Home

Rechtbank Gelderland, 15-01-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:281, 8701392 \ CV EXPL 20-2640

Rechtbank Gelderland, 15-01-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:281, 8701392 \ CV EXPL 20-2640

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
15 januari 2021
Datum publicatie
21 januari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:281
Zaaknummer
8701392 \ CV EXPL 20-2640

Inhoudsindicatie

Ontbinding huurovereenkomst. Gevaarzettend gedrag door opslag lachgas in berging. Huurder heeft zich niet als goed huurder gedragen. Belangenafweging leidt niet tot conclusie dat ontbinding niet is gerechtvaardigd, met name gezien grote maatschappelijke problemen rondom lachgas.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht Zittingsplaats Nijmegen

zaakgegevens 8701392 \ CV EXPL 20-2640 \ 610 \ 41245 uitspraak van

vonnis

in de zaak van

de stichting Stichting Talis,

gevestigd te Nijmegen,

eisende partij,

gemachtigde mr. P.L.T. Roks,

tegen

[naam] , h.o.d.n. [handelsnaam] in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] ,

kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,

gedaagde partij,

gemachtigde mr. K. Megens-van Mierlo. Partijen worden hierna Talis en [de bewindvoerder] genoemd.

1. De procedure

1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:

-

het tussenvonnis van 9 oktober 2020 en de daarin genoemde processtukken

-

de brief met producties van de gemachtigde van [de bewindvoerder] van 30 november 2020

-

de mondelinge behandeling van 10 december 2020.

1.2. Vervolgens is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

Talis is een krachtens artikel 19 van de Woningwet toegelaten instelling, werkzaam op het gebied van volkshuisvesting.

2.2.

Talis en [naam onderbewindgestelde] (hierna: [de onderbewindgestelde] ) hebben met ingang van 28 maart 2019 een huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de woning aan het adres [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde). Het gehuurde betreft een begane-grond-hoekwoning en is onderdeel van een complex van twaalf woningen. Bij elke woning hoort een eigen berging. De bergingen bevinden zich aan de zijgevels van het complex. Op de huurovereenkomst zijn algemene huurvoorwaarden (AHV) van toepassing.

2.3.

Artikel 6.2 AHV bepaalt:

“Huurder is in het algemeen gehouden het gehuurde, waaronder begrepen alle aanhorigheden en de eventuele gemeenschappelijke ruimtes, als een goed huurder en overeenkomstig de bestemming en eventuele nadere, door Talis gegeven aanwijzingen en voorschriften te gebruiken en is daarbij op gelijke wijze als voor eigen gedragingen aansprakelijk voor gedragingen van hen, die met zijn goedvinden het gehuurde gebruiken of zich met zijn goedvinden daar bevinden.

De onderhavige verplichting zal hiernavolgend in een aantal specifieke (verbods)bepalingen worden uitgewerkt, omdat Talis handhaving van die bepalingen in het bijzonder van belang acht voor het imago van het woonklimaat in haar woningen en de wijken, waarin die woningen zijn gelegen. Overtreding van die bepalingen levert wat betreft Talis in elk geval een tekortschieten in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst op, die eenzijdige beëindiging daarvan rechtvaardigt.”

2.4.

Artikel 6.4 AHV luidt:

“Huurder zal zich onthouden van elk gebruik van het gehuurde, waardoor de buren en andere omwonenden overlast en/of hinder wordt aangedaan c.q. waardoor Talis overigens op enigerlei wijze in haar belangen wordt geschaad. Talis denkt daarbij in het bijzonder aan:

- onrechtmatige gedragingen bestaande uit het veroorzaken van ernstige geluidsoverlast, vernielingen, intimidatie en bedreigingen van buren en omwonenden e.d.;

- beroeps- c.q. bedrijfsmatig gebruik van het gehuurde, dat in redelijkheid niet geacht kan worden nog binnen de woonbestemming te vallen;

- (…)”

2.5.

Op 28 mei 2019 heeft de kantonrechter van deze rechtbank bewind ingesteld over de (toekomstige) goederen van [de onderbewindgestelde] . [naam bewindvoerder] is benoemd als bewindvoerder van [de onderbewindgestelde] .

