Een certificaat, als bedoeld in artikel 5 van de verordening, voor de erkenning van een beschermingsmaatregel in een andere lidstaat wordt bij verzoekschrift gevraagd aan de rechter die de beschermingsmaatregel heeft bevolen. Het verzoekschrift kan zonder tussenkomst van een advocaat worden ingediend.
Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken
Uitvoeringswet verordening wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken
Opschrift
Aanhef
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat Verordening (EU) Nr. 606/2013 van het Europees parlement en de Raad van 12 juni 2013 betreffende de wederzijdse erkenning van beschermingsmaatregelen in burgerlijke zaken (PbEU 2013, L 181) moet worden uitgevoerd;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Artikel 1
Artikel 2
Bij het verzoekschrift, bedoeld in het eerste lid, wordt een afschrift van de beslissing waarin de beschermingsmaatregel wordt bevolen overgelegd. Het verzoekschrift bevat daarnaast de gegevens, als bedoeld in artikel 7 van de verordening, die de rechter nodig heeft om het certificaat volgens het op basis van artikel 19 van de verordening opgestelde meertalige standaardformulier te kunnen afgeven.
De in het eerste lid bedoelde rechter beslist onverwijld op het verzoek. De persoon van wie de dreiging uitgaat behoeft niet te worden opgeroepen. Indien het verzoek wordt toegewezen wordt aan de persoon van wie de dreiging uitgaat daarvan een kennisgeving, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening gezonden overeenkomstig het bepaalde in artikel 291 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op de afgifte van een certificaat voor de erkenning van een beschermingsmaatregel die is opgelegd op grond van de Wet tijdelijk huisverbod. De afgifte van een certificaat wordt in dat geval gevraagd aan de burgemeester of de hulpofficier als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod, die de beschermingsmaatregel oplegt of heeft opgelegd. Indien het verzoek wordt toegewezen wordt aan de persoon van wie de dreiging uitgaat daarvan een kennisgeving, als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de verordening gezonden. Indien de persoon aan wie een tijdelijk huisverbod is opgelegd zijn zienswijze niet vooraf naar voren heeft kunnen brengen, wordt het certificaat niet afgegeven voordat op een door de uithuisgeplaatste ingesteld beroep is beslist, dan wel drie dagen na het opleggen van de maatregel zijn verstreken en de uithuisgeplaatste geen beroep heeft ingesteld.
Artikel 3
De rechter of burgemeester of hulpofficier van justitie als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wet tijdelijk huisverbod die het certificaat heeft afgegeven kan op verzoek van de beschermde persoon of de persoon van wie de dreiging uitgaat of ambtshalve het certificaat verbeteren, indien dit door een kennelijke verschrijving afwijkt van de beschermingsmaatregel. Er vindt geen oproeping van belanghebbenden plaats. Aan de persoon van wie de dreiging uitgaat en aan de beschermde persoon wordt een kennisgeving verzonden van de afgifte van het verbeterde certificaat.