Bij de indiening van een aanvrage om inschrijving in een register als bedoeld in artikel 3 van de wet worden de volgende bescheiden verstrekt:
het desbetreffende door Onze Minister beschikbaar te stellen formulier, dat door de aanvrager is ingevuld;
het desbetreffende in artikel 105, tweede lid, van de wet bedoelde getuigschrift, de erkenning, bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder a of c, dan wel de verklaring van Onze Minister, bedoeld in artikel 41, eerste lid, onder b of 106, eerste lid, van de wet;
een document niet ouder dan drie maanden, waaruit blijkt dat, voor zover van toepassing, ten aanzien van de aanvrager geen maatregel berustend op een in het buitenland gegeven rechterlijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke beslissing van kracht is, op grond waarvan de aanvrager zijn of haar rechten tot de uitoefening van het betrokken beroep in het land waar de beslissing is gegeven, geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend heeft verloren;
een bewijs van voldoende beheersing van de Nederlandse taal.