Een scheepseigenaar van een Nederlands zeeschip heeft ten aanzien van dit zeeschip een verzekering als bedoeld in artikel 3, aanhef, onder b, van de richtlijn.
Wet verzekering zeeschepen
Wet verzekering zeeschepen
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op richtlijn 2009/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 betreffende de verzekering van scheepseigenaren tegen maritieme vorderingen (PbEU L 131) noodzakelijk is om de verplichting in te voeren voor scheepseigenaren om een verzekering voor het schip te hebben en hiervan een verzekeringsbewijs aan boord van het schip te hebben;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister van Infrastructuur en Milieu;
bruto-tonnage: maateenheid waarin de totale inhoud van een schip, vastgesteld overeenkomstig het op 23 juni 1969 te Londen totstandgekomen Verdrag betreffende de meting van schepen (Trb. 1970, 122) wordt uitgedrukt;
scheepseigenaar: geregistreerde eigenaar van een zeeschip of enig ander persoon die verantwoordelijk is voor de exploitatie van het schip;
richtlijn: richtlijn 2009/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 april 2009 betreffende de verzekering van scheepseigenaren tegen maritieme vorderingen (PbEU L 131);
Nederlands zeeschip: een zeeschip dat op grond van Nederlandse rechtsregels gerechtigd is de Nederlandse vlag te voeren;
buitenlands zeeschip: een zeeschip dat geen Nederlands zeeschip is.