Home

Wet verbod pelsdierhouderij

Geldig vanaf 1 januari 2024
Geldig vanaf 1 januari 2024

Wet verbod pelsdierhouderij

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het houden, doden of doen doden van pelsdieren te verbieden;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

  1. huisvestingsplaats: leefruimte dienende tot het houden van nertsen, bestaande uit één of meer compartimenten en voorzien van één of meer verrijkingsobjecten, met daaraan gekoppelde nestboxen, en die ten minste voldoet aan de eisen gesteld in de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003, zoals deze luidde op 17 januari 2008;

  2. nerts: dier behorend tot de diersoort Mustela vison;

  3. nertsenhouderij: bedrijf of een gedeelte daarvan, als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Meststoffenwet, dienende tot het houden van nertsen, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;

  4. Onze Minister: Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;

  5. pelsdier: dier dat gehouden wordt uitsluitend of in hoofdzaak ter verkrijging van de pels.

Artikel 2

Het houden, doden of doen doden van een pelsdier is verboden.

Artikel 3

1.

Degene die op de dag van inwerkingtreding van deze wet nertsen als pelsdier houdt, doet daarvan binnen vier weken na inwerkingtreding van deze wet melding aan Onze Minister, onder opgave van:

  1. het aantal nertsen dat hij volgens zijn vergunning, als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, mag houden;

  2. het aantal huisvestingsplaatsen, onderscheiden naar het aantal huisvestingsplaatsen voor reuen, voedsters en jonge dieren, dat op het tijdstip van melding in de nertsenhouderij beschikbaar is;

  3. het aantal nertsen dat op het tijdstip van melding door hem wordt gehouden, onderscheiden naar de aantallen reuen, voedsters en de daarbij behorende jonge dieren; en

  4. de plaats of plaatsen waar de nertsen op het tijdstip van melding worden gehouden.

2.

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die op de dag van inwerkingtreding van deze wet:

  1. geen nertsen als pelsdieren houdt;

  2. beschikt over een vergunning, als bedoeld in artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, ten behoeve van het houden van nertsen als pelsdieren; en

  3. beschikt over huisvestingsplaatsen.

3.

Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op degene die na de inwerkingtreding van deze wet een nertsenhouderij heeft verkregen in verband met een bijzondere omstandigheid van de overdrager, met dien verstande dat de melding binnen vier weken na de overdracht van de nertsenhouderij plaatsvindt.

4.

Onder een bijzondere omstandigheid als bedoeld in het derde lid wordt verstaan de omstandigheid dat de nertsenhouder groot financieel nadeel lijdt doordat:

  1. hij door plotselinge arbeidsongeschiktheid niet langer in staat is het houden van nertsen voort te zetten;

  2. de nertsenhouderij deel uitmaakt van een te verdelen gemeenschap en de nertsenhouderij als vermogensbestanddeel te gelde moet worden gemaakt om de gemeenschap te kunnen verdelen; of

  3. hij wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar de nertsenhouderij niet wil of kan voortzetten.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 11a

Artikel 12

Artikel 13