Home

Rechtbank Gelderland, 10-03-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1130, 8728251

Rechtbank Gelderland, 10-03-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:1130, 8728251

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
10 maart 2021
Datum publicatie
17 maart 2021
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:1130
Zaaknummer
8728251

Inhoudsindicatie

Huur café. Ontbinding en ontruiming. Al eerder dan de corona-crisis huurachterstand. Beroep op huurprijsvermindering door onvoorziene omstandigheden afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Arnhem

zaakgegevens 8728251 \ CV EXPL 20-8050 \ 42693 \ 32268

uitspraak van

vonnis in verzet

in de zaak van

[eiser]

wonende te [woonplaats]

eisende partij in verzet

gemachtigde mr. J.A. van Ham

tegen

de stichting

[gedaagde]

gevestigd te [vestigingsplaats]

gedaagde partij in verzet

gemachtigde mr. A. Heijink

Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

In de zaak met zaaknummer 8728251 \ CV EXPL 20-8050 (hierna: de verzetzaak)

- het verstekvonnis van 1 juli 2020;

- de verzetdagvaarding van [eiser] van 14 augustus 2020;

- de conclusie van antwoord in oppositie, tevens houdende producties;

- de conclusie van repliek in verzet;

In de zaak met zaaknummer 8686169 \ CV EXPL 20-7339 (hierna: de ontruimingszaak)

- het tussenvonnis van 30 september 2020 met de daarin genoemde processtukken;

- de akte houdende producties, aanvulling feiten en gronden en uitlaten producties van de zijde van [gedaagde] ;

- brief van 24 december 2019 van de zijde van [gedaagde] met een eisvermeerdering en productie 10;

1.2.

Vervolgens heeft op 6 januari 2021 een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarbij beide zaken zijn behandeld. Ter zitting is besproken dat de beide zaken eigenlijk één en dezelfde zaak horen te zijn, maar dat het door processuele onvolkomenheden twee zaken zijn geworden. Partijen zijn het eens dat de twee zaken terug moeten worden gebracht tot één zaak. In dat verband heeft [gedaagde] op 3 februari 2021 een akte eiswijziging in de verzetzaak, tevens royering van de ontruimingszaak, genomen. Vervolgens heeft [eiser] een antwoordakte genomen.

1.3.

[eiser] heeft daarin inhoudelijk verweer op de eisvermeerdering gevoerd. Tegen de eisvermeerdering zelf of het royement is geen verweer gevoerd. Dit betekent dat de ontruimingszaak 8686169 \ CV EXPL 20-7339 wordt doorgehaald op grond van artikel 246 lid 1 Rv. Aan de orde is dus nog de vermeerderde eis van [gedaagde] en het verweer daartegen door [eiser] in de verzetzaak.

1.4.

Vonnis is nader bepaald op heden.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] verhuurt aan [eiser] de winkelruimte staande en gelegen aan [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde) tegen een maandelijkse huurprijs van laatstelijk € 1.250,00. [eiser] exploiteert een café in het verhuurde.

2.2.

In de overeenkomst overname huurcontract van 19 mei 2017 tussen [voormalig huurder] (voormalig huurder), [eiser] en [gedaagde] staat onder meer:

Welke nieuwe huurder [ [eiser] ] verklaart:

-alle rechten en verplichtingen van de ‘vertrekkende huurder’ over te nemen uit het voornoemde huurcontract, onder de opschortende voorwaarde dat partij B [ [eiser] ] alle benodigde vergunningen binnen 3 maanden verkrijgt.

2.3.

Vanaf 2018/2019 is er een huurachterstand ontstaan. Ook heeft [eiser] de huurpenningen lange tijd onregelmatig betaald. Zo zijn de huurpenningen van april 2019 in november 2019 betaald en de huurpenningen van september 2019 in september 2020.

2.4.

Per brief van de gemachtigde van [gedaagde] van 23 december 2019 is [eiser] gesommeerd om de huurachterstand van in totaal € 5.102,70 te voldoen.

2.5.

Op 15 maart 2020 heeft de overheid diverse maatregelen genomen vanwege de aanpak van het coronavirus. Eén van de maatregelen betrof het sluiten van alle horecagelegenheden vanaf zondag 15 maart 2020 tot en met 31 mei 2020.

2.6.

Ter zitting heeft [gedaagde] onderstaande overzicht overgelegd met betrekking tot de ‘Huurachterstand [eiser] ’.

3 De vordering en het verweer in conventie

3.1.