2.6.

In mei 2019 heeft de politie [de onderbewindgestelde] aangehouden met gasflessen met lachgas in zijn auto. Naar aanleiding hiervan heeft [naam toezichthouder] , toezichthouder van de gemeente [gemeente] (hierna: [de toezichthouder] ), op 18 juni 2019 onder begeleiding van de politie en de brandweer een controlebezoek afgelegd aan de huurwoning van [de onderbewindgestelde] vanwege het vermoeden dat er in of bij de woning lachgas werd opgeslagen en dat daarin werd gehandeld. In de woning trof [de toezichthouder] geen lachgas aan, maar in de berging stonden 64 gasflessen met een totale opslagcapaciteit van 139 liter (62 met een inhoud van 2 liter, 1 met een inhoud van 5 liter en 1 met een inhoud van 10 liter). Van de 62 gasflessen met een inhoud van 2 liter waren er 44 leeg en 18 nog gevuld. De grotere twee gasflessen waren leeg.

2.7.

Op 23 juni 2020 heeft [de toezichthouder] [de onderbewindgestelde] per brief te kennen gegeven dat de opslag van de gasflessen een gevaarlijke situatie oplevert en in strijd is met de regels van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen 15 (hierna: PGS15). [de onderbewindgestelde] diende deze gevaarlijke situatie uiterlijk op 25 juni 2020 vóór 16.00 uur te hebben beëindigd. Een tweede controle zou plaatsvinden op 25 juni 2020, zo berichtte [de toezichthouder] .

2.8.

Bij de tweede controle op 25 juni 2020 bleken de gasflessen verwijderd.

2.9.

Per e-mail van 9 juli 2020 heeft Talis [de onderbewindgestelde] uitgenodigd voor een gesprek op 14 juli 2020 op het wijkkantoor van Talis. Tijdens dit gesprek heeft [de onderbewindgestelde] excuses gemaakt voor het opslaan van de lachgasflessen en heeft hij Talis verzocht te volstaan met

een waarschuwing. Talis heeft hem te kennen gegeven dat zij bij een dergelijke opslag van lachgas en de mogelijke overlast die dit in de wijk heeft gegeven zal aansturen op beëindiging van de huurovereenkomst, hetzij door vrijwillige huuropzegging door [de onderbewindgestelde] , hetzij door middel van een juridische procedure. Aangezien [de onderbewindgestelde] de huur niet vrijwillig heeft opgezegd is Talis de onderhavige procedure gestart.

3 De vordering en het verweer

3.1.

Talis vordert kort gezegd dat de kantonrechter bij vonnis, zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. de tussen Talis en [de onderbewindgestelde] bestaande huurovereenkomst ontbindt;

II. [naam bewindvoerder] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de onderbewindgestelde] , veroordeelt om binnen veertien dagen na betekening van het te wijzen vonnis het gehuurde te ontruimen en verlaten, met alle goederen en alle personen die zijdens [de onderbewindgestelde] in het gehuurde verblijven en deze woning ter vrije en algehele beschikking van Talis te stellen, onder afgifte van de sleutels;

III. [naam bewindvoerder] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de onderbewindgestelde] , te veroordelen in de proceskosten, waaronder begrepen de nakosten.

3.2.

Ter onderbouwing van haar vordering tot ontbinding stelt Talis dat [de onderbewindgestelde] tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst. Er is sprake (geweest) van gevaarzettend gedrag door de opslag van lachgasflessen in de berging van het gehuurde. Hierdoor heeft [de onderbewindgestelde] zich niet als een goed huurder gedragen. Daarnaast heeft hij in strijd met de AHV bedrijfsmatige activiteiten ontplooid in het gehuurde door de handel en opslag van lachgas. Verder is volgens Talis sprake van overlast door [de onderbewindgestelde] . Met name gezien de grote maatschappelijke problemen rondom lachgas stelt Talis dat zij belang heeft bij ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.

3.3.

