Home

Aanwijzing handhaving Telecommunicatiewet (hoofdstukken 3 en 10)

Geldig van 1 mei 2016 tot 1 mei 2018
Geldig van 1 mei 2016 tot 1 mei 2018

Aanwijzing handhaving Telecommunicatiewet (hoofdstukken 3 en 10)

Besluit 2016A002

Versies van huidig besluit

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 28-12-2016 tot 01-05-2018]
[Regeling ingetrokken per 01-05-2018]

Samenvatting

De Telecommunicatiewet (Tw) kan zowel strafrechtelijk als bestuursrechtelijk worden gehandhaafd. De aanwijzing beschrijft in welke gevallen en op welke wijze een overtreding van de Tw strafrechtelijk wordt gehandhaafd. De aanwijzing onderstreept het belang van een integrale aanpak voor een effectieve handhaving van de Tw en geeft aan wat dit concreet betekent.

Deze aanwijzing geeft regels voor de opsporing en vervolging bij de overtreding van de strafrechtelijk te handhaven bepalingen in de hoofdstukken 3 en 10 van de Tw.

De aanwijzing schetst hoe wordt opgetreden bij geconstateerd gebruik van jammers (blokkeerzenders van onder meer mobiele-telefonie- en GPS-signalen). Daarna geeft de aanwijzing regels voor de strafrechtelijke aanpak bij een verstoring van frequentieruimte in radiosignalen. De aanwijzing maakt hierbij onderscheid tussen etherpiraten (illegale omroepzenders) en niet-etherpiraten (bijvoorbeeld gebruikers van een marifoon, mobilofoon, portofoon zonder registratie of vergunning). Ten slotte bespreekt de aanwijzing wanneer strafrechtelijk wordt opgetreden bij het aantreffen van uitrusting1 of bij een handelsvoorraad uitrusting of apparatuur die niet voldoet aan de eisen als bedoeld in de artikelen 10.1 tot en met 10.3 Tw.

1. Beleidskader

1.1. Regelgeving

1.1.1. Telecommunicatiewet

De vanuit de Europese Unie gereguleerde liberalisering en harmonisatie van het elektronisch communicatiedomein heeft in 2008 geleid tot een wijziging van de Tw.2 De Tw stelt regels voor het gebruik van de frequentieruimte (de ether) en vormt de basis voor het Nationaal Frequentieplan waarin de verdeling van frequenties is vastgelegd. Het gaat hierbij met name om frequenties voor (mobiele) communicatie, radio- en televisie-uitzendingen, communicatie in lucht- en scheepvaart, hulpdiensten, defensie, radar, satelliet, radiozendamateurs, radioastronomie en straalverbindingen. Voor het gebruik van frequentieruimte is in beginsel een vergunning, en in sommige gevallen een registratie, vereist. Voor een aantal toepassingen is een vrijstelling van het vereiste van een vergunning geregeld.3

De Tw is tevens de basis voor het Besluit Elektromagnetische compatibiliteit 2007 (hierna: Besluit EMC) en het Besluit Randapparaten en Radioapparaten 2007 (hierna: BRR)4 en een aantal hierop gebaseerde ministeriële regelingen. Deze regelgeving ziet op het in de handel brengen of verhandelen van uitrusting. Deze regelgeving stelt eisen op technisch vlak (elektromagnetische compatibiliteit) en administratieve eisen op onder meer het vlak van documentatie en markeringen van apparaten (CE, Alert Sign) met als doel om een ongestoorde werking van radiozendapparaten en uitrusting te garanderen.

1.1.2. Doel regelgeving

1.1.3. Toezicht op de naleving

1.1.4. Economische delicten

1.2. Bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving

1.2.1. Integrale benadering handhaving

1.2.2. Wanneer strafrechtelijke handhaving?

1.2.3. Informatie-uitwisseling en samenwerking

2. Opsporing en vervolging

2.1. Inleiding

2.2. Etherpiraten (illegale omroep)

2.2.1. Handhaving

2.3. Niet-etherpiraten

2.3.1. Handhaving

2.4. Jammers

2.4.1. Gps-jammers

2.4.2. Mobiele-telefonie-jammers

2.4.3. Strafbaarheid jammers

2.4.4. Handhaving

2.5. Handel in uitrusting die niet voldoet aan de eisen

2.5.1. Handhaving

2.6. Radiozendapparaat met verkeerde frequentie en/of onjuist vermogen

2.6.1. Handhaving

3. Overgangsrecht