Home

Circulaire handelwijze bij vermoedens van huwelijksdwang en achterlating, kinderontvoering, uitbuiting, onttrekking van kinderen aan overheidstoezicht en aangifte van geboorte en medischeverklaring (art. 2.43 en 2.49 Wet BRP)

Geldig vanaf 21 oktober 2022
Geldig vanaf 21 oktober 2022

Circulaire handelwijze bij vermoedens van huwelijksdwang en achterlating, kinderontvoering, uitbuiting, onttrekking van kinderen aan overheidstoezicht en aangifte van geboorte en medischeverklaring (art. 2.43 en 2.49 Wet BRP)

Besluit BWBR0047347-20221021

Versies van huidig besluit

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 21-10-2022]

1. Inleiding

Gaarne vraag ik uw aandacht en uw medewerking voor het volgende.

In Nederland komt het helaas voor dat vrouwen of kinderen slachtoffer zijn van huwelijksdwang, achterlating (in het buitenland), ontvoering of uitbuiting.1 De consequenties kunnen zeer ernstig zijn. Slachtoffers zijn vaak jong of bevinden zich in een afhankelijkheidsrelatie waar zij zich niet gemakkelijk uit kunnen losmaken. Bovendien gaat huwelijksdwang vaak gepaard met fysiek geweld of bedreiging. Dit brengt veel verdriet en leed met zich mee. Het betreft ernstige situaties die zoveel mogelijk voorkomen moeten worden.2 Daarnaast komt het voor dat met een aangifte van vertrek naar het buitenland getracht wordt om kinderen te onttrekken aan het toezicht van overheidsinstanties, zoals bijvoorbeeld de leerplichtambtenaar of Jeugdzorg.

Het kabinet is van oordeel dat dit krachtig moet worden bestreden. Op 6 juni 2013 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Tweede Kamer een brief doen toekomen3 over de wijze waarop het kabinet de ketenaanpak voor het tegengaan van huwelijksdwang en achterlating wil versterken. Hierbij wordt onder andere ingezet op verbetering van signalering en melding. Ambtenaren die belast zijn met de uitvoering van de Wet basisregistratie personen (hierna: Wet BRP) kunnen hierin een actieve signalerende rol hebben. Hiertoe kan het college van burgemeester en wethouders een meldcode opstellen, vergelijkbaar met meldcodes huiselijk geweld en kindermishandeling waarvan het opstellen bij wet voor een aantal relevante sectoren verplicht is gesteld.4

Bij de behandeling destijds van de Wet BRP in de Tweede Kamer werd een amendement aangenomen van mw. Oosenbrug,5 hetgeen regelde, dat wanneer niet alle bewoners van hetzelfde adres tegelijkertijd naar het buitenland vertrekken, degenen die wel vertrekken in persoon moeten verschijnen bij de gemeente om in persoon aangifte van vertrek te doen. Daarbij moeten minderjarige kinderen ook verschijnen. De verschijningsplicht gold dus voor alle bewoners die gingen vertrekken. Die verschijningsplicht is door wijziging van de Wet BRP vanaf 1 januari 2022 beperkt tot ingezetenen met hetzelfde woonadres die echtgenoot, geregistreerd partner, levensgezel dan wel bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad zijn van de persoon die de aangifte van vertrek doet.6 Als één of meer van deze personen niet mee vertrekt, moeten de vertrekkende personen dus verplicht verschijnen bij de aangifte.

In deze circulaire zal op deze problematiek en de gevolgen daarvan voor de uitvoering van de Wet BRP worden ingegaan. Daarnaast wordt in deze circulaire nog eens gewezen op de bevoegdheid die de ambtenaar van de burgerlijke stand heeft om zich een medische verklaring omtrent de geboorte te doen overleggen als hij twijfelt over de juistheid van de geboorteaangifte.