[de bewindvoerder] voert gemotiveerd verweer en concludeert dat Talis niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vorderingen dan wel dat de vorderingen moeten worden afgewezen, met veroordeling van Talis in de proceskosten.

3.4.

[de bewindvoerder] voert kort gezegd aan dat [de onderbewindgestelde] niet bekend was met de risico’s van de opslag van lachgas en de daarop van toepassing zijnde regelgeving. Daarnaast is volgens hem geen sprake geweest van handel in lachgas door [de onderbewindgestelde] . Tot slot betwist [de bewindvoerder] dat [de onderbewindgestelde] overlast (heeft) veroorzaakt. Er is volgens hem geen sprake van een tekortkoming, in elk geval niet een tekortkoming die een ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Bovendien dient een belangenafweging in de gegeven omstandigheden in het voordeel van [de onderbewindgestelde] uit te vallen, aldus [de bewindvoerder] .

3.5.

Op de stellingen van partijen, voor zover van belang voor de beoordeling van het geschil, zal hierna nader worden ingegaan.

4 De beoordeling

4.1.

De kantonrechter stelt voorop dat iedere tekortkoming van de huurder in de nakoming van een van zijn verplichtingen kan leiden tot gehele of gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst, tenzij de tekortkoming gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 lid 1 BW). De vraag die als eerste beantwoording behoeft, is de vraag of [de onderbewindgestelde] tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst.

4.2.

De kantonrechter zal allereerst ingaan op de gestelde overlast. Talis heeft in dit kader een melding per e-mail van een buurvrouw van [de onderbewindgestelde] overgelegd en een interne notitie van een telefonische melding van een andere buurvrouw en het huisbezoek dat Talis naar aanleiding van deze melding heeft afgelegd. Naar het oordeel van de kantonrechter zijn deze stukken, gelet op het verweer van [de bewindvoerder] , ontoereikend om vast te stellen dat sprake is geweest van structurele overlast. Talis heeft erkend dat zij vóór juli 2020 nooit meldingen van overlast over [de onderbewindgestelde] heeft ontvangen. Daarnaast lijken de betreffende meldingen met name verband te houden met een avond waarop sprake was van relationele problemen tussen [de onderbewindgestelde] en zijn ex-partner. Bovendien heeft Talis ter zitting te kennen gegeven dat van overlast op dit moment geen sprake meer is. De kantonrechter is van oordeel dat Talis onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is (geweest) van structurele overlast en dat [de onderbewindgestelde] daardoor tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst.

4.3.

Wat betreft de aanwezigheid van lachgas overweegt de kantonrechter als volgt. [de onderbewindgestelde] heeft erkend dat hij 64 lachgasflessen in zijn berging had opgeslagen en dat hij daarmee fout heeft gehandeld. Talis heeft voldoende onderbouwd dat de opslag van 64 lachgasflessen, met een opslagcapaciteit van 139 liter, gevaar met zich brengt. Zij heeft toegelicht dat sprake is van gas onder druk dat voor ontploffingsgevaar zorgt. Daarnaast is lachgas een oxiderend gas dat brand kan veroorzaken en verbranding van brandbare stoffen kan versterken. Hoewel niet van de gemiddelde burger kan worden verwacht op de hoogte te zijn van de (Europese) regelgeving op het gebied van gevaarlijke stoffen (Talis heeft in dat kader gewezen op de Europese overeenkomst voor het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en het Bouwbesluit 2012) is de kantonrechter van oordeel dat [de onderbewindgestelde] had moeten weten dat hij met de opslag van een dergelijk grote hoeveelheid lachgas gevaarzettend heeft gehandeld. Daarbij acht de kantonrechter nog van belang dat [de onderbewindgestelde] kort voordat hij de gasflessen had opgeslagen in zijn berging door de politie is aangehouden met lachgasflessen in zijn auto, waarop de politie deze flessen in beslag heeft genomen. Hij was er dus in ieder geval na die aanhouding van op de hoogte dat het voorhanden hebben van lachgasflessen niet zonder meer is toegestaan. Bovendien blijkt uit de etiketten op de gasflessen dat lachgas brandgevaarlijk is. Aangezien het potentiële ontploffingsgevaar van gas onder druk als algemeen bekend moet worden verondersteld had [de onderbewindgestelde] , zeker gelet op de grote hoeveelheid gas(flessen), deze flessen niet zonder meer en al helemaal niet zonder nadere veiligheidsmaatregelen in zijn berging moeten opslaan. Talis heeft echter onweersproken gesteld dat de gasflessen dicht op elkaar stonden en/of op elkaar lagen, zonder enige beschermende maatregelen c.q. voorzorgsmaatregelen. In de gegeven omstandigheden, gelet op de grote hoeveelheid aan lachgasflessen en het ontbreken van iedere veiligheidsmaatregel, heeft [de onderbewindgestelde] een reële kans op gevaar voor zichzelf en omwonenden en beschadiging van het gehuurde gecreëerd.

