Home

Rechtbank Amsterdam, 14-10-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6158, C/13/706436 / KG ZA 21-718

Rechtbank Amsterdam, 14-10-2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:6158, C/13/706436 / KG ZA 21-718

Gegevens

Instantie
Rechtbank Amsterdam
Datum uitspraak
14 oktober 2021
Datum publicatie
12 november 2021
ECLI
ECLI:NL:RBAMS:2021:6158
Zaaknummer
C/13/706436 / KG ZA 21-718

Inhoudsindicatie

ontruiming sociale huurwoning wegens overlast. toegewezen als ordemaatregel. Buren beschuldigen elkaar over enweer van overlast en geweld. strafzaak tegen gedaagde loopt nog.

Uitspraak

vonnis

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel

zaaknummer / rolnummer: C/13/706436 / KG ZA 21-718 HH/MAH

Vonnis in kort geding van 14 oktober 2021

in de zaak van

de stichting

WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,

gevestigd te Amsterdam,

eiseres bij dagvaarding van 27 augustus 2021,

advocaat mr. M.G. Blokziel te Almere ,

tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,

gedaagde,

advocaat mr. R.J. Ouderdorp te Amsterdam.

Partijen zullen hierna Eigen Haard en [gedaagde] worden genoemd.

1 De procedure

1.1.

Bij de zitting van 30 september 2021 waren aanwezig:

- aan de zijde van Eigen Haard: [naam 1] (medewerker Zorg en Overlast) met mr. Blokziel; tevens waren aanwezig: [naam 2] en [naam 3] (bewoners van nummer [huisnummer 1] ), [naam 4] (overbuurman), [naam 5] (bewoner van [huisnummer 2] ) en zijn moeder en vader,

- [gedaagde] met mr. Ouderdorp; tevens waren aanwezig: [naam 6] (zoon) en [naam 7] (zus).

1.2.

Op de zitting heeft Eigen Haard de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties ingediend en [gedaagde] ook een pleitnota.

1.3.

Ten slotte is vonnis bepaald op vandaag.

2 De feiten

2.1.

Sinds 14 oktober 2008 verhuurt Eigen Haard aan [gedaagde] de sociale huurwoning aan de [adres] .

2.2.

Van de huurovereenkomst maken deel uit de Algemene Voorwaarden Woonruimte 2003 (AV) van Eigen Haard. Artikel 10.3 AV bepaalt dat de huurder ervoor zal zorg dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt.

2.3.

Op 3 november 2020 heeft [gedaagde] een melding van overlast door de bovenbuurman gedaan bij het Meldpunt Zorg en Woonoverlast (MZWO) van de gemeente. Een medewerker van MZWO heeft [gedaagde] daarover gebeld en heeft in het dossier vermeld: “dat hij dag en nacht geluidsoverlast ervaart. Er zouden meerdere mensen bij de buurman over de vloer komen. Volgens melder lijkt het alsof de buurman bijna dagelijks aan het verhuizen is omdat het klinkt alsof hij met voorwerpen schuift. Melder geeft aan zich ervan bewust te zijn dat het gehorige woningen zijn en is daarom juist van mening dat men rekening met elkaar moet houden. Melder heeft de buurman twee keer aangesproken, maar dat zou niet geholpen hebben. Melder heeft eerder ook de politie gebeld om de geluidsoverlast te melden.”

De medewerker van MZWO heeft tegen [gedaagde] gezegd dat hij een en ander eerst bij Eigen Haard moet melden.

2.4.

Bij e-mail van 15 december 2020 heeft MZWO aan [gedaagde] geschreven het advies van Eigen Haard, om een bemiddelingsgesprek via Beter Buren aan te gaan, te onderschrijven. Het contact met Beter Buren is niet tot stand gekomen.

2.5.

