Home

Rechtbank Rotterdam, 30-07-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:7434, 8935822 VZ VERZ 20-20393

Rechtbank Rotterdam, 30-07-2021, ECLI:NL:RBROT:2021:7434, 8935822 VZ VERZ 20-20393

Gegevens

Instantie
Rechtbank Rotterdam
Datum uitspraak
30 juli 2021
Datum publicatie
5 augustus 2021
ECLI
ECLI:NL:RBROT:2021:7434
Zaaknummer
8935822 VZ VERZ 20-20393

Inhoudsindicatie

Misbruik van procesrecht - ne bis in idem-beginsel in het civiele recht middels o.a. misbruik van procesrecht. Recht om een bepaalde rechtsvordering in te stellen is te niet gegaan door een eerder identiek verzoek dat inhoudelijk is behandeld.

Uitspraak

zaaknummer: 8935822 VZ VERZ 20-20393

uitspraak: 30 juli 2021

beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,

in de zaak van:

[verzoekster] , h.o.d.n. [naam horecagelegenheid] ,

gevestigd te [vestigingsplaats] ,

verzoekster,

gemachtigde: mr. A.M. Roepel,

tegen:

[verweerster]

,

gevestigd te [vestigingsplaats verweerster] ,

verweerster,

gemachtigde: mr. J.M. de Bruin,

Partijen worden hierna aangeduid als ‘ [verzoekster] ’ en ‘ [verweerster] ’.

1. Het verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:

-

het verzoekschrift, door de rechtbank ontvangen op 23 december 2020, met producties;

-

het verweerschrift met producties.

De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 mei 2021 overeenkomstig artikel 2 lid 1 van de Tijdelijke wet COVID-19 Justitie en Veiligheid via een beeld- en geluidverbinding met het programma Skype voor bedrijven.

2. De vaststaande feiten

Als door de ene partij gesteld en door de andere partij niet of onvoldoende weersproken staat het volgende tussen partijen vast.

2.1

[verweerster] verhuurt aan [verzoekster] de onroerende zaken aan het adres [adres 1] en [adres 2] te Rotterdam. [adres 1] betreft een bedrijfsruimte, [adres 2] een berging/opslagruimte.

2.2

Op 22 februari 2020 heeft [verzoekster] een verzoekschrift ingediend, waarbij [verweerster] optreedt als verweerster. In deze procedure heeft [verzoekster] het volgende verzocht:

“[…]

Primair: Verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek;

Subsidiair: De termijn waarbinnen het gehuurde moet worden ontruimd te verlengen tot 30 oktober 2021, althans een redelijke termijn; […]”.

2.3

Op 20 november 2020 heeft de kantonrechter van deze rechtbank uitspraak gedaan onder zaaknummer 8347472 VZ VERZ 20-2761. [verzoekster] heeft op 15 december 2020 hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Deze procedure loopt nog.

3. Het geschil

3.1

[verzoekster] verzoekt voorwaardelijk om bij beschikking, de termijn, waarbinnen ontruiming van de gebouwde onroerende zaak aan het adres [adres 2] te Rotterdam zou moeten plaatsvinden, te verlengen tot één jaar na het eindigen van de huurovereenkomst, onder de voorwaarde dat in de procedure (waarin [verzoekster] op 15 december 2020 in hoger beroep is gekomen tegen de beschikking van 20 november 2020 met zaaknummer: 8347472 VZ VERZ 20-2761), onherroepelijk zal zijn beslist dat er sprake is van bedrijfsruimte als bedoeld in artikel 7:230a BW, met veroordeling van [verweerster] in de proceskosten.

3.2

[verzoekster] legt aan haar voorwaardelijke verzoek ten grondslag dat [verweerster] ’s opzegging in strijd was met artikel 2.1.2 van de huurovereenkomst. Daarnaast is op haar vraag wanneer de huurovereenkomst zou eindigen, door de kantonrechter in bovenvermelde procedure geen antwoord gegeven. Echter, gelet op de op zichzelf duidelijke tekst, kan er geen ander antwoord zijn dan dat er in het geval er uitgegaan moet worden dat er sprake is van een 7:230a BW overeenkomst, 31 oktober 2020 de eerst mogelijke eindigingsdatum is. Van deze datum moet dan ook worden uitgegaan, aldus [verzoekster] .

3.3

[verweerster] betwist het verzoek van [verzoekster] en verweert zich primair door te stellen dat [verzoekster] niet-ontvankelijk is in haar verzoek, op grond van schending van het ne bis in idem-beginsel.

3.4

Voor zover voor de beoordeling van belang, wordt hierna ingegaan op de stellingen waarmee [verzoekster] en [verweerster] het verzoek en het verweer daartegen (verder) onderbouwen.

4. De beoordeling

5. De beslissing