Home

Rechtbank Noord-Holland, 28-04-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:5161, 8981363

Rechtbank Noord-Holland, 28-04-2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:5161, 8981363

Gegevens

Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Datum uitspraak
28 april 2021
Datum publicatie
13 juli 2021
ECLI
ECLI:NL:RBNHO:2021:5161
Zaaknummer
8981363

Inhoudsindicatie

Vordering van werkgever tot betaling van gefixeerde schadevergoeding afgewezen omdat ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven. Verklaring voor recht dat werknemer wanprestatie heeft gepleegd en op grond van art 7:661 BW schade moet vergoeden toegewezen.

Uitspraak

Handel, Kanton en Insolventie

locatie Haarlem

Zaaknr./rolnr.: 8981363 \ AO VERZ 21-7

Uitspraakdatum: 28 april 2021

Beschikking in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [werkgever],

gevestigd te [plaats]

verzoekende partij

verder te noemen: [werkgever]

gemachtigde: mr. J.J. Dekker

tegen

[werknemer] ,

wonende te [woonplaats]

verwerende partij

verder te noemen: [werknemer]

gemachtigde: mr. J.F.R. Eisenberger

De zaak in het kort

Het gaat in deze zaak om de vraag of de werknemer aan de werkgever een gefixeerde schadevergoeding moet betalen wegens een ontslag op staande voet en om voor recht te verklaren dat de werknemer aansprakelijk is voor de werkgever geleden schade als gevolg van (onrechtmatige) gedragingen van de werknemer. In de zaak met zaaknummer 8975639 AO VERZ 21-3 is geoordeeld dat het ontslag op staande voet ongeldig is, omdat het niet onverwijld is gegeven. Het verzoek tot betaling van de gefixeerde schadevergoeding wordt daarom afgewezen. De verklaring voor recht wordt wel toegewezen. Vast is komen te staan dat de werknemer, een advocaat-medewerker, haar werkgever opzettelijk heeft benadeeld door gewerkte uren niet te registreren en al geregistreerde uren te verwijderen, waardoor aannemelijk is dat de werkgever schade heeft geleden/zal lijden. De omvang van de schade moet in een schadestaatprocedure worden vastgesteld. Het verzoek van de werkgever om de werknemer te gebieden de behandeling van dossiers en de bijstand aan cliënten van de werkgever te staken, wordt afgewezen. Niet is komen vast te staan dat de werknemer deze dossiers en cliënten onrechtmatig heeft meegenomen. Het verzoek om de werknemer te veroordelen tot betaling van € 128.000 wegens het onrechtmatig meenemen van dossiers en cliënten, wordt om dezelfde reden afgewezen. Tot slot wordt ook het verzoek om de werknemer te gebieden stukken en gegevens van de werkgever terug te geven, afgewezen, omdat niet is aangetoond dat (en welke) de werknemer stukken onrechtmatig heeft meegenomen.

1 Het procesverloop

1.1.

[werkgever] heeft een verzoek gedaan om ten laste van [werknemer] een gefixeerde schadevergoeding toe te kennen en een verklaring voor recht te geven dat [werknemer] gehouden is de schade te vergoeding die [werkgever] heeft geleden/zal lijden als gevolg van wanprestatie danwel onrechtmatig handelen van [werknemer] . Daarnaast verzoekt [werkgever] om [werknemer] een verbod op te leggen terzake de behandeling van dossiers en contact met cliënten waarvoor zij in dienst van [werkgever] heeft gewerkt, en [werknemer] te veroordelen tot betaling van € 128.000,-. [werknemer] heeft een verweerschrift ingediend.

1.2.

Op 30 maart 2021 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen die zijn overgelegd. [werkgever] heef bij e-mail van 23 maart 2021 stukken toegezonden. De zaak is tegelijk behandeld met het op 15 januari 2021 ingediende verzoek van [werknemer] (met zaaknummer 8975639 AO VERZ 21-3) strekkende tot een veroordeling van [werkgever] tot betaling van een billijke vergoeding, gefixeerde schadevergoeding en transitievergoeding.

2 Feiten

2.1.

[werknemer] , geboren [in 1984] , is op 2 juni 2014 in dienst getreden bij [werkgever] . De laatste functie die [werknemer] vervulde, is die van advocaat-medewerker met een salaris van € 5.000,00 bruto per maand. In de arbeidsovereenkomst is geen relatie- of concurrentiebeding opgenomen.

2.2.