2. Handelwijze van de BRP-ambtenaar bij vermoedens van huwelijksdwang, achterlating, kinderontvoering of uitbuiting

Uitgangspunt is dat de BRP-ambtenaar in het kader van de uitvoering van de Wet BRP geen uitvraag mag doen naar redenen van vertrek naar het buitenland. Het is zijn taak de feitelijke situatie te registreren. Niettemin kan het gebeuren dat bij de betrokken ambtenaar, mede naar aanleiding van de verschijning in persoon van degene die vertrekt, het vermoeden rijst of wordt bevestigd dat er sprake is van huwelijksdwang en (toekomstige) achterlating, kinderontvoering, dan wel van uitschrijving teneinde onder overheidsbemoeienis uit te komen. Om die reden is de hiervoor genoemde persoonlijke verschijningsplicht in de Wet BRP vastgelegd.

Op basis van een meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling mag de ambtenaar zijn beroepsgeheim doorbreken en zijn vermoedens betreffende huwelijksdwang, gedongen achterlating of kinderontvoering (doen) melden bij Veilig Thuis (het advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling).

Het college van burgemeester en wethouders kan eventueel in het werkproces van de gemeente een protocol opnemen. Daarin zou bijvoorbeeld kunnen worden vastgelegd dat er binnen de gemeente voor dit soort aangelegenheden een centrale contactpersoon wordt aangewezen, die ook bevoegd is de melding aan Veilig Thuis te doen en regie voert op (het inrichten van het proces ten aanzien van) het voorkomen van huwelijksdwang, achterlating, en kinderontvoering. Meer informatie over de meldcode en specifieke informatie voor gemeenten kunt u vinden in de toolkit Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling onder het kopje hulpmiddelen voor gemeenten, via de Toolkit meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling.7 Meer informatie over Veilig Thuis kunt u vinden op de website veiligthuis.nl.8

Meer informatie over geweld in afhankelijkheidsrelaties in het kader van huwelijksdwang en achterlating is te vinden op de website huiselijkgeweld.nl.9

Ook in andere gevallen dan bij een aangifte van vertrek mag een BRP-ambtenaar bij vermoedens van huwelijksdwang, achterlating, kinderontvoering of uitbuiting zijn beroepsgeheim doorbreken. Een mogelijke aanleiding zou kunnen zijn als kort na het doen van aangifte van vertrek naar het buitenland van alle ingezetenen op het woonadres, wederom door één van die vertrokken personen aangifte van verblijf en adres wordt gedaan. Ook kunnen dergelijke vermoedens rijzen naar aanleiding van een adresonderzoek. Bij een adresonderzoek kan bijvoorbeeld worden gekeken of alle aan elkaar gerelateerde personen nog op het adres wonen.

De wijze waarop het adresonderzoek kan worden uitgevoerd, is beschreven in de circulaire Adresonderzoek BRP en is te vinden op de website van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens.10

3. Verschijningsplicht en aangifte van vertrek namens anderen

3.1. Aangifte van vertrek doen namens een ander

De aangifte kan enkel worden gedaan door:

  • de ouder en zijn meerderjarige kind voor elkaar, indien beiden hetzelfde woonadres hebben én mits alle familieleden11 op het adres vertrekken;

  • echtgenoten dan wel geregistreerde partners voor elkaar, indien beiden hetzelfde woonadres hebben én mits alle familieleden op het adres vertrekken;

  • het hoofd van een instelling voor gezondheidszorg voor een in die instelling verblijvende persoon die wegens de toestand van zijn gezondheid niet in staat kan worden geacht aan zijn verplichtingen te voldoen, dan wel de echtgenoot, de geregistreerde partner of andere levensgezel of de bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad van een zodanig persoon, onder overlegging van een schriftelijke verklaring ter zake van het hoofd van de desbetreffende instelling.

-

3.2. Verschijningsplicht bij aangifte van vertrek

3.3. Wanneer niet voldaan wordt aan de verschijningsplicht

4. Registratie in de BRP van het vertrek bij feitelijke achterlating

5. Aangifte van verblijf en adres bij terugkeer van een achtergelatene

6. Medische verklaring en geboorteaangifte

Nadere informatie