Home

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9674, 200.247.491

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 24-11-2020, ECLI:NL:GHARL:2020:9674, 200.247.491

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Datum uitspraak
24 november 2020
Datum publicatie
26 november 2020
ECLI
ECLI:NL:GHARL:2020:9674
Zaaknummer
200.247.491

Inhoudsindicatie

Wijziging van een pensioenregeling, waarbij er werd gestreefd naar de opbouw van een kapitaal op basis waarvan pensioenuitkeringen konden worden aangekocht vergelijkbaar met een eindloonregeling, in een beschikbare premieregeling.

Appellanten hebben geen recht op voortzetting van deze voorheen voor hen geldende streefregeling, door middel van storting van koopsommen, waardoor zij in de positie worden gebracht alsof die streefregeling was voortgezet.

Dit betekent echter niet dat geïntimeerde zonder meer mocht overgaan in het wijzigen van de streefregeling naar een beschikbare premieregeling en daarmee eenzijdig het aan een beschikbare premieregeling inherente beleggingsrisico bij appellanten mocht neerleggen. Indien en voor zover appellanten als gevolg van die wijziging in een nadeliger positie zijn gekomen, wordt geïntimeerde veroordeeld tot betaling van een bedrag ter compensatie van dat nadeel.

Uitspraak

locatie Arnhem

afdeling civiel recht, handel

zaaknummer gerechtshof 200.247.491

(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 5316439 UC EXPL 12-1207 ip/1198)

arrest van 24 november 2020

in de zaak van

[appellant1] ,

laatstelijk wonende te [A] ,

[appellant2] ,

wonende te [A] ,[appellant3],wonende te [B] ,

[appellant4] ,

wonende te [B] ,

appellanten,

in eerste aanleg: eisers,

hierna: gezamenlijk [appellanten] c.s. en afzonderlijk [appellant1] , [appellant2] , [appellant3] , respectievelijk [appellant4] ,

advocaat: mr. B.F.M. Evers,

tegen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheidNucletron B.V.,

gevestigd te Veenendaal,

geïntimeerde,

in eerste aanleg: gedaagde,

hierna: Nucletron,

advocaat: mr. C.P.R.M. Dekker.

1 Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 12 juli 2017 en 9 mei 2018 die de kantonrechter (rechtbank Midden-Nederland, sector kanton, locatie Utrecht) heeft gewezen.

2 Het geding in hoger beroep

2.1

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding in hoger beroep van 3 augustus 2018,

- de memorie van grieven, tevens houdende wijziging van eis, met producties,

- de memorie van antwoord,

- de pleidooien overeenkomstig de pleitnotities.

2.2

Na afloop van de pleidooien heeft het hof arrest bepaald.

2.3

[appellanten] c.s. vorderen in hoger beroep, na wijziging van eis, samengevat:

  1. te verklaren voor recht dat Nucletron niet gerechtigd was om tot wijziging van de pensioenregeling in 2004 (en de overdracht naar een andere uitvoerder in 2014) over te gaan zonder instemming van [appellanten] c.s.;

  2. te verklaren voor recht dat [appellanten] c.s. recht hebben op voortzetting van de aan hen gedane pensioentoezegging in de vorm van een kapitaalovereenkomst, waarvan de hoogte van het kapitaal wordt aangepast aan de ontwikkelingen van het salaris, voorheen aangeduid als streefregeling, rekening houdend met noodzakelijke aanpassingen voortvloeiende uit gewijzigde wet- en regelgeving;

  3. te verklaren voor recht dat [appellant1] recht heeft op nakoming van de aan hem gedane excedent pensioentoezegging voor de periode 2006 – 2014, in die zin dat hij gebracht moet worden in de positie waarin hij had behoren te verkeren, als ware Nucletron de excedentregeling in de betreffende periode wél correct nagekomen;veroordeling van Nucletron om binnen twee weken na dit arrest:

  4. voor [appellant1] in het kader van de excedent pensioenregeling over te gaan tot betaling van een koopsom van € 14.442,05, te verhogen met de wettelijke rente vanaf 2006, te betalen aan Allianz, dan wel een nader door [appellant1] te bepalen verzekeraar;

primair:

5. voor [appellant1] en [appellant2] in het kader van de streefregeling bij een verzekeraar een zodanig aanvullende koopsom te storten, zoals door appellanten berekend in de door hen bij memorie van grieven overgelegde productie 40 onder schade 5;

