Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-03-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2609, 18/00744

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 27-03-2019, ECLI:NL:GHARL:2019:2609, 18/00744

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
27 maart 2019
Datum publicatie
29 maart 2019
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2019:2609
Formele relaties
Zaaknummer
18/00744

Inhoudsindicatie

Kind is niet ingeschreven op hetzelfde woonadres als vader. Omgangsregeling waarbij kind per twee weken zes dagen bij vader verblijft leidt niet tot inkomensafhankelijke combinatiekorting voor vader.

Uitspraak

locatie Leeuwarden

nummer 18/00744

uitspraakdatum: 27 maart 2019

Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Amsterdam (hierna: de Inspecteur)

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 juli 2018, nummer LEE 18/477, in het geding tussen de Inspecteur en

[X] te [Z] (hierna: belanghebbende)

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

Aan belanghebbende is voor het jaar 2015 een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd. Bij beschikking is belastingrente berekend.

1.2.

De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.

1.3.

Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraken van de Inspecteur vernietigd en de aanslag en de belastingrente verminderd.

1.4.

De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Belanghebbende heeft verweer gevoerd.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 februari 2019. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2 Vaststaande feiten

2.1.

Belanghebbende en zijn ex-partner hebben twee kinderen. De dochter is geboren [in] 2005 en is ingeschreven op het woonadres van haar moeder. De zoon was begin 2015 ouder dan 12 jaar.

2.2.

Tussen de ex-partners is een ouderschapsplan opgesteld, op basis waarvan onder meer een omgangsregeling voor de dochter is overeengekomen. De dochter heeft in het jaar 2015 overeenkomstig het volgende tweewekelijkse schema afwisselend bij belanghebbende en bij haar moeder verbleven. De aanduiding 'wissel' staat in het schema voor wisseldag en houdt in dat de dochter op de wisseldag 's ochtends nog bij de ene ouder thuis is, maar in de loop van de dag bij de andere ouder thuis gaat verblijven en daar ook de nacht doorbrengt. Laatstbedoelde ouder is vermeld onder 'verblijf'.

dag

verblijf

1

maandag

wissel

vader

2

dinsdag

vader

3

woensdag

wissel

moeder

4

donderdag

moeder

5

vrijdag

wissel

vader

6

zaterdag

vader

7

zondag

vader

8

maandag

vader

9

dinsdag

wissel

moeder

10

woensdag

moeder

11

donderdag

moeder

12

vrijdag

moeder

13

zaterdag

moeder

14

zondag

moeder

2.3.

De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2015 de door belanghebbende gevraagde inkomensafhankelijke combinatiekorting niet verleend.

2.4.

Bij de regeling van belanghebbendes aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2014 was de inkomensafhankelijke combinatiekorting toegepast.

2.5.

Bij de regeling van belanghebbendes aanslag in de IB/PVV voor het jaar 2016, die na de uitspraak van de Rechtbank in de onderhavige zaak plaatsvond, heeft belanghebbende contact gehad met een medewerkster van de Inspecteur, mevrouw [A] , die van plan was van de aangifte af te wijken. Op haar vraag of de omgangsregeling in 2016 ten opzichte van 2015 was gewijzigd, heeft belanghebbende mevrouw [A] geantwoord dat dat niet het geval was. Nadat belanghebbende haar op haar verzoek de uitspraak van de Rechtbank had gestuurd, heeft mevrouw [A] de definitieve aanslag voor 2016 geregeld, waarbij de inkomensafhankelijke combinatiekorting is toegepast.

2.6.

Op de website van de Belastingdienst is gepubliceerd dat recht bestaat op de inkomensafhankelijke combinatiekorting indien het kind doorgaans ten minste drie hele dagen per week in elk van de huishoudens verblijft, dat met drie hele dagen drie keer 24 uur per week wordt bedoeld, en dat aan deze eis wordt voldaan als het kind om de week bij de ene en de andere ouder verblijft.

3 Geschil

3.1.

In geschil is of belanghebbende voor het jaar 2015 recht heeft op toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting, welke vraag door belanghebbende bevestigend en door de Inspecteur ontkennend wordt beantwoord.

3.2.

De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat voor de toepassing van de inkomensafhankelijke combinatiekorting onder meer vereist is dat het kind doorgaans 3 dagen in de week verblijft bij de ouder bij wie het niet is ingeschreven, en dat die situatie zich in het geval van belanghebbende niet voordoet. Uit het verblijfsschema valt geen voor elke week geldende vaste aaneengesloten periode van 7 dagen te herleiden waarin belanghebbendes dochter in totaal ten minste 3 x 24 uur bij belanghebbende verblijft, ook niet als de wisseldagen steeds voor 12 uur aan dat verblijf worden toegerekend.

3.3.

Belanghebbende stelt dat uit het verblijfsschema volgt dat zijn dochter over een periode van twee weken steeds zes dagen bij hem verblijft, hetgeen op hetzelfde neerkomt als drie dagen per week.

4 Beoordeling van het geschil

5 Griffierecht en proceskosten

6 Beslissing