Op 16 december 2020 heeft Eigen Haard een overlastmelding van de huurder van [huisnummer 2] , [naam 5] , ontvangen waarin deze, samengevat, het volgende verklaart. [gedaagde] heeft op 22 maart, 29 mei, 28 oktober en 4 december 2020 tegen de voordeur van [naam 5] getrapt en gebonsd en tegen [naam 5] geschreeuwd en gescholden. [naam 5] draait muziek en zingt ook wel eens mee, maar nooit na 22:00 uur. Verder heeft [naam 5] sinds medio 2020 twee jonge katten die wel eens rennen of iets omgooien. Volgens [naam 5] ervaart [gedaagde] echter het minste of geringste als geluidsoverlast en begint zich dan te misdragen. Bij het incident op 4 december 2020 is de politie ter plekke geweest na te zijn gebeld door de bovenburen en [naam 5] . [naam 5] heeft aangifte gedaan.

2.6.

Een medewerker van Eigen Haard, [naam 1] , en de wijkagent zijn op 26 februari 2021 op huisbezoek geweest bij zowel [naam 5] als [gedaagde] en hebben met hen afzonderlijk gesproken. Daarop heeft [naam 1] dezelfde dag aan [gedaagde] geschreven: “Op 26 februari 2021 ben ik bij u op huisbezoek geweest. Dit naar aanleiding van meldingen en incidenten met uw bovenbuurman

Om overlast in de toekomst te voorkomen hebben wij de volgende afspraken gemaakt:

Afspraken

- U belt eerst netjes aan via de intercom om de overlast bespreekbaar te maken

- Tijdens contact met buren, draagt u zorg voor gepaste omgangsvormen (respect naar elkaar)

- U laat uw buurman met rust

Afspraken niet nakomen

Ook de buren breng ik op de hoogte van deze afspraken. Ik ga ervan uit dat u zich aan bovengenoemde afspraken houdt en dat de overlast daarmee is beëindigd. Houdt u zich niet aan deze afspraken dan zullen wij passende maatregelen treffen.

(…)”

2.7.

Bij brief van dezelfde dag heeft [naam 1] de met [gedaagde] gemaakte afspraken aan [naam 5] doorgegeven.

2.8.

Op 14 augustus 2021 heeft er een vechtpartij tussen [gedaagde] en [naam 5] plaatsgevonden in en bij het portiek van [locatie] , waarbij zij samen van de portiektrap op straat zijn gevallen. Beiden zijn gewond geraakt. De politie is gearriveerd en heeft [gedaagde] aangehouden op verdenking van poging tot doodslag dan wel zware mishandeling, waarna hij per ambulance naar het ziekenhuis is vervoerd. De agenten hebben [naam 5] meegenomen naar het politiebureau, waar hij aangifte heeft gedaan. Omdat hij toen niet lekker werd, is ook hij naar het ziekenhuis gegaan.

In het proces-verbaal van bevindingen van de politie van die dag staat onder meer nog:

- dat verschillende getuigen en omstanders verklaarden dat [naam 5] zou zijn aangevallen door [gedaagde] , dat [gedaagde] niet goed bij zijn hoofd zou zijn en regelmatig voor problemen zorgde in de wijk,

- dat verschillende getuigen verklaarden dat [gedaagde] [naam 5] met een hamer zou hebben geslagen,

- dat de getuigenverklaringen zijn opgenomen.

2.9.

Op 15 augustus 2021 heeft de politie [gedaagde] verhoord. Blijkens het proces-verbaal heeft hij – samengevat – verklaard dat hij zelf slachtoffer is, dat hij nooit problemen had totdat [naam 5] in het portiek kwam wonen, dat [naam 5] overlast veroorzaakt en dat [gedaagde] daar al eerder over heeft geklaagd, dat [gedaagde] op 14 augustus 2021 handelde uit zelfverdediging en dat de buren tegen hem samenspannen.

2.10.

De bovenbuurvrouw van 3-hoog, [naam 2] , heeft per e-mail van 16 augustus 2021 aan Eigen Haard over het gebeuren op 14 augustus 2021 verklaard:“Toen ik buiten op de trap afliep (…) kwam ik daar de buurman tegen van 2 hoog. Hij was met 2 kennissen en we raakte kort aan de praat. (…)

[Toen] kwam de buurmans van 1 hoog naar buiten met zijn jas aan. Terwijl hij zijn voordeur op slot draaide schreeuwde hij; JULLIE STOREN MIJ. Hij herhaalde dit nog 2 keer.

