Home

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 06-04-2021, ECLI:NL:CBB:2021:372, 18/983 en 18/1992

College van Beroep voor het bedrijfsleven, 06-04-2021, ECLI:NL:CBB:2021:372, 18/983 en 18/1992

Gegevens

Instantie
College van Beroep voor het bedrijfsleven
Datum uitspraak
6 april 2021
Datum publicatie
6 april 2021
ECLI
ECLI:NL:CBB:2021:372
Formele relaties
Zaaknummer
18/983 en 18/1992
Relevante informatie
Mededingingswet [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-07-2023]

Inhoudsindicatie

Mededingingswet. Een enkele voortdurende overtreding van het kartelverbod. ACM heeft de overtreding terecht vastgesteld. [naam 3] heeft met een andere onderneming contact gehad over tarieven en offertes en zij hebben andere concurrentiegevoelige informatie uitgewisseld op het gebied van opslag en verwerking van vruchtensappen en -concentraten in koel- en of vrieshuizen in de Betuwe. Gelet op de juridische en economische context heeft deze informatie-uitwisseling een mededingingsbeperkende strekking. De gedragingen kunnen aan [naam 3] worden toegerekend. De door ACM vastgestelde boete acht het College juist en passend.

Uitspraak

uitspraak

zaaknummers: 18/893 en 18/1992

(gemachtigden: mr. E.LM. Mout-Vos en mr. S.A. van der Does),

en

[naam 2] B.V., te Barneveld,

(tezamen: [naam 3] )

(gemachtigde: mr. J.M.M. van de Hel)

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 april 2018, kenmerk 17/592, in het geding tussen

[naam 3]

en

Procesverloop in hoger beroep

ACM heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 12 april 2018 (ECLI:NL:RBROT:2018:2787; de aangevallen uitspraak).

[naam 3] heeft voorwaardelijk incidenteel hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

Partijen hebben een reactie op elkaars hogerberoepschriften ingediend.

Ten aanzien van een aantal stukken die ACM verplicht is over te leggen heeft zij medegedeeld dat uitsluitend het College daarvan kennis zal mogen nemen. Bij beslissing van 27 augustus 2019 heeft het College de gevraagde beperking van de kennisneming gerechtvaardigd geacht. De andere partij heeft het College toestemming verleend om mede op grondslag van die stukken uitspraak te doen.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 december 2019. ACM en [naam 3] hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Aan de zijde van [naam 3] is tevens verschenen B. Dessens, econoom bij E.CA Economics. [naam 3] heeft ter zitting als getuigen meegebracht [naam 4] , [naam 5] en [naam 6]

Bij beslissing van 28 april 2020 (ECLI:NL:CBB:2020:306; de heropeningsbeslissing) heeft het College het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heropend.

In vervolg op de heropeningsbeslissing heeft [naam 3] in een schriftelijke zienswijze van 26 mei 2020 aangegeven welke beroepsgronden resteren. ACM heeft hierop op 22 juni 2020 schriftelijk gereageerd.

Het nadere onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2020. ACM heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigden. [naam 3] heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde en diens kantoorgenoot mr. W. Jans. Aan de zijde van [naam 3] is tevens verschenen [naam 7] . Ook zijn verschenen de door [naam 3] aangekondigde getuigen [naam 4] , [naam 5] en [naam 6] , die ter zitting zijn gehoord.

Grondslag van het geschil

1.1

Voor een uitgebreide weergave van het verloop van de procedure, het wettelijk kader en de in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden, voor zover niet bestreden, wordt verwezen naar de aangevallen uitspraak. Het College volstaat met het volgende.

1.2

Bij besluit van 22 december 2015 (het primaire besluit) heeft ACM aan [naam 3] (voorheen [naam 12] B.V.; [naam 12] ) een boete opgelegd wegens overtreding van artikel 6 van de Mededingingswet (Mw) en/of artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). Volgens ACM hebben [naam 3] en de onderneming [naam 13] ( [naam 13] ) in de periode van 31 juli 2006 tot en met 16 november 2009 contact gehad over tarieven en offertes en hebben zij andere concurrentiegevoelige informatie uitgewisseld op het gebied van opslag en verwerking van vruchtensappen en -concentraten in koel- en/of vrieshuizen in de Betuwe. ACM merkt de gedragingen tezamen aan als een enkele voortdurende overtreding. De gedragingen waren naar het oordeel van ACM concreet geschikt om te leiden tot een beperking van de mededinging en de gedragingen strekten ertoe de mededinging te beperken. ACM heeft [naam 3] een boete opgelegd van € 694.000,-, waarbij ACM [naam 1] B.V. hoofdelijk aansprakelijk heeft gesteld voor de gehele boete en [naam 2] B.V. naar rato van de aan haar toegerekende periode van overtreding voor een bedrag van € 201.000,-.

1.3

Bij besluit van 15 december 2016 (het bestreden besluit), waartegen het beroep bij de rechtbank was gericht, heeft ACM de bezwaren van [naam 3] ongegrond verklaard.

Uitspraak van de rechtbank

2. De rechtbank heeft het beroep van [naam 3] gegrond verklaard. De rechtbank is – samengevat – van oordeel dat er aanwijzingen zijn die twijfel oproepen over de juistheid van de door ACM gemaakte geografische afbakening van de markt. Naar het oordeel van de rechtbank kon ACM niet zonder nader onderzoek, bijvoorbeeld bij buitenlandse klanten van [naam 3] of bij in Duitsland of België gevestigde aanbieders, concluderen dat sprake is van een nationale markt. Het bestreden besluit is volgens de rechtbank op dit punt in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Verder is de rechtbank van oordeel dat de verweten gedragingen tot op grote hoogte ook zouden kunnen hebben plaatsgevonden met het oog op de beoogde samenwerking tussen [naam 13] en [naam 12] en/of overname van [naam 12] door [naam 13] . Gelet hierop, en gelet op het beperkte aantal gedragingen waarvoor ACM bewijs heeft aangedragen, is de rechtbank van oordeel dat hiermee niet is aangetoond dat de handelingen wegens hun gemeenschappelijk doel deel uitmaken van een totaalplan. Nu ACM [naam 3] een overtreding van het kartelverbod verwijt, bestaand uit een enkele voortdurende overtreding, is het bestreden besluit volgens de rechtbank op dit punt eveneens onvoldoende gemotiveerd en dus genomen in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd, het primaire besluit herroepen en bepaald dat de uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.

Beoordeling van het geschil in hoger beroep

Beslissing