Uitvoeringswet Verdrag tot afschaffing vereiste legalisatie buitenlandse openbare akten
Uitvoeringswet Verdrag tot afschaffing vereiste legalisatie buitenlandse openbare akten
Opschrift
Aanhef
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is voorzieningen te treffen tot uitvoering van het op 5 oktober 1961 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel I
Indien ten aanzien van een in Nederland opgemaakt stuk, waarop van toepassing is het op 5 oktober 1961 te 's-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag tot afschaffing van het vereiste van legalisatie van buitenlandse openbare akten, een apostille wordt verlangd, als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van dat Verdrag zijn tot afgifte van die apostille bevoegd de griffiers van de arrondissementsrechtbanken.
Artikel II
Artikel III
Deze wet treedt in werking tegelijk met de inwerkingtreding voor Nederland van het in artikel I genoemde Verdrag.