Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en Turkije
Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en Turkije
Opschrift
Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschap en Turkije
Preambule
Zijne Majesteit de Koning der Belgen,
De President van de Bondsrepubliek Duitsland,
De President van de Franse Republiek,
De President van de Italiaanse Republiek,
Hare Koninklijke Hoogheid de Groothertogin van Luxemburg,
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,
en de Raad van de Europese Gemeenschap, enerzijds,
en de President van de Republiek Turkije, anderzijds,
VASTBERADEN, steeds hechtere banden tot stand te brengen tussen het Turkse volk en de in de Europese Gemeenschap verenigde volkeren;
VASTBESLOTEN, de voortdurende verbetering van de levensomstandigheden in Turkije en in de Europese Gemeenschap te verzekeren door een versnelde economische vooruitgang en een harmonische uitbreiding van het handelsverkeer, en het verschil in niveau tussen de economie van Turkije en die van de Lid-Staten der Europese Gemeenschap te verkleinen;
REKENING houdende met de bijzondere vraagstukken die de ontwikkeling van de Turkse economie opwerpt en met de noodzaak Turkije gedurende een bepaalde periode economische hulp te verlenen;
ERKENNENDE, dat de steun van de Europese Gemeenschap bij het streven van het Turkse volk naar verbetering van zijn levensstandaard in een later stadium de toetreding van Turkije tot de Europese Gemeenschap zal vergemakkelijken;
VASTBESLOTEN, de waarborgen voor vrede en vrijheid te versterken door het gemeenschappelijk nastreven van het ideaal dat ten grondslag ligt aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;
HEBBEN besloten een overeenkomst aan te gaan, waarbij, overeenkomstig artikel 238 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, een associatie tussen de Europese Gemeenschap en Turkije tot stand wordt gebracht; en hebben te dien einde als hun gevolmachtigden aangewezen:
Zijne Majesteit de Koning der Belgen:
De heer Paul-Henri Spaak, Vice-Eerste Minister en Minister van Buitenlandse Zaken;
De President van de Bondsrepubliek Duitsland:
De heer Gerhard Schroeder, Minister van Buitenlandse Zaken;
De President van de Franse Republiek:
De heer Maurice Couve de Murville, Minister van Buitenlandse Zaken;
De President van de Italiaanse Republiek:
De heer Emilio Colombo, Minister van de Schatkist;
Hare Koninklijke Hoogheid de Groothertogin van Luxemburg:
De heer Emile Schaus, Vice-Premier en Minister van Buitenlandse Zaken;
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden:
De heer Joseph M. A. H. Luns, Minister van Buitenlandse Zaken;
De Raad van de Europese Gemeenschap:
De heer Joseph M. A. H. Luns, Fungerend Voorzitter van de Raad der Europese Gemeenschap en Minister van Buitenlandse Zaken van Nederland;
De President van de Republiek Turkije:
De heer Feridun Cemal Erkin, Minister van Buitenlandse Zaken;
die, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten, omtrent de volgende bepalingen overeenstemming hebben bereikt: