Home

Rechtbank Den Haag, 11-04-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:9536, C/09/568815 / KG ZA 19-179

Rechtbank Den Haag, 11-04-2019, ECLI:NL:RBDHA:2019:9536, C/09/568815 / KG ZA 19-179

Gegevens

Instantie
Rechtbank Den Haag
Datum uitspraak
11 april 2019
Datum publicatie
18 september 2019
ECLI
ECLI:NL:RBDHA:2019:9536
Zaaknummer
C/09/568815 / KG ZA 19-179

Inhoudsindicatie

Vordering ex artikel 843a Rv bij gebreke van aannemelijk gemaakt civielrechtelijk belang bij gevraagde bescheiden afgewezen; sprake van fishing-expedition.

Uitspraak

Team handel - voorzieningenrechter

zaak- / rolnummer: C/09/568815 / KG ZA 19-179

Vonnis in kort geding van 11 april 2019

in de zaak van

OILCHART INTERNATIONAL N.V. te Antwerpen, België,

eiseres,

advocaat mr. L. Hoekstra te Heerenveen,

tegen:

DE STAAT DER NEDERLANDEN (Ministerie van Financiën) te Den Haag,

gedaagde,

advocaten mrs. C.M. Bergman en C.J. Wiltink te Den Haag.

Partijen worden hierna respectievelijk aangeduid als ‘Oilchart’ en ‘de Staat’.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 25 februari 2019, met producties;

- de brief van mr. Bergman van 26 maart 2019, met producties;

- de brief van mr. Hoekstra van 29 maart 2019, met producties;

- de op 2 april 2019 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd.

1.2.

Op 11 april 2019 is door middel van een verkort vonnis uitspraak gedaan. Het onderstaande vormt daarvan de uitwerking, die is vastgesteld op 25 april 2019.

2 De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.

2.1.

Oilchart handelt in olie en levert olie aan onder meer uitgaande zeeschepen. Oilchart vervoert de te leveren olie via tanklichters.

2.2.

De inspecteur van de Belastingdienst/Douane (hierna: ‘de inspecteur’) heeft naar aanleiding van door douaneambtenaren uitgevoerde controles op tanklichters van Oilchart diverse naheffingsaanslagen aan Oilchart opgelegd. Deze naheffingsaanslagen hielden verband met het feit dat volgens de inspecteur na bemonstering en onderzoek van de door de tanklichters vervoerde olie is gebleken dat deze olie geen gasolie maar stookolie betrof. De gasolie werd vervoerd onder een accijnsschorsingsregeling en de desbetreffende aanslagen zijn opgelegd in verband met het onttrekken van gasolie aan een accijnsschorsingsregeling. Oilchart heeft tegen deze naheffingsaanslagen bezwaar aangetekend. De inspecteur heeft deze naheffingsaanslagen bij uitspraken op bezwaar gehandhaafd. Oilchart heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld. De belastingkamer van rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft deze beroepen bij uitspraak van 30 november 2018 ongegrond verklaard. Oilchart heeft in twee van de drie zaken hoger beroep ingesteld en de inspecteur in de derde zaak. Deze procedures zijn thans aanhangig bij de Belastingkamer van het gerechtshof Den Bosch. Het gerechtshof Den Bosch heeft de termijn waarbinnen Oilchart haar beroepschrift kan aanvullen verlengd tot 16 april 2019.

2.3.

De inspecteur heeft naar aanleiding van een uitgevoerde controle van de door Oilchart met de tanklichters ‘Chris’ en ‘Volante’ vervoerde olie afgezien van het opleggen van een naheffingsaanslag. Daarbij is aan Oilchart medegedeeld dat de resultaten van het uitgevoerde laboratoriumonderzoek zich in een grijs gebied bevonden en dat er daarom onvoldoende aanleiding was om een naheffingsaanslag op te leggen.

2.4.

Oilchart heeft de inspecteur op 19 juli 2018 en 10 augustus 2018 verzocht om toezending van de resultaten van het monsteronderzoek en de laboratoriumuitslagen betreffende de met de tanklichter Chris vervoerde olie. De inspecteur heeft bij brief van 20 augustus 2018 aan Oilchart bericht dat hij bij gebreke van een voorgenomen beslissing dan wel een bezwarende maatregel aan dit verzoek niet tegemoet zal komen. Tegen deze brief heeft Oilchart op 24 augustus 2018 bezwaar gemaakt, welk bezwaar de inspecteur op 28 november 2018 niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat geen sprake is van een voor bezwaar vatbare beschikking. Oilchart heeft tegen deze uitspraak geen beroep ingesteld.

2.5.