(…)

Mijn buurjongen ( [naam 5] ) (…) keek mij aan omdat we in gesprek waren. [naam 5] sprak of keek de buurman niet aan.

De buurman van 1 hoog benaderd [naam 5] van achter met een plastic zak en slaat hem met een boog 2x in het gedicht met de plastic zak.

Er blijkt een hamer in de plastic zak te zitten.

De twee heren vallen ongeveer 7/9 treden hard naar beneden en er vind een worsteling plaats.

Ze belanden van de stoep af op de parkeerstrook.

Omstanders halen de twee heren uit elkaar.

Ik heb op het moment dat hij de klap met de hamer uitdeelde direct 112 gebeld en om hulp geroepen.”

[naam 3] doet verder verslag van eerdere incidenten met gedaagde. De situatie acht zij nu dusdanig geëscaleerd, dat zij vreest voor de veiligheid van haar gezin. Zij moet langs de voordeur van [gedaagde] om naar haar eigen woning te gaan. Ook heeft hij een sleutel van haar portiekdeur, omdat hij een berging heeft op de 4e etage. Zij stelt nu in angst te leven in haar eigen woning.

2.11.

Op 17 augustus 2021 heeft de rechter-commissaris de voorlopige hechtenis van [gedaagde] geschorst, waarbij als voorwaarden onder meer zijn gesteld:

- [gedaagde] verblijft bij zijn zoon in [plaats]

- [gedaagde] mag geen contact opnemen met [naam 5] of [naam 2]

- [gedaagde] mag zich niet bevinden in zijn woning of in de onmiddellijke nabijheid daarvan.

2.12.

Bij brief van 18 augustus 2021 heeft Eigen Haard aan [gedaagde] geschreven dat zij het incident van 14 augustus 2021 als ernstig beschouwt en dat zij [gedaagde] sommeert om de huur op te zeggen omdat hij zich niet als een goed huurder heeft gedragen. Als gronden noemt Eigen Haard verder het incident van december 2020 en het feit dat [gedaagde] zich niet aan de vervolgens gemaakte afspraken heeft gehouden.

2.13.

Bij e-mail van 30 augustus 2021 heeft de advocaat van [gedaagde] aan Eigen Haard geschreven:

“Client is het met u eens dat er sprake is van een ernstig incident, maar die ernst is niet alleen aanwezig aan de zijde van client. (…)

Hij heeft er geen vertrouwen meer in dat hij in zijn woning rustig kan blijven wonen. Client is op leeftijd en heeft in het geheel geen behoefte aan confrontaties met omwonenden. Hij verblijft nu bij zijn zoon.

(…)

Hij stelt dan ook voor dat er in overleg met Eigen Haard, danwel overleg tussen Eigen Haard en andere woningbouwverenigingen, bezien wordt of hij binnen afzienbare termijn elders kan gaan huren. (…)

Mede om toekomstige problemen (...) te voorkomen, wil client bij voorkeur niet in de navolgende regio’s gaan huren:

Bijlmer/Geuzenveld/Bos en Lommer/Mercator buurt/Amsterdam Oost/Geuzenveld/Baarsjes/IJburg. Hij is ook bereid om richting Diemen, Weesp, Ouderkerk a/d Amstel, Oostzaan of Almere te verhuizen.

(…)”

2.14.

[gedaagde] heeft de huur niet opgezegd.

2.15.

De sociaal psychiatrisch verpleegkundige van de GGD heeft [gedaagde] , na een melding door MZWO, gesproken. Zij acht – zo blijkt uit een mailwisseling met de advocaat van [gedaagde] van 23 september 2021 – [gedaagde] niet verward, ziet niet dat hij anderszins psychische klachten heeft en acht niet aannemelijk dat hij vanuit achterdocht of een (andere) psychische oorzaak heeft gehandeld op 14 augustus 2021.

3 Het geschil

3.1.

Eigen Haard vordert, samengevat, ontruiming van de woning wegens ernstige overlast, met veroordeling van [gedaagde] in de proces- en nakosten, met wettelijke rente.

3.2.

[gedaagde] voert verweer.

3.3.

Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4 De beoordeling

5 De beslissing