Home

Wet financiering politieke partijen

Geldig vanaf 1 januari 2025
Geldig vanaf 1 januari 2025

Wet financiering politieke partijen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2025]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels te stellen over de administratie en de openbaarmaking van bijdragen aan politieke partijen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

  2. politieke partij: vereniging die met haar conform artikel G 1 of Q 6 van de Kieswet geregistreerde aanduiding boven de kandidatenlijst heeft deelgenomen aan de laatstgehouden verkiezing van de Tweede Kamer of de Eerste Kamer der Staten-Generaal, waarbij aan die lijst ten minste een kamerzetel is toegewezen;

  3. lid van een politieke partij: lid als bedoeld in artikel 7, eerste lid;

  4. lid van een politieke jongerenorganisatie: lid als bedoeld in artikel 3, tweede lid;

  5. afdeling van een politieke partij: lokale, regionale of provinciale organisatorische eenheid van een politieke partij;

  6. neveninstelling: politiek-wetenschappelijk instituut als bedoeld in artikel 2, een politieke jongerenorganisatie als bedoeld in artikel 3, een instelling voor buitenlandse activiteiten als bedoeld in artikel 4 of een rechtspersoon als bedoeld in artikel 5;

  7. subsidie: subsidie als bedoeld in artikel 7;

  8. bijdrage: geldelijke bijdrage, anders dan subsidie, dan wel bijdrage in natura;

  9. bijdrage in natura: zaak of dienst, op verzoek van een politieke partij aan haar geleverd dan wel door deze aanvaard, waar geen of geen evenredige tegenprestatie tegenover staat;

  10. kamerzetel: zetel in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, dan wel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal indien aan de lijst van een politieke partij op grond van de Kieswet geen zetel in de Tweede Kamer, maar wel in de Eerste Kamer der Staten-Generaal is toegewezen;

  11. peildatum: de eerste dag van het kalenderjaar;

  12. schulden: geldschulden van € 25.000 of meer, anders dan bestuursrechtelijke geldschulden als bedoeld in artikel 4:85 van de Algemene wet bestuursrecht of geldschulden die veertien dagen na de peildatum zijn voldaan;

  13. Nederlandse gever: een voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer kiesgerechtigde persoon of een in het Handelsregister ingeschreven rechtspersoon of onderneming, die een bijdrage verleent aan een politieke partij.

Artikel 2

1.

Een politieke partij kan één politiek-wetenschappelijk instituut aanwijzen als neveninstelling. Een politiek-wetenschappelijk instituut kan slechts door één politieke partij zijn aangewezen en het instituut dient schriftelijk met de aanwijzing in te stemmen. De partij stelt Onze Minister schriftelijk in kennis van de aanwijzing en van de instemming van het instituut.

2.

Om een politiek-wetenschappelijk instituut als neveninstelling aan te wijzen is vereist dat het instituut een rechtspersoon is die uitsluitend of in hoofdzaak politiek-wetenschappelijke activiteiten ten behoeve van de politieke partij verricht.

Artikel 3

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

§ 2. De subsidie

Artikel 6a

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 19

§ 3. Administratie, openbaarmaking en beperking bijdragen

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21a

Artikel 22

Artikel 23

Artikel 23a

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 25a

Artikel 26

Artikel 27

Artikel 28

Artikel 28a

Artikel 29

Artikel 29a

§ 3a. Maximering gecombineerde bijdragen

Artikel 29b

§ 4. Verbrede toepassing

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 32a

Artikel 33

Artikel 34

§ 4a. Commissie toezicht financiën politieke partijen

Artikel 35

§ 5. Toezicht en sancties

Artikel 36

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

§ 6. Wijzigingsbepalingen

Artikel 40

§ 7. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 47