Een erfgenaam kan op grond van artikel 13 van de verordening een verklaring als bedoeld in artikel 191 lid 1, eerste volzin, van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek afleggen ter griffie van de rechtbank van zijn woonplaats.
Uitvoeringswet Verordening erfrecht
Uitvoeringswet Verordening erfrecht
Opschrift
Aanhef
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat wetgeving nodig is ter uitvoering van de Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PbEU 2012, L 201);
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
Voor de toepassing van de artikelen 2 tot en met 9 van deze wet wordt verstaan onder «de verordening»: de verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PbEU 2012, L 201).
Artikel 2
Een wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam kan op grond van artikel 13 van de verordening een verklaring als bedoeld in artikel 193 lid 1 van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek afleggen ter griffie van de rechtbank van zijn woonplaats.