Home

Rechtbank Gelderland, 02-02-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:479, 8920885

Rechtbank Gelderland, 02-02-2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:479, 8920885

Gegevens

Instantie
Rechtbank Gelderland
Datum uitspraak
2 februari 2021
Datum publicatie
10 februari 2021
ECLI
ECLI:NL:RBGEL:2021:479
Zaaknummer
8920885

Inhoudsindicatie

KG, corona, huur cafe, huurder wilde geen (financiële) openheid van zaken geven, opschorting huur op basis van 50/50, verminderd met maximale tvl gedurende periode van volledige sluiting. Geen opschorting voor andere periodes.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK GELDERLAND

Team kanton en handelsrecht

Zittingsplaats Nijmegen

zaakgegevens 8920885 \ VV EXPL 20-79 \ 609

uitspraak van

vonnis in kort geding

in de zaak van

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

[eiser] .

gevestigd te [vestigingsplaats]

eisende partij in conventie

verwerende partij in reconventie

gemachtigde mr. R.A.M. Saedt

tegen

[gedaagde]

wonende te [vestigingsplaats]

gedaagde partij in conventie

eisende partij in reconventie

gemachtigde mr. D. van Alst

Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1 De procedure

1.1.

Het verloop van de procedure blijkt uit:

- de dagvaarding van 11 januari 2021 met producties

- productie 6 van de zijde van [eiser]

- de akte in geding brengen producties tevens houdende eis in reconventie

- de mondelinge behandeling van 19 januari 2021 mede inhoudende de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [eiser] en de gemachtigde van [gedaagde] .

1.2.

Vervolgens is vonnis bepaald.

2 De feiten

2.1.

[gedaagde] huurt met ingang van 1 december 1996 op basis van een schriftelijke huurovereenkomst van (een rechtsvoorganger van) [eiser] het pand aan de [adres] te [vestigingsplaats] bestemd tot cafébedrijf met woning.

2.2.

De huurprijs bedraagt thans € 37.685,16 inclusief btw per jaar. Per maand is de huur gesplitst in een gedeelte voor de bedrijfsruimte van € 2.900,71 inclusief btw en een gedeelte voor de woning van € 239,72.

2.3.

In de huurovereenkomst is op pagina 1 onder meer vermeld:

De huur en verhuur is aangegaan voor de tijd van (…). De huurprijs bedraagt (…). De voldoening zal plaatsvinden in wettig Nederlands betaalmiddel, terwijl ieder beroep op korting of compensatie uitgesloten is.

2.4.

In artikel 1 van de huurovereenkomst is bepaald:

Huurder zal alles dienen te vermijden, wat de exploitatie en/of bewoning van het gehuurde in strijd met wetten, besluiten of verordeningen, de openbare orde of de goede zeden zou kunnen brengen. [eiser] aanvaardt generlei aansprakelijkheid, hoe ook genaamd, ingeval het gehuurde ten gevolge van wijziging van bestaande of invoering van nieuwe wetten, besluiten of verordeningen of ten gevolge van welke overheidsmaatregelen of -beslissingen dan ook, in zijn huidige staat niet overeenkomstig zijn voormelde bestemming zou kunnen worden aangewend.

2.5.

[gedaagde] exploiteert in de gehuurde bedrijfsruimte een cafébedrijf.

2.6.

Tussen partijen is een gerechtelijke procedure aanhangig waarin [eiser] nadere vaststelling van de huurprijs heeft gevorderd op de voet van artikel 7:303 BW.

2.7.

[eiser] heeft [gedaagde] in verband met de gevolgen van de coronacrisis een huurkorting verleend van 50% van de huur van de bedrijfsruimte over de maanden april en mei 2020. De huur over de maand juni 2020 heeft [gedaagde] volledig betaald.

2.8.

[gedaagde] heeft zonder toestemming van [eiser] de huur van de bedrijfsruimte vanaf de maand juli 2020 telkens voor 1/3 deel niet voldaan. Over de maanden juli 2020 tot en met januari 2021 is in totaal een bedrag van € 6.768,30 aan huur van de bedrijfsruimte niet betaald. De huur voor het woongedeelte heeft [gedaagde] wel volledig betaald.

2.9.

[eiser] heeft [gedaagde] gesommeerd de achterstallige huur te betalen. [gedaagde] heeft aan deze sommatie niet voldaan. [gedaagde] beroept zich op opschorting van de betaling van een deel van de huurpenningen in verband met de coronacrisis.

3 De vordering en het verweer in conventie

3.1.

[eiser] vordert dat de kantonrechter bij wege van voorlopige voorziening [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om, samengevat weergegeven:

-

het gehuurde binnen vijf dagen na betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen met al de zijnen en al het zijne, het gehuurde met alle toebehoren in goede staat en schoongemaakt aan [eiser] op te leveren, onder afgifte van de sleutels aan [eiser] en het gehuurde na de ontruiming ontruimd en verlaten te houden,

-

binnen twee weken na de datum van dit vonnis bij wijze van voorschot een bedrag van € 6.768,30 aan [eiser] te betalen, welk bedrag dient te worden verhoogd met een bedrag van € 3.140,43 per maand voor elke maand dat vonnis zal zijn gewezen na januari 2021,

-

een bedrag van € 608,45aan buitengerechtelijke kosten te betalen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten en nakosten van deze procedure, te betalen binnen veertien dagen na de datum van het vonnis.

3.2.

[eiser] voert daartoe aan, samengevat, dat [gedaagde] ondanks sommaties de huurachterstand niet betaalt. [gedaagde] weigert ondanks verzoeken daartoe een financiële onderbouwing voor zijn beroep op huurkorting/huuropschorting te geven. Van [eiser] kan niet worden verlangd dat de huurovereenkomst voortduurt gezien de gedragingen van [gedaagde] , de hoogte van de huurachterstand en het toekomstperspectief van de huurder, mede gelet op de nabetalingsverplichting die [gedaagde] zal hebben na de uitspraak in de huurprijsaanpassingsprocedure. Door de huur niet volledig te betalen schiet [gedaagde] tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst. Op grond daarvan wil [eiser] dat de huurovereenkomst wordt ontbonden. Vooruitlopend op ontbinding van de huurovereenkomst in een bodemprocedure heeft [eiser] belang bij ontruiming van het gehuurde, omdat de schade en financiële risico’s voor [eiser] oplopen, alsmede op betaling van de huurachterstand bij wijze van voorschot.

3.3.

[gedaagde] voert een opschortingsverweer, dat uitmondt in een eis in reconventie en verder bij de beoordeling aan de orde komt.

4 De vordering en het verweer in reconventie

6 De beslissing