[gedaagde] vordert, na eiswijziging, uitvoerbaar bij voorraad:

1. te verklaren voor recht dat [eiser] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de tussen partijen bestaande overeenkomst, [eiser] aansprakelijk is voor de schade die verhuurder lijdt als gevolg van de ontbinding van de huurovereenkomst en [eiser] te veroordelen tot vergoeding van de schade die verhuurder lijdt, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;

2. voor zover de huurovereenkomst niet reeds ontbonden is uit hoofde van het tussen partijen gewezen vonnis van 1 juli 2020:

a. primair: de huurovereenkomst alsnog en op de kortst mogelijke termijn te ontbinden;

b. subsidiair: te verklaren voor recht dat de huurovereenkomst in ieder geval eindigt door opzegging met ingang van 1 september 2022;

3. [eiser] te veroordelen

a. om:

i. primair: uiterlijk binnen vijf dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis, althans

ii. subsidiair: in ieder geval en uiterlijk per datum van beëindiging van de huurovereenkomst,

het gehuurde, staande en gelegen aan de [adres] [plaats], kadastraal bekend gemeente [plaats], sectie [X], nummer [sectienummer], althans het gehuurde, te ontruimen en te verlaten, met al degenen die en al hetgeen dat zich daarin of daarop bevinden, respectievelijk bevindt, met afgifte van de sleutels, ter vrije beschikking van verhuurder te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden;

b. tot betaling aan verhuurder een bedrag van € 14.194,15 (inclusief € 11.870,00 wegens huurachterstand/gebruiksvergoeding tot en met januari 2021, inclusief € 1.026,28 wegens wettelijke handelsrente tot en met 6 januari 2021 en inclusief € 1.297,87 wegens buitengerechtelijke kosten) en het bedrag ter grote van € 11.870,-- te vermeerderen met

i. primair de wettelijke handelsrente, en

ii. subsidiair de wettelijke rente,

vanaf 7 januari 2021 tot de dag der algehele voldoening, althans [eiser] te veroordelen tot betaling van een bedrag zoals door uw rechtbank in goede justitie te bepalen;

c. tot betaling aan verhuurder van de verschuldigde huurpenningen, althans een gebruiksvergoeding, ter grote van € 1.250,00 per maand, te rekenen vanaf 1 februari 2021 tot aan het moment van ontruiming en te vermeerderen met de wettelijke handelsrente en subsidiair de wettelijke rente vanaf de vervaldatum van de huurtermijn, dan wel de 1e dag van de betreffende maand, tot de dag der algehele voldoening;

4. voor het geval [eiser] niet vrijwillig en volledig ontruimd binnen veertien dagen na het in deze te wijzen vonnis tot betaling aan verhuurder van een voorschot van € 1.500,00 op de kosten van de gerechtelijke ontruiming, welke kosten na de gerechtelijke ontruiming definitief worden vastgesteld, althans een bedrag als in goede justitie te bepalen;

5. [eiser] te veroordelen tot

a. betaling aan verhuurder van de proceskosten, alsmede in de nakosten, te vermeerderen, voor het geval betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden met een bedrag wegens nasalaris gemachtigde en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagtekening van dit vonnis;

b. betaling aan verhuurder van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf 14 dagen na datum van het te wijzen vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.

3.2.

[gedaagde] legt aan haar vordering ten grondslag dat [eiser] in gebreke is gebleven met de tijdige en volledige betaling van de huurtermijnen. Berekend tot en met januari 2021 is er een huurachterstand van € 11.870,00. Nu de huurachterstand voortduurt heeft [gedaagde] recht en belang bij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.

3.3.

[eiser] heeft aangevoerd dat de hoogte van de huurachterstand niet correct is. Gelet op de opschortende voorwaarde in de huurovereenkomst, is hij pas in maart 2018 huurder geworden. Immers, de voorwaarde was dat [eiser] binnen drie maanden na 17 mei 2018 de benodigde vergunningen zou ontvangen. De vergunningen zijn pas op 7 maart 2018 verleend aan [eiser] en dus niet binnen drie maanden. [eiser] is daarom niet aansprakelijk voor eventuele huurachterstand in de periode van mei 2017 tot maart 2018. Daarnaast is voor de maand juni 2018 € 1.250,00 huur gerekend, terwijl die maand een steiger in het café stond. [eiser] kon zijn bedrijf niet uitoefenen en om die reden is met [gedaagde] afgesproken dat over die maand geen huur zou worden betaald, aldus [eiser] .

4 De vordering in verzet en in reconventie

5 De beoordeling

6 De beslissing