Het bepaalde in dit besluit is van toepassing op vissersvaartuigen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Schepenwet.
Vissersvaartuigenbesluit
Vissersvaartuigenbesluit
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 15 november 1988, nr. S/J 32.011/88, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
Overwegende dat het wenselijk is de veiligheidsvoorschriften voor vissersvaartuigen in overeenstemming te brengen met de bepalingen van het op 2 april 1977 te Torremolinos tot stand gekomen Internationaal Verdrag voor de beveiliging van vissersvaartuigen, met Bijlage (Trb. 1980, 139);
Gelet op de artikelen 3, 4 bis, 5, 9, 17, 66 en 73 van de Schepenwet (Stb. 1932, 86);
De Raad van State van het Koninkrijk gehoord (advies van 8 maart 1989, nr. W09.88.0652/K);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Verkeer en Waterstaat van 25 juli 1989, nr. S/J 31.209/89, Directoraat-Generaal Scheepvaart en Maritieme Zaken;
De bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Hoofdstuk 1. Algemene voorzieningen
§ 1. Inleidende bepalingen
Artikel 1. Toepassing
Het bepaalde in dit besluit is niet van toepassing op vaartuigen die worden gebezigd voor visserijonderzoek of voor opleiding van zeevarenden ter visserij. Indien echter deze vaartuigen daarbij geheel of gedeeltelijk dienst doen als vissersvaartuig, ongeacht of dit moet worden verondersteld te zijn begrepen onder de werkzaamheden welke verband houden met het onderzoek of de opleiding waarvoor het vaartuig bestemd is, kan het Hoofd van de Scheepvaartinspectie eisen dat ten minste wordt voldaan aan het bepaalde in dit besluit.