Deze wet verstaat onder:
"het Verdrag": het op 1 juni 1967 te Londen tot stand gekomen Verdrag inzake de uitoefening van de visserij op de Noordatlantische Oceaan, met Bijlagen en Aanhangsel (Trb. 1968, 54);
"vissersvaartuig": elk vaartuig dat bedrijfsmatig wordt gebruikt voor de visserij op die delen van de Atlantische Oceaan en de Noordelijke IJszee, en de daarmede in verbinding staande zeeën, waarop het Verdrag van toepassing is;
"vaartuig": elk vissersvaartuig en elk vaartuig dat bedrijfsmatig wordt gebruikt voor de verwerking van vis, het bevoorraden van, of het verlenen van diensten aan vissersvaartuigen;
"schipper": elke gezagvoerder van een vaartuig of degene die deze vervangt.