbij worden aan het college verschillende mogelijke oplossingen gepresenteerd. Voor zover in de notities standpunten voorkomen, zijn dit uitsluitend standpunten van de betrokken medewerkers. Deze standpunten zijn, zoals het college in zijn verzoek heeft beklemtoond, niet noodzakelijkerwijs standpunten van het college.

3.1.    Bij de ontwikkeling van beleid en de besluitvorming door een bestuursorgaan is van belang dat daarbij betrokken personen in alle vrijheid en in een vertrouwelijke sfeer hun gedachten kunnen uiten en onderling kunnen communiceren. In dat verband is van belang dat bestuurders zich over door hen te nemen beslissingen zonder terughoudendheid moeten kunnen laten adviseren. Tegenover dat belang staat het belang van Vemedia om kennis te nemen van de ongelakte versie van de twee notities. Hoewel uitgangspunt is dat een partij kennis moet kunnen nemen van alle tot het dossier behorende stukken, komt aan dit belang in dit geval een beperkt gewicht toe, aangezien de notities uitsluitend opvattingen van medewerkers van het college bevatten, die in dit geschil niet aan de orde zijn. Het geschil draait om de standpunten van het college. Deze standpunten, de motivering hiervan en de relevante feiten en omstandigheden blijken uit het bij Vemedia bekende dossier, zodat zij door beperking van de kennisneming niet wezenlijk in haar mogelijkheid om daartegen op te komen wordt beperkt.

4.    Naar het oordeel van de Afdeling weegt gelet op het voorgaande het belang van beperking van de kennisneming van de ongelakte versie van de notities in dit geval zwaarder dan het belang dat Vemedia hiervan kennis kan nemen.

5.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, voorzitter, mr. A.W.M. Bijloos en mr. J.Th. Drop, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Daalder    w.g. Klein

voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 november 2020

176