4.4.

Gelet op het voorgaande heeft [de onderbewindgestelde] niet voldaan aan zijn verplichting op grond van artikel 6.2 AHV om het gehuurde als een goed huurder te gebruiken en de verplichting op grond van artikel 7:213 BW om zich als goed huurder te gedragen. Hij heeft niet de zorg voor het gehuurde betracht die van hem kan worden verlangd.

4.5.

Talis stelt verder dat, gezien de grote hoeveelheid aangetroffen lachgasflessen, sprake is geweest van bedrijfsmatige activiteiten door [de onderbewindgestelde] door de opslag en handel in lachgas. Met de door [de onderbewindgestelde] opgeslagen hoeveelheid aan lachgas kunnen 12.750 lachgasballonnen worden gevuld. Dit is geen hoeveelheid voor eigen gebruik, maar duidelijk een handelshoeveelheid, aldus Talis. [de onderbewindgestelde] betwist dit en heeft ter zitting verklaard (zoals hij eerder ook al had gedaan) dat hij de gasflessen alleen een paar dagen had opgeslagen voor een goede bekende (een familielid) van hem en zelf geen bedrijfsmatige activiteiten heeft ondernomen.

4.6.

Naar het oordeel van de kantonrechter is de enkele omstandigheid dat sprake was van een grote hoeveelheid gasflessen onvoldoende om te concluderen dat sprake is geweest van bedrijfsmatige activiteiten. Hoewel hierdoor een vermoeden kan ontstaan, heeft Talis geen ondersteunende bewijsstukken in het geding gebracht zoals aangetroffen benodigdheden als ballonnen, lachgaspatronen en crackers, danwel de administratie van de bedrijfsactiviteiten en/of getuigenverklaringen. Op basis van de PGS15 was formeel weliswaar sprake van bedrijfsmatige opslag, omdat er in totaal meer dan 125 liter aan lachgas werd opgeslagen, maar dat wil niet zonder meer zeggen dat [de onderbewindgestelde] de opslag ook feitelijk op die manier gebruikte. Wat hier echter ook van zij, de kantonrechter heeft hiervoor reeds geoordeeld dat [de onderbewindgestelde] op basis van het creëren van een gevaarzettende situatie door een grote hoeveelheid lachgasflessen in zijn berging op te slaan in strijd met zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst en de daarbij horende algemene voorwaarden heeft gehandeld en daardoor tekortgeschoten is in de nakoming van de huurovereenkomst. [de onderbewindgestelde] voert nog aan dat sprake is geweest van een eenmalige fout en dat hij zich daarna nooit meer met lachgas heeft beziggehouden. Hij verwijst hierbij naar een controle door de gemeente op 21 oktober 2020 naar aanleiding van een melding over vermeende opslag en handel in lachgas waarbij niets is aangetroffen in het gehuurde. De kantonrechter wijst er in dit kader echter op dat de omstandigheid dat [de onderbewindgestelde] zijn verplichtingen als huurder op dit moment nakomt en in de toekomst wellicht ook blijft nakomen zijn tekortkoming uit het verleden niet ongedaan maakt.

4.7.

