Deze aanwijzingen worden in acht genomen door de ministers en staatssecretarissen en de onder hen ressorterende personen die bij de voorbereiding en vaststelling van regelingen zijn betrokken.
Aanwijzingen voor de regelgeving
Aanwijzingen voor de regelgeving
Opschrift
Hoofdstuk 1. Toepassingsbereik
Aanwijzing 1.1. Reikwijdte
Deze aanwijzingen hebben betrekking op regelingen die onder ministeriële verantwoordelijkheid tot stand komen, en, voor zover uitdrukkelijk aangegeven, op verdragen, bindende besluiten van instellingen van de Europese Unie en andere besluiten van volkenrechtelijke organisaties.
Toelichting
In deze aanwijzingen staan met name de wetgevingstechniek en de wetgevingskwaliteit centraal. Zie voor de meer procedurele en organisatorische aspecten van het wetgevingsproces het Draaiboek voor de regelgeving, te raadplegen op de website van het Kenniscentrum voor beleid en regelgeving (www.kcbr.nl). Het Draaiboek bevat ook de modelbrieven die behoren bij de verschillende fasen van het wetgevingsproces.
Zie voor de toepasselijkheid van de aanwijzingen op internationale regelingen en bindende EU-rechtshandelingen de hoofdstukken 8 en 9. Zie met betrekking tot de voorbereiding, totstandkoming en nationale implementatie van Europese regelgeving ook de Handleiding Wetgeving en Europa, eveneens te raadplegen op de website van het Kenniscentrum.
Aanwijzing 1.2. Aanwijzingen voor de rijksdienst
Afwijking van deze aanwijzingen is slechts toegestaan, indien onverkorte toepassing daarvan uit een oogpunt van goede regelgeving niet tot aanvaardbare resultaten zou leiden.
Toelichting
Eerste lid. De aanwijzingen kunnen zich naar hun aard niet richten tot niet onder het gezag van ministers en staatssecretarissen werkzame participanten in het proces van regelgeving, zoals de Staten-Generaal, adviescolleges op het terrein van de wetgeving, zelfstandige bestuursorganen en decentrale overheden. De aanwijzingen kunnen deze organen dus niet binden. Niettemin verdient het aanbeveling dat de Staten-Generaal met de aanwijzingen rekening houden. Wat de Tweede Kamer betreft, verdient het aanbeveling dat op de aanwijzingen acht wordt geslagen bij het opstellen van amendementen en initiatiefvoorstellen van wet. Voor zover adviescolleges en zelfstandige bestuursorganen betrokken zijn bij de opstelling van regelingen of de advisering daarover, is het van belang dat rekening wordt gehouden met de aanwijzingen.
Tweede lid. De aanwijzingen hebben voor de in het eerste lid genoemden bindende kracht. Er kunnen zich gevallen voordoen waarin toepassing van een aanwijzing uit het oogpunt van goede regelgeving niet tot aanvaardbare resultaten leidt. In dergelijke gevallen kan worden afgeweken van de aanwijzingen. Voor zover aanwijzingen elementen bevatten die reeds uit algemeen verbindende voorschriften voortvloeien, zal uiteraard van afwijking geen sprake kunnen zijn. Het is in het bijzonder de taak van de departementale wetgevingsafdelingen erop toe te zien dat van de mogelijkheid tot afwijking een terughoudend en gemotiveerd gebruik wordt gemaakt.
Aanwijzing 1.3. Definities
Onder regelingen wordt in deze aanwijzingen verstaan:
algemeen verbindende voorschriften;
interne regels;
beleidsregels.
Onder EU-regelgeving wordt in deze aanwijzingen verstaan: door de instellingen van de Europese Unie of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vastgestelde:
verordeningen;
richtlijnen.
Onder bindende EU-rechtshandelingen wordt in deze aanwijzingen verstaan: door de instellingen van de Europese Unie of de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vastgestelde:
verordeningen;
richtlijnen;
besluiten zonder vermelding van adressaten;
besluiten met vermelding van adressaten, voor zover mede tot Nederland gericht.
Toelichting
Eerste lid. Zie voor een nadere omlijning van deze begrippen aanwijzing 2.17 en titel 4.3 Awb. Aan interne regels en beleidsregels hoeft niet altijd de eis te worden gesteld dat zij ook wat betreft vormgeving het karakter van regelgeving hebben. Indien mogelijk dienen beleidsregels echter te worden ingedeeld in artikelen. Op beleidsregels in artikelvorm kunnen de op de vormgeving van regelingen betrekking hebbende aanwijzingen onverkort worden toegepast. Aanwijzingen van inhoudelijke aard, met name die betreffende het gebruik van regelgeving als instrument (paragraaf 2.1), kunnen op alle vormen van beleidsregels toepassing vinden. Bij interne regels zal de vormgeving in belangrijke mate afhangen van de doelgroep. Voor het reglement van orde voor de ministerraad ligt vormgeving als regelgeving meer voor de hand dan voor bijvoorbeeld gedragscodes voor alle geledingen van de rijksoverheid. In dat geval zal een minder formele vormgeving mogelijk meer aangewezen zijn.
Tweede lid. Zie voor een nadere omlijning van deze begrippen artikel 288 VWEU. Onder deze benaming worden tevens verordeningen, richtlijnen en kaderbesluiten verstaan die tot stand zijn gekomen voorafgaand aan de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon, alsmede verordeningen en richtlijnen vastgesteld op grond van artikel 106bis van het Euratomverdrag.
Derde lid. Dit lid doelt op de juridisch bindende handelingen, genoemd in artikel 288 VWEU. Ook in dit geval kan het tevens gaan om juridisch bindende handelingen die zijn vastgesteld op grond van artikel 106bis van het Euratomverdrag. Door de toevoeging van ‘bindende’ aan ‘EU-rechtshandelingen’ worden de overige rechtsinstrumenten van artikel 288 VWEU uitgesloten.
Het oude begrip ‘beschikking’ uit artikel 249 EG-Verdrag is met het Verdrag van Lissabon vervangen door ‘besluit’. Het vereiste van een concrete adressaat is daarbij vervallen. Het nieuwe besluitbegrip uit artikel 288 VWEU omvat twee typen rechtshandelingen: besluiten met adressaat die vooral gebruikt worden voor gevallen waarin onder het EG-verdrag beschikkingen golden, en besluiten zonder adressaat. Zie ook de Handleiding Wetgeving en Europa.