Lid van het koninklijk huis zijn eveneens de echtgenoten van hen die ingevolge artikel 1 het lidmaatschap van het koninklijk huis bezitten.
Wet lidmaatschap koninklijk huis
Wet lidmaatschap koninklijk huis
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een nieuwe regeling inzake het lidmaatschap van het koninklijk huis krachtens artikel 39 Grondwet vast te stellen alsmede enkele voorzieningen inzake de daaraan verbonden titels en namen te treffen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Met de Koning als hoofd van het koninklijk huis zijn daarvan lid:
zij die krachtens de Grondwet de Koning kunnen opvolgen en deze niet verder bestaan dan in de tweede graad van bloedverwantschap;
de vermoedelijke opvolger van de Koning;
de Koning die afstand van het koningschap heeft gedaan.
Artikel 2
Artikel 3
Lid blijven voorts de echtgenoten van hen die ingevolge het eerste lid het lidmaatschap van het koninklijk huis bezitten.
Op hen die als echtgenoten het lidmaatschap van het koninklijk huis bezaten, is artikel 2, tweede lid, van toepassing.