6. voor [appellant3] en [appellant4] bij respectievelijk Delta Lloyd en Aegon dan wel een verzekeraar een zodanig aanvullende koopsom te storten, zoals berekend in de door hen bij memorie van grieven overgelegde productie 40 onder schade 5, zodat zij in de situatie worden gebracht als ware de oorspronkelijke toezegging doorgelopen;

subsidiair:

7. voor [appellant1] en [appellant2] bij een verzekeraar een zodanig aanvullende koopsom te storten, zoals door hen berekend in de bij memorie van grieven overgelegde productie 40 onder schade 4, dan wel 3, dan wel 2, dan wel 1, dan wel tot betaling over te gaan van een door het hof te (laten) bepalen koopsom;

8. voor [appellant3] en [appellant4] bij een verzekeraar een zodanig aanvullende koopsom te storten, zoals berekend in de bij memorie van grieven overgelegde productie 40 onder schade 3, dan wel schade 2, dan wel 1, dan wel tot betaling van een door het hof te (laten) bepalen koopsom;

meer subsidiair:

9. om voor [appellanten] c.s. bij de door hen geldende pensioenuitvoerders een koopsom te storten conform het door Nucletron gedane voorstel (productie 16 bij inleidende dagvaarding);

zowel primair als subsidiair als meer subsidiair:

10. Nucletron te veroordelen tot betaling van de door [appellanten] c.s. gemaakte kosten voor het laten opstellen van de berekeningen in eerste aanleg;

10. Nucletron te veroordelen tot betaling van de door [appellanten] c.s. gemaakte kosten voor het laten opstellen van de berekeningen, zoals opgenomen bij memorie van grieven;

10. Nucletron te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke (incasso)kosten, vermeerderd met rente;

10. Nucletron te veroordelen in de proceskosten van beide instanties.

3 De vaststaande feiten

3.1

Het hof gaat in hoger beroep uit van de hierna volgende feiten. Indien en voor zover tegen de vaststelling van de feiten door de kantonrechter in het vonnis van 12 juli 2017 grieven zijn gericht, is met de inhoud van die grieven bij de vermelding van de feiten rekening gehouden.

3.2

[appellanten] c.s. zijn op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst geweest van (de rechtsvoorganger van) Nucletron. Als onderdeel van hun arbeidsovereenkomst is aan hen een pensioentoezegging gedaan.

3.3

Nucletron bestond in 1979 uit twee ondernemingen: Engineering B.V. en Trading B.V. Er gold destijds een verplichte aansluiting bij het Pensioenfonds voor Metaal en Techniek (hierna: PMT) voor Engineering. Voor [appellant1] , [appellant2] en [appellant3] werd op grond daarvan op grond van een zogenaamde eindloonregeling pensioen opgebouwd bij PMT. Voor de werknemers van Trading B.V. zijn destijds C-polissen afgesloten bij verzekeringsmaatschappij Aegon.

3.4

In 1988 heeft een structuurwijziging plaatsgevonden binnen de organisatie van Nucletron. De pensioenen van een aantal ondernemingen binnen de organisatie vielen daardoor niet langer onder PMT. De pensioenen van de betrokken werknemers werden vanaf dat moment bij Aegon ondergebracht. Dit gebeurde door middel van C-polissen; de aanspraak op pensioen werd gefinancierd door een kapitaalverzekering. Deze regeling wordt in de processtukken aangeduid als streefregeling, waarbij er werd gestreefd naar de opbouw van een kapitaal op basis waarvan pensioenuitkeringen konden worden aangekocht vergelijkbaar met een eindloonregeling.

3.5

In 1994 heeft een overgang van de onderneming van Nucletron plaatsgevonden en is Nucletron een business unit geworden van Delft Instruments Nederland N.V.

Sinds (in ieder geval) l januari 1993 had Delft Instruments Nederland N.V. de pensioenregeling voor haar werknemers - met uitzondering van het verplichte bedrijfstakpensioen bij (de rechtsvoorganger van) het Pensioenfonds van de Metalektro

(PME) - ondergebracht bij verzekeraar Delta Lloyd.

3.6

In een door Nucletron overgelegd pensioenreglement, waarin als werkgevers zijn aangeduid Nucletron Holding B.V. of Nucletron Research B.V. of Nucletron Trading B.V. of Nucletron International B.V., (productie l bij conclusie van antwoord) is onder meer het volgende opgenomen.

Artikel 3. Pensioenaanspraken

  1. De deelnemer heeft aanspraak op: - levenslang ouderdomspensioen voor zichzelf; - levenslang partnerpensioen voor zijn partner; - wezenpensioen voor zijn pensioengerechtigde kinderen.

