Home

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken

Geldig vanaf 1 februari 2010
Geldig vanaf 1 februari 2010

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-02-2010]

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken

Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten van Amerika aangaande wederzijdse rechtshulp in strafzaken

Preambule

De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Verenigde Staten van Amerika, geleid door de wens een verdrag te sluiten aangaande de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, zijn het volgende overeengekomen:

Artikel 1. Verplichting tot hulpverlening

1.

De Verdragsluitende Partijen verbinden zich om, op verzoek en in overeenstemming met de bepalingen van dit Verdrag, elkaar wederzijds hulp te verlenen bij strafrechtelijk onderzoek en strafrechtelijke procedures.

1bis.
  1. Rechtshulp wordt ook verleend aan een nationale administratieve autoriteit die, krachtens een specifieke administratieve of regelgevende bevoegdheid om dergelijke onderzoeken te doen, gedragingen onderzoekt met het oog op strafrechtelijke vervolging van de gedraging of verwijzing van dergelijke gedragingen naar autoriteiten die bevoegd zijn deze strafrechtelijk te onderzoeken of te vervolgen. Rechtshulp kan onder vergelijkbare omstandigheden ook worden verleend aan andere administratieve autoriteiten. Rechtshulp kan niet worden gevraagd in aangelegenheden waarin de administratieve autoriteit verwacht dat geen vervolging of, voor zover van toepassing, verwijzing zal plaatsvinden.

  2. Verzoeken om rechtshulp uit hoofde van dit artikel worden verzonden tussen de bevoegde autoriteiten, genoemd in artikel 14 van dit Verdrag, of tussen andere autoriteiten die door de bevoegde autoriteiten zijn overeengekomen.

2.

Deze rechtshulp omvat onder meer:

  1. opsporing van personen;

  2. betekening van stukken;

  3. het verstrekken van documenten;

  4. het horen van personen als getuige of anderszins;

  5. overlegging van stukken;

  6. uitvoering van verzoeken tot huiszoeking en inbeslagneming; en

  7. overdracht van personen die zich in detentie bevinden met het oog op het afleggen van een getuigenverklaring.

Artikel 2. Opsporing van personen

Artikel 3. Betekening van stukken

Artikel 4. Het verstrekken van documenten van overheidsinstanties of -instellingen

Artikel 5. Het horen van getuigen en de overlegging van stukken in de aangezochte Staat

Artikel 6. Uitvoering van verzoeken tot huiszoeking en inbeslagneming

Artikel 7. Overdracht van personen die zich in detentie bevinden naar de verzoekende Staat

Artikel 8. Overdracht van personen die zich in detentie bevinden naar de aangezochte Staat

Artikel 9. Vrijgeleide

Artikel 9bis. Identificatie van bankgegevens

Artikel 9ter. Gemeenschappelijke onderzoeksteams

Artikel 9 quater. Videoconferenties

Artikel 10. Beperkingen op de inwilliging

Artikel 11. Bescherming van vertrouwelijke gegevens

Artikel 11bis. Beperkingen van het gebruik ter bescherming van persoonsgegevens en andere gegevens

Artikel 12. Uitvoering van verzoeken

Artikel 13. Inhoud van de verzoeken

Artikel 14. Bevoegde autoriteiten

Artikel 15. Terugzending van ingewilligde verzoeken

Artikel 16. Terugzending van stukken, documenten of ander bewijsmateriaal

Artikel 17. Kosten en vertalingen

Artikel 18. Andere verdragen en interne wetten

Artikel 19. Opzegging

Bijlage

Artikel 194

Artikel 272

Artikel 328 bis

Artikel 328 ter

Artikel 336

Artikel 200

Artikel 285

Artikel 341a

Artikel 349

Nr. I

Artikel 4

Artikel 6

Artikel 11

Artikel 14

Nr. II

Nr. I

Nr. II