Home

Regeling gehandicaptenparkeerkaart

Geldig vanaf 1 januari 2013
Geldig vanaf 1 januari 2013

Regeling gehandicaptenparkeerkaart

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2013]

Aanhef

De Minister van Verkeer en Waterstaat,

Gelet op artikel 13, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994, de artikelen 49 en 55 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer en de artikelen 85 en 86 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;

Besluit:

Paragraaf 1. Criteria voor de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten

Artikel 1

1.

Voor een gehandicaptenparkeerkaart kunnen in aanmerking komen:

  1. bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;

  2. passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;

  3. bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek permanent rolstoelgebonden zijn;

  4. bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben;

  5. het bestuur van instellingen ten behoeve van het personeel belast met het vervoer van bewoners die voldoen aan de criteria onder b, c of d.

2.

Op de gehandicaptenparkeerkaart wordt met een hoofdletter B aangegeven of het een gehandicapte bestuurder betreft en een hoofdletter P of het een gehandicapte passagier betreft. Een combinatie van beide is mogelijk. Een gehandicaptenparkeerkaart, bestemd voor een instelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel e, wordt aangeduid met een hoofdletter I.

3.

De afgifte van de gehandicaptenparkeerkaart geschiedt niet elektronisch.

Paragraaf 2. Geneeskundig onderzoek

Artikel 2

Artikel 3

Paragraaf 3. Wijze van aanbrengen van de gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 4

Paragraaf 4. Model van de gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 5

Paragraaf 5. Gelijkstelling van in het buitenland afgegeven gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 6

Paragraaf 6. Slotbepalingen

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Bijlage