[werkgever] is een advocatenkantoor in [plaats] , waarvan [bestuurder 1] (hierna: [bestuurder 1] ) en [bestuurder 2] (hierna: [bestuurder 2] ) (middellijk) bestuurder zijn. Naast [werknemer] waren tot begin 2021 ook [collega 1] , [collega 2] en [collega 3] als advocaat werkzaam bij [werkgever] .

2.3.

Op enig moment in 2020 is tussen [bestuurder 1] en [bestuurder 2] een onenigheid ontstaan, waardoor zij (mogelijk) niet meer (in de bestaande B.V. constructie) met elkaar verder wilden. In navolging daarop is in september 2020 aan [werknemer] en haar collega’s het aanbod gedaan om met elkaar een kostenmaatschap te vormen tegen een inkoopsom van € 80.000,00 per persoon. [werknemer] heeft dit aanbod (net als haar collega’s) eind september 2020 afgeslagen.

2.4.

Op 20 september 2020 heeft [werknemer] een plattegrond van een nieuw kantoor van het mailadres van [werkgever] naar haar privé mailadres gestuurd.

2.5.

Op 28 september 2020 heeft [werknemer] stukken van dossier [dossier A] naar haar privé mailadres gestuurd. [werkgever] heeft een uitdraai van het softwaresysteem Kleos overgelegd waarop te zien is dat [werknemer] die dag ook een groot aantal documenten/dossiers heeft geopend.

2.6.

Bij e-mail van 13 oktober 2020 heeft de secretaresse van [werkgever] [werknemer] gevraagd om al haar dossiers te controleren en per dossier aan te geven of er uit gedeclareerd en gearchiveerd kan worden. [werknemer] heeft diezelfde dag de gevraagde informatie aan de secretaresse gemaild.

2.7.

Vervolgens (ook op 13 oktober 2020) heeft [bestuurder 1] aan [werknemer] (en haar collega’s) geschreven: ‘Tot mijn verbazing constateerde ik dat jij (met collega’s) dossiers van ons kantoor aan het kopiëren bent, terwijl wij allen weten dat er plannen bestaan waarin jij en anderen de praktijk elders willen voortzetten. Het hoeft nauwelijks betoog dat dit in meerdere opzichten zowel wanprestatie als onrechtmatig handelen impliceert’. [werknemer] is gesommeerd het kopiëren onmiddellijk te staken. [bestuurder 1] is vervolgens boos de werkkamer van [collega 1] binnengelopen en is [collega 1] te lijf gegaan.

2.8.

Bij e-mail van 14 oktober 2020 heeft [werknemer] [bestuurder 1] laten weten dat zij zich van geen kwaad bewust is en daarom niet aan zijn verzoek kan voldoen.

2.9.

Op 7 november 2020 heeft [werknemer] vanaf haar [werkgever] e-mailadres gemaild met een designbureau over een logo voor haar eigen advocatenkantoor in [plaats] : [kantoor] (waarbij [aanduiding 1] staat voor [collega 3] , [aanduiding 2] voor [collega 1] en [aanduiding 3] voor [werknemer] ).

2.10.

Op 16 november 2020 heeft [werkgever] [werknemer] geconfronteerd met een aantal ontdekkingen dat zij had gedaan. Nadat [werknemer] hierop een reactie heeft gegeven, is zij op staande voet op staande voet ontslagen.

2.11.

Bij e-mail van 2 december 2020 heeft [werknemer] [werkgever] laten weten dat zij haar eigen kantoor is gestart en heeft zij gevraagd 33 dossiers te verstrekken van cliënten die hebben gevraagd of [werknemer] hun belangen kan blijven behartigen. [werkgever] heeft (na bemiddeling door de Deken) meerdere dossiers aan [werknemer] verstrekt.

2.12.

In de daarop volgende periode hebben [werkgever] en [werknemer] onderhandeld over een minnelijke regeling. Dat heeft niet tot overeenstemming geleid, omdat [werkgever] een bedrag van € 80.000,- van [werknemer] wilde ontvangen voor onderhanden werk en het meenemen van dossiers, terwijl [werknemer] uitsluitend het onderhanden werk naar rato wilde verrekenen.

2.13.

Nadat [werknemer] zich op 21 december 2020 bij de Deken van de Orde van Advocaten (hierna: de Deken) over [werkgever] had beklaagd, heeft [werkgever] nog een aantal dossiers aan [werknemer] overgedragen.

2.14.

[collega 2] , [collega 1] en [collega 3] hebben zich begin 2021 bij [kantoor] aangesloten.

2.15.

[werknemer] heeft e-mails en whatsappberichten (gedateerd in december 2020) van 12 cliënten overgelegd, waarin zij haar vragen hen te blijven bijstaan in lopende strafzaken.