  2. De aanspraken worden door de deelnemer, daartoe door de werkgever in staat gesteld, verzekerd op kapitaalbasis en worden van kracht, zodra de betrokken verzekering c.q. de verhoging van de verzekering door de verzekeraar is aanvaard. (... )

  3. Het te zijner tijd tot uitkering komende kapitaal zal worden aangewend voor aankoop van pensioenen, zoals hierna is aangegeven. Bij het vaststellen van de kapitaalsuitkeringen wordt uitgegaan van de huidige koopsomtarieven voor lijfrenten, zo deze van kracht zijn bij een gemiddeld reëel rendement op nederlandse staatsleningen van 6%. Indien de verzekeraar op grond van zijn tarieven, winstuitkeringen en voorwaarden hogere/lagere pensioenbedragen dan de hierna omschreven pensioenen zal uitkeren, zal de deelnemer, zijn partner en zijn kinderen beneden de leeftijd van 18 jaar recht hebben op die hogere/lagere pensioenen.

(…)

Artikel 5 Levenslang ouderdomspensioen

(…)

2. Het jaarlijks levenslange ouderdomspensioen is gelijk aan 1,75% van het laatst voor de 60ste verjaardag van de deelnemer vastgestelde pensioengrondslag, vermenigvuldigd met het aantal jaren, gelegen tussen de aanvangsdatum van het dienstverband en de pensioendatum.In geval van verhoging of verlaging van de pensioenleeftijd op of na de 60ste verjaardag wordt het ouderdomspensioen verhoogd of verlaagd met 1,75 % van de verhoging of de verlaging, vermenigvuldigd met het aantal jaren, gelegen tussen de datum van wijziging van de pensioengrondslag en de pensioendatum.

3. (…)

5. Op het op grond van de voorgaande leden vastgestelde ouderdomspensioen wordt

het ouderdomspensioen, dat krachtens het reglement van de Stichting Bedrijfspensioen voor de Metaalnijverheid tijdens het dienstverband met Nucletron Engineering B.V. te Veenendaal is opgebouwd, in mindering gebracht.

Artikel 10. Winstuitkering

Op de pensioendatum zal bij in leven zijn van de deelnemer en zijn/haar partner het ouderdomspensioen naar rato worden verhoogd uit de dan beschikbaar komende winstuitkering.( ... )

Artikel 11. Kosten

De kosten van de pensioenregeling zijn voor rekening van de werkgever.

Artikel 18 Slotbepaling

Bij de inwerkingtreding van dit pensioenreglement zijn alle voordien door de werkgever gedane pensioentoezeggingen vervangen door aanspraken krachtens dit pensioenreglement. Dit pensioenreglement is per 1 oktober 1994 in werking getreden.”

3.7

In 1996 heeft Nucletron aan [appellanten] c.s. de mogelijkheid geboden de pensioenregeling met ingang van 1997 te laten uitvoeren door middel van een C-polis bij Delta Lloyd. [appellant3] heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt, de andere appellanten niet. De C-polis bij Delta Loyd streefde naar de opbouw van een kapitaal op basis waarvan pensioenuitkeringen konden worden aangekocht vergelijkbaar met de zogenoemde gematigde eindloonregeling die in het onder 3.6 vermelde pensioenreglement was opgenomen, waarbij vanaf 60-jarige leeftijd een opbouw plaatsvond op basis van middelloon.

3.8

Op 1 januari 2000 is in artikel 9a van de toen geldende Pensioen- en Spaarfondsenwet (hierna: PSW) het verbod op uitstelfinanciering opgenomen.

3.9

Met ingang van 1 januari 2004 wijzigden de fiscale wetgeving (het zogenoemde Witteveen-kader) en de voorschriften die de Pensioen- en Verzekeringskamer aan pensioenverzekeraars stelde.

3.10

Met een memo van 8 september 2004 (productie 10 bij inleidende dagvaarding) heeft de bestuurder van Nucletron aan de ondernemingsraad instemming gevraagd voor de wijziging van de kapitaalpolissen van alle medewerkers die niet vallen onder de verplichte pensioenregeling van PME. Onderdeel van het voorgenomen besluit was de wijziging van de streefregeling in een beschikbare premieregeling. Aan het besluit lag ook de wens van Nucletron ten grondslag om de pensioenregelingen in verschillende onderdelen van haar bedrijf te moderniseren en harmoniseren. In november/december 2004 heeft de ondernemingsraad de benodigde instemming verleend.

