Home

Uitvoeringswet Bewijsverkrijgingsverordening

Geldig van 1 mei 2023 tot 1 januari 2025
Geldig van 1 mei 2023 tot 1 januari 2025

Uitvoeringswet Bewijsverkrijgingsverordening

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-05-2023 tot 01-01-2025]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is voorzieningen te treffen ter uitvoering van de verordening (EG) Nr. 1206/2001 van de Raad van de Europese Unie van 28 mei 2001 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (PbEG L 174/1);

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  1. verordening: de verordening (EU) Nr. 2020/1783 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2020 betreffende de samenwerking tussen de gerechten van de lidstaten op het gebied van bewijsverkrijging in burgerlijke en handelszaken (bewijsverkrijging) (herschikking) (PbEU L 405/1);

  2. verzoekend gerecht: een verzoekend gerecht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening;

  3. aangezocht gerecht: een aangezocht gerecht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de verordening;

  4. centraal orgaan: het centrale orgaan, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de verordening.

Artikel 2

1.

Als gerechten die bevoegd zijn om als aangezocht gerecht handelingen tot het verkrijgen van bewijs te verrichten overeenkomstig artikel 2, eerste lid en artikel 3, van de verordening worden voor Nederland aangewezen de rechtbanken.

2.

Het verzoek om een handeling tot het verkrijgen van bewijs te verrichten wordt gedaan aan de rechtbank binnen wier gebied de uitvoering van het verzoek moet geschieden. In het geval van een getuigenverhoor of deskundigenonderzoek wordt het verzoek gedaan aan de rechtbank binnen wier gebied de getuigen of deskundigen, of het grootste aantal van hen, woonachtig zijn of verblijven. Indien de uitvoering van het verzoek in verschillende rechtsgebieden dient plaats te vinden, is elk van de rechtbanken van deze rechtsgebieden bevoegd het verzoek in zijn geheel uit te voeren. In zaken die tot de bijzondere competentie van een rechtbank behoren, wordt het verzoek aan die rechtbank gedaan.

3.

Het verzoek om een handeling tot het verkrijgen van bewijs te verrichten kan worden verwezen naar de kantonrechter. De kantonrechter is aan deze verwijzing gebonden.

4.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen met betrekking tot het tweede lid nadere regels worden gesteld.

Artikel 3

Artikel 3a

§ 2. Verzoeken uit een andere lidstaat aan een gerecht of centraal orgaan in Nederland

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6 [Vervallen per 01-05-2023]

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

§ 3. Verzoeken aan een gerecht, het centrale orgaan of de bevoegde autoriteit in een andere lidstaat

Artikel 12

Artikel 12a

Artikel 13

Artikel 14

§ 4. Slotbepalingen

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18