2.16.

Bij e-mails van 25 januari en 3 februari 2020 heeft [werknemer] [werkgever] voorstellen gedaan tot verrekening van vergoedingen van de Raad voor Rechtsbijstand (hierna: RvR) in een aantal door haar meegenomen dossiers. [werkgever] heeft op 25 februari 2021 laten weten dat zij eerst de lopende procedures wil afwachten voordat zij verder wil afwikkelen.

2.17.

[werknemer] heeft een verklaring van 9 maart 2021 van cliënten [cliënt A] en [cliënt B] overgelegd, waarin staat dat [werknemer] hen na overleg met [bestuurder 2] kosteloos heeft bijgestaan tijdens verhoren bij de politie in 2016.

2.18.

[werknemer] heeft een verklaring van 15 maart 2021 van cliënt [cliënt C] overgelegd, waarin staat dat [werknemer] hen na overleg met [bestuurder 2] kosteloos heeft bijgestaan in een strafrechtelijke kwestie in 2018.

3 Het verzoek

3.1.

[werkgever] verzoekt de kantonrechter om bij beschikking, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:

I. [werknemer] te veroordelen tot betaling van € 8.100,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2020 tot de dag van algehele voldoening;

II. Voor recht te verklaren dat [werknemer] voor 16 november 2020 wanprestatie gepleegd heeft althans onrechtmatig heeft gehandeld jegens [werkgever] en daarom:

1. primair: gehouden is de daardoor door [werkgever] geleden en nog te lijden schade te vergoeden, deze schade op te maken bij staat;

2. subsidiair: [werknemer] te veroordelen tot betaling van € 16.462,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de betaaldagen van de salarissen over de maanden september, oktober en november 2020 tot de dag van algehele voldoening;

III. 1. [werknemer] te gebieden om:

a. onmiddellijk te staken en gestaakt de houden de behandeling van dossiers die zij ooit in dienst van [werkgever] heeft behandeld en de bijstand aan cliënten die zij ooit in dienst van [werkgever] heeft bijgestaan;

b. de desbetreffende cliënten, voor zover zij daarmee contact heeft gehad over hun vertrek bij [werkgever] , mede te delen dat zij de behandeling heeft moeten staken met verwijzing van die cliënten naar [werkgever] ;

c. alle stukken en gegevens die zij in dienst van [werkgever] onder zich heeft gekregen onmiddellijk aan [werkgever] terug te geven zonder daarvan kopie te bewaren;

een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,00 voor iedere dag dat [werknemer] na betekening van de beschikking hiermee in gebreke blijft;

2. [werknemer] te veroordelen tot betaling aan [werkgever] van € 128.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 november 2020 tot de dag van algehele voldoening.

IV. [werknemer] te veroordelen in de proceskosten en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien daaraan niet binnen 14 dagen na dagtekening van de beschikking wordt voldaan.

3.2.

[werkgever] heeft aan haar verzoeken – samengevat - het volgende ten grondslag gelegd. De gefixeerde schadevergoeding is verschuldigd gelijk aan het loon over de periode van 16 november tot en met 31 december 2020, omdat [werknemer] door opzet/schuld een dringende reden aan [werkgever] heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen.

3.3.

De verklaring voor recht moet worden toegewezen, omdat [werknemer] wanprestatie heeft gepleegd danwel onrechtmatig heeft gehandeld door tijd die zij in dienst van [werkgever] heeft besteed aan het behandelen van dossiers ten onrechte niet te registreren danwel weer te verwijderen. [werkgever] heeft hierdoor schade geleden/zal schade lijden, waarvoor [werknemer] aansprakelijk is. Voor het geval de veroordeling tot schadevergoeding via een schadestaatprocedure wordt afgewezen, moet [werknemer] worden veroordeeld tot terugbetaling van het salaris over de periode van 1 september tot 16 november 2020.

3.4.

[werknemer] heeft in strijd met (post-)contractuele verplichtingen en onrechtmatig gehandeld door zich (alleen en in samenspanning) de cliëntenportefeuille en daarmee samenhangende verdiencapaciteit/goodwill van [werkgever] eigen te maken. [werkgever] wordt hierdoor ontoelaatbaar benadeeld en daarom moet er een verbod voor [werknemer] komen op het verrichten van werkzaamheden voor cliënten van [werkgever] . Verder moet [werknemer] worden veroordeeld tot betaling van € 128.000,- wegens het meenemen van dossiers en cliënten van [werkgever] .

4 Het verweer

5 De beoordeling

6 De beslissing