Het is verboden te handelen in strijd met de artikelen 2, eerste en tweede lid, 3 en 4 van Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PbEG L 344).
Sanctieregeling terrorisme 2002
Sanctieregeling terrorisme 2002
Opschrift
Aanhef
De Minister van Buitenlandse Zaken,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Financiën;
Gelet op Verordening (EG) nr. 2580/2001 van de Raad van de Europese Unie van 27 december 2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme (PbEG L 344);
Gelet op de artikelen 2, tweede lid, en 3 van de Sanctiewet 1977,
Besluit:
Artikel 1
Het verbod te handelen in strijd met artikel 2 van Verordening (EG) nr. 2580/2001 is niet van toepassing in geval toepassing is gegeven aan artikel 5 of artikel 6, eerste lid, tweede lid, derde lid of vierde lid van de verordening.
De bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 3, tweede lid, van Verordening (EG) 2580/2001 is, afhankelijk van de aard van de informatie, de Minister van Financiën dan wel de Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.
De bevoegde autoriteit, bedoeld in de artikelen 4 en 5 van Verordening (EG) 2580/2001, is de Minister van Financiën, met dien verstande dat instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder a, c, e tot en met j en, voor zover het een bank of elektronischgeldinstelling betreft die cryptoactivadiensten aanbiedt, l, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening (EG) 2580/2001 verstrekken aan De Nederlandsche Bank en instellingen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, onder b, d, k en, voor zover het een andere instelling betreft dan een bank of elektronischgeldinstelling die cryptoactivadiensten aanbiedt, l, van de Sanctiewet 1977 de informatie, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van Verordening (EG) 2580/2001 verstrekken aan de Autoriteit Financiële Markten. De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten zijn ten behoeve van de uitvoering van voornoemd artikel 4 bevoegd de ontvangen informatie aan de Minister van Financiën te verstrekken.