Bij brief van 8 oktober 2018 heeft Oilchart de inspecteur verzocht om toezending van de resultaten van het monsteronderzoek en de laboratoriumuitslagen betreffende de met de tanklichter Volante vervoerde olie. De inspecteur heeft bij brief van 17 oktober 2018 aan Oilchart bericht dat hij bij gebreke van een voorgenomen beslissing dan wel een bezwarende maatregel aan dit verzoek niet tegemoet zal komen. Tegen deze brief heeft Oilchart op 25 oktober 2018 bezwaar gemaakt, welk bezwaar de inspecteur op 10 december 2018 kennelijk niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat geen sprake is van een voor bezwaar vatbare beschikking. Oilchart heeft tegen deze beslissing beroep ingesteld. Deze procedure is thans nog aanhangig.

2.6.

Bij e-mail van 13 februari 2019 heeft Oilchart de inspecteur met een beroep op artikel 843a Rv verzocht om afgifte van alle stukken betreffende de controle van de met de tanklichter Chris vervoerde olie, die hebben geleid tot het afzien van het opleggen van een naheffingsaanslag, inclusief de laboratoriumuitslagen, waaronder de SIMREP-uitslagen, en alle correspondentie ten aanzien van de interpretatie van die uitslagen. Oilchart heeft ter onderbouwing van dit verzoek gesteld dat bedoelde gegevens van belang zijn met het oog op de thans bij de het gerechtshof Den Bosch aanhangige fiscale procedures. De inspecteur heeft dit verzoek bij brief van 19 februari 2019 afgewezen. Daarbij heeft de inspecteur erop gewezen dat het verzoek door Oilchart is gedaan in het kader van een bestuursrechtelijke aangelegenheid, waarop de regels van het bestuursprocesrecht en niet die van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing zijn.

3 Het geschil

3.1.

Oilchart vordert – zakelijk weergegeven – een veroordeling van de Staat tot afgifte ex artikel 843a Rv van alle stukken betreffende de controle van de met de tanklichter Chris vervoerde olie, die ertoe hebben geleid dat de inspecteur van het opleggen van een naheffingsaanslag heeft afgezien, inclusief de laboratoriumuitslagen, waaronder de SIMREP-uitslagen, inclusief alle correspondentie met betrekking tot de interpretatie van die uitslagen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van de Staat in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.

3.2.

Daartoe voert Oilchart – samengevat – aan dat wordt voldaan aan de cumulatieve vereisten van artikel 843a Rv. Wat betreft het vereiste rechtmatig belang stelt Oilchart dat zij aan de hand van de laboratoriumuitslagen wil kunnen bepalen of de overwegingen die in het kader van de tanklichters Chris (en Volante) tot het afzien van het opleggen van een naheffingsaanslag hebben geleid, ook van toepassing zijn op de naheffingsaanslagen die centraal staan in de lopende fiscale procedures bij het gerechtshof Den Bosch. Het is volgens Oilchart, mede met het oog op de toekomst, voor haar van wezenlijk belang om te weten waarom de inspecteur in de ene zaak wel en in de andere zaak niet tot het opleggen van een naheffingsaanslag overgaat. Gelet op de termijn waarbinnen de gronden in hoger beroep dienen te worden aangevuld, is het spoedeisend belang bij het gevorderde naar de mening van Oilchart gegeven. Daarnaast is volgens Oilchart sprake van een rechtmatig belang, nu zij aan de hand van de gevraagde bescheiden wil kunnen vaststellen welke schade zij als gevolg van de handelswijze van de Staat lijdt en welke mogelijkheden haar ter beschikking staan om deze schade via een civielrechtelijke procedure te verhalen. Bedoelde schade bestaat volgens Oilchart uit de kosten van onnodig verrichte (administratieve) handelingen en gemaakte juridische kosten. Deze kosten lopen volgens haar steeds verder op, zodat ook in zoverre sprake is van een spoedeisend belang. Volgens Oilchart vloeit haar recht op inzage voort uit artikel 41 van het handvest van de Grondrechten van de Europese Unie (zoals bevestigd in het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 28 juni 2018 (ECLI:NL:GHAMS:2018:2601)) en uit artikel 7:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Door de Staat wordt aan het overleggen van de gevraagde bescheiden ten onrechte als voorwaarde gesteld dat sprake moet zijn van een voorgenomen beslissing dan wel een bezwarende maatregel. Daarnaast stelt Oilchart dat door haar zeer specifiek om de laboratoriumresultaten is verzocht, zodat is voldaan aan het vereiste dat het om bepaalde bescheiden moet gaan. Tevens hebben de gevraagde bescheiden volgens Oilchart betrekking op een rechtsbetrekking waarbij zij partij is. Nu geen sprake is van een gewichtige reden om overlegging van de gevraagde bescheiden te weigeren en deze bescheiden niet op een andere wijze kunnen worden verkregen, handelt de Staat volgens Oilchart onrechtmatig door de gevraagde bescheiden niet te verstrekken en ligt naar de mening van Oilchart haar vordering voor toewijzing gereed.

3.3.

De Staat voert verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4 De beoordeling van het geschil

5 De beslissing