De bedragen die wegens werkzaamheden, tijdverzuim en daarmede verband houdende noodzakelijke kosten, en wegens reis- en verblijfkosten toekomen aan de personen, bedoeld in artikel 26 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken, worden berekend overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 9, 11 en 15 van het Besluit tarieven in strafzaken 2003.
Besluit griffierechten burgerlijke zaken
Besluit griffierechten burgerlijke zaken
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie van 30 juni 2010, nr. 5658605/10/6;
Gelet op de artikelen 21, tweede lid, en 26 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken en 597, eerste lid, en 838, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
De Raad van State gehoord (advies van 14 juli 2010, nr. W03.10.0271/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 20 oktober 2010, nr. 5672492/10/6;
Hebben goed gevonden en verstaan:
Artikel 1
Met betrekking tot de griffierechten, verschuldigd voor de verstrekking van afschriften van en uittreksels uit vonnissen, arresten en beschikkingen als bedoeld in artikel 21, tweede lid, van de Wet griffierechten burgerlijke zaken en van afschriften van en uittreksels uit registers of andere stukken als bedoeld in artikel 838 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, onder welke benaming ook en al of niet voor afschrift of uittreksel getekend, is artikel 12, derde tot en met vijfde lid, van het Besluit tarieven in strafzaken 2003 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 2
Artikel 3
Het tarief voor het onderhoud van de schuldenaar, bedoeld in artikel 597, eerste lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bedraagt € 11,30 per dag of gedeelte daarvan. Indien het inkomen of vermogen van de schuldeiser niet meer bedraagt dan de bedragen, bedoeld in artikel 34, eerste lid, van de Wet op de rechtsbijstand, stelt de directeur van het huis van bewaring dit tarief vast overeenkomstig het tweede lid.
De schuldeiser wiens inkomen blijkens een door deze over te leggen verklaring van de raad bedoeld in artikel 1, onder b, van de Wet op de rechtsbijstand niet meer bedraagt dan is bepaald in:
artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand onder a, is vrijgesteld van betaling;
artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand onder b, is gehouden tot betaling van een vierde gedeelte;
artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand onder c, is gehouden tot betaling van de helft;
artikel 2, eerste of tweede lid, van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand onder d en e, is gehouden tot betaling van drie vierde gedeelte.