Wet kiescollege niet-ingezetenen
Wet kiescollege niet-ingezetenen
Opschrift
Aanhef
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een kiescollege op te richten en in te richten dat Nederlanders die geen ingezetenen van Nederland zijn vertegenwoordigt bij de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, en dat een voorstel tot wijziging van de Grondwet hiertoe is aanvaard, alsmede de Kieswet te wijzigen ter invoering van de verkiezing van het kiescollege door Nederlanders die geen ingezetenen zijn en de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal door de leden van het kiescollege;
Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Titel I. Begripsbepalingen
Artikel 1
In deze wet wordt verstaan onder:
het aantal geregistreerde kiesgerechtigden: het aantal kiesgerechtigden dat is geregistreerd als kiezer voor de verkiezing van het kiescollege op grond van artikel Pa 3 in samenhang met artikel D 2 van de Kieswet;
ingezetenen: zij die hun werkelijke woonplaats in Nederland hebben; en
Onze Minister: Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.