De vraag is vervolgens of de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de gevorderde ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt (artikel 6:265 lid 1 BW). Ingeval van huur van woonruimte, waarvan in dit geval sprake is, dient bij de beoordeling of de tekortkoming ernstig genoeg is om de ontbinding met haar gevolgen te rechtvaardigen, rekening te worden gehouden met alle omstandigheden en dient het gewicht van de tekortkoming te worden afgezet tegen het woonbelang van de huurder.

4.8.

In het kader van de belangenafweging heeft [de bewindvoerder] aangevoerd dat [de onderbewindgestelde] zijn leven net weer goed op de rit heeft en dat ontbinding van de huurovereenkomst deze positieve ontwikkeling ernstig zal doorkruisen. Na een periode in detentie is [de onderbewindgestelde] in februari 2018 onder voorwaarden in vrijheid gesteld. Hij heeft vervolgens hard aan zichzelf gewerkt en is van een periode van begeleid wonen naar zelfstandig wonen gegaan. Sinds half november 2020 heeft hij ook een baan. Ter zitting heeft [de onderbewindgestelde] verklaard dat het voor hem erg lastig zal zijn om andere woonruimte te vinden.

4.9.

De kantonrechter is van oordeel dat de door [de onderbewindgestelde] aangevoerde omstandigheden en zijn woonbelang, afgezet tegen de belangen van Talis, niet tot de conclusie leiden dat de tekortkoming van [de onderbewindgestelde] de ontbinding niet rechtvaardigt. Hierbij acht zij het volgende van belang.

De laatste jaren is sprake van toenemende problemen op allerlei terreinen (van onder meer de gezondheidszorg, criminaliteit en het milieu) als gevolg van het gebruik (onder vooral jongeren) van lachgas als recreatief roesmiddel. Er ligt een wetsvoorstel om lachgas op lijst 2 van de Opiumwet te plaatsen. Hoewel op dit moment van een landelijk verbod nog geen sprake is, moet de problematiek rondom het gebruik van lachgas inmiddels in algemene zin wel bekend worden verondersteld. [de onderbewindgestelde] heeft ook toegegeven dat hij wist dat hij verkeerd handelde door de lachgasflessen in zijn berging op te slaan. Talis heeft erop gewezen dat sprake is van ernstige problematiek, te vergelijken met de problemen rondom hennep. Lachgas is bovendien explosief materiaal en dat brengt grote risico’s met zich.

Daarnaast trekt de handel in lachgas criminaliteit aan omdat er grote winsten mee te behalen zijn en treden er ten gevolge van gebruik vervuilingsproblemen op. Het gebruik en de opslag van en de handel in lachgas brengen daarnaast gevoelens van onveiligheid met zich. Een van de taken van Talis is het zorgen voor een rustig en veilig woongenot van haar huurders. Zij

kan het zichzelf niet permitteren om lachgaspraktijken toe te staan en daarmee de leefbaarheid in haar wijken in gevaar te brengen. Voor al haar huurders dient duidelijk te zijn dat zij de opslag en/of handel van lachgas en het daarmee gepaard gaande gevaar dan wel de daarmee samenhangende overlast niet tolereert en daar streng tegen optreedt. Van een dergelijke aanpak gaat ook precedentwerking uit.

4.10.

Gelet op voorgaande overwegingen zal de kantonrechter de huurovereenkomst ontbinden en [naam bewindvoerder] , in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [de onderbewindgestelde] , veroordelen de huurwoning te ontruimen en verlaten. De kantonrechter ziet wel aanleiding de gevorderde ontruimingstermijn van twee weken te verlengen met twee weken, mede gelet op de huidige maatregelen ter voorkoming van verspreiding van het Corona-virus.

4.11.

[de bewindvoerder] wordt in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten dragen. Deze kosten worden tot deze uitspraak aan de kant van Talis begroot op € 106,35 aan dagvaardingskosten, € 124,-- aan griffierecht en € 360,-- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x tarief van € 180,--). De gevorderde nakosten zullen worden begroot op een bedrag van € 90,--, zijnde een half salarispunt van het toe te wijzen salaris van de gemachtigde, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5 De beslissing