Home

Intrekkingswet BB

Geldig vanaf 1 januari 1996
Geldig vanaf 1 januari 1996

Intrekkingswet BB

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-1996]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de organisatie bescherming bevolking op te heffen en met het oog daarop de Wet bescherming bevolking (Stb. 1952, 404) en enige andere wetten of onderdelen daarvan in te trekken alsmede enige daarmee verband houdende voorzieningen te treffen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk I. Begripsbepaling

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken;

  2. liquidatie: het geheel van publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen en overige handelingen, dat is gericht op de opheffing van de organisatie bescherming bevolking en op de vereffening van het vermogen van die organisatie, daaronder begrepen de vaststelling van de voorlopige liquidatierekening en de vereffening van het liquidatiesaldo;

  3. kringraad: de kringraad, bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder b. van de Wet bescherming bevolking (Stb. 1952, 404);

  4. bevoegd gezag van de noodwacht: het gezag van de gemeentelijke, kring-, provinciale en rijksnoodwacht (burgemeester, respectievelijk kringraad, Commissaris van de Koningin, Minister van Binnenlandse Zaken);

  5. noodwachter: degene, die is benoemd dan wel in dienst genomen op grond van artikel 9 van de Wet op de noodwachten (Stb. 1971, 61);

  6. onroerende zaken: de grond, alsmede de gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn verenigd, in eigendom van de kringen bescherming bevolking, de commandoposten daaronder niet begrepen.

Hoofdstuk II. De intrekking

Artikel 2

Hoofdstuk III. Algemene bepalingen met betrekking tot de liquidatie

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Hoofdstuk IV. Bijzondere bepalingen met betrekking tot personeel en materieel

§ 1. Personeel

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

§ 2. Materieel

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 24

Artikel 25

Hoofdstuk V. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34