3.11

Eind 2004 heeft Nucletron de pensioenregeling voor [appellanten] c.s. met terugwerkende kracht tot 1 januari 2004 gewijzigd in een beschikbare premieregeling. Zij heeft voor de uitvoering van die regeling een uitvoeringsovereenkomst gesloten met Delta Lloyd op grond waarvan een fiscaal maximaal beschikbare premieregeling is verzekerd. Het op grond van die uitvoeringsovereenkomst van toepassing geworden pensioenreglement is overgelegd als productie 8 bij inleidende dagvaarding. Deelnemers in de regeling zijn op grond van artikel 2 lid l van dat reglement de werknemers die voor 1 januari 2004 in dienst zijn getreden bij Nucletron en die niet deelnemen aan de basispensioenregeling van PME. De individuele C­polissen zijn op verzoek van Nucletron door Aegon of Delta Lloyd met ingang van 1 januari 2004 premievrij gemaakt.

3.12

Nucletron heeft niet aan [appellanten] c.s. om individuele instemming gevraagd met de wijziging van de pensioenregeling van een streefregeling naar een beschikbare premieregeling. Zij heeft hen ook niet gevraagd of zij instemden met het premievrij maken van de individuele C-polis. Die instemming heeft Nucletron ook niet op andere wijze van [appellanten] c.s. verkregen.

3.13

Per 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden en is de uitzondering op de onderbrengingsplicht van artikel 2 lid 4 onder C van de PSW vervallen. Op grond van artikel 18 van de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet hoeven lopende C-polissen waarin nog pensioen wordt opgebouwd niet te worden omgezet in een polis waarbij de werkgever de verzekeringnemer is.

3.14

In 2010 heeft de ondernemingsraad op verzoek van ongeveer 20 werknemers

(onder wie [appellanten] c.s.) het initiatief genomen om de gevolgen van de wijziging van de pensioenregeling van een streefregeling met individuele polissen naar een beschikbare premieregeling bij Delta Lloyd te laten onderzoeken. De ondernemingsraad heeft op kosten van Nucletron twee deskundigen geraadpleegd.

3.15

Op 29 april 2013 heeft Adviesbureau Mandema & Partners (hierna: Mandema & Partners) in opdracht van Nucletron een rapport uitgebracht over de schade die negentien personen, onder wie [appellanten] c.s., mogelijk lijden door de eenzijdige wijziging van de pensioenregeling in 2004 (productie 16 bij inleidende dagvaarding). Bij de berekening is op verzoek van Nucletron uitgegaan van de werkelijke hoogte van de salarissen. Daarvan uitgaande is de mogelijke schade berekend volgens drie scenario's, waarbij de doelkapitalen bij voortzetting van de oude streefregeling zijn vergeleken met de te verwachten kapitalen in de beschikbare premieregeling op basis van de werkelijke rendementen in de beschikbare premieregeling in de periode 2004-2012 en toekomstige (fictieve) rendementen van 2%, 3%, respectievelijk 4%.

Achter dit rapport bevindt zich een memo van [C] van Hay Group, gericht aan [D] , [E] en de Pensioencommissie van Nucletron d.d. 27 juni 2014. In dit memo is beschreven dat het redelijk lijkt de werknemers die niet hebben ingestemd met de overgang van een pensioenregeling bij Aegon naar een pensioenregeling bij Delta Lloyd [onder wie [appellanten] c.s., hof] een compensatievoorstel te doen, omdat niet het geëigende pad is gevolgd.

In een daarop volgend schrijven van [E] , HR Director van Nucletron, is vermeld dat een compensatieregeling wordt voorgesteld waarbij, uitgaande van een verwacht toekomstig rendement van 3%, deelnemers worden gecompenseerd die er in de nieuwe regeling op achteruit zijn gegaan. In dit schrijven is verder vermeld dat daarnaast een compensatie wordt voorgesteld voor de vier deelnemers die ooit pensioen opbouwden bij PMT, omdat zij, indien zij waren blijven participeren in de PMT regeling, naar verwachting ook (deels) hadden geprofiteerd van de VUT/prepensioenregeling die nadien bij PMT is geïntroduceerd.

3.16

Per l januari 2014 heeft Nucletron de uitvoering van de beschikbare premieregeling opgedragen aan BeFrank, de premiepensioeninstelling van Delta Lloyd.

4 Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

5 De motivering van de beslissing in hoger beroep

6 De slotsom

7 De beslissing