Aanvullingsbesluit grondeigendom Omgevingswet
Aanvullingsbesluit grondeigendom Omgevingswet
Opschrift
Aanhef
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Milieu en Wonen van 27 maart 2020, nr. 2020-0000142581, Constitutionele Zaken en Wetgeving, gedaan mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Gelet op de artikelen 2.24, eerste lid, 4.3, eerste lid, 12.24, vierde lid, 12.37, derde lid, 13.11, eerste en tweede lid, 13.15, derde lid, 13.17, tweede lid, 13.20, zesde lid, 13.22, eerste lid, 16.139, eerste lid, en 18.3 van de Omgevingswet, artikel 44, eerste lid, van de Uitvoeringswet grondkamers, artikel 15, tweede lid, van de Vorderingswet 1962 en artikel 2, eerste lid, van de Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 16 september 2020, nr. W04.20.0069/I);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 2 december 2020, nr. 2020-0000683133, uitgebracht mede namens Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
Hebben goedgevonden en verstaan: