Home

Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen

Richtlijn 2001/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van kredietinstellingen

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Gezien het advies van het Europees Monetair Instituut(3),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(4),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Overeenkomstig de doelstellingen van het Verdrag dient de harmonische en evenwichtige ontwikkeling van de economische activiteiten in de gehele Gemeenschap te worden bevorderd door elk beletsel voor de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten binnen de Gemeenschap weg te nemen.

  2. Terzelfder tijd dient er aandacht te worden geschonken aan de situatie die zich kan voordoen in geval van moeilijkheden bij een kredietinstelling, met name wanneer deze bijkantoren in andere lidstaten heeft.

  3. Deze richtlijn past in het communautaire wetgevingskader dat tot stand is gekomen bij Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 maart 2000 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(5). Hieruit volgt dat zolang de kredietinstelling werkzaam is, zij met haar bijkantoren één enkel geheel vormt dat is onderworpen aan toezicht door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de voor de gehele Gemeenschap geldende vergunning is verleend.

  4. Het zou zeer ongepast zijn het geheel dat de kredietinstelling met haar bijkantoren vormt, op te breken wanneer er saneringsmaatregelen moeten worden vastgesteld of er een liquidatieprocedure moet worden geopend.

  5. De aanneming van Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels(6), waarbij het beginsel van verplichte deelneming door kredietinstellingen aan een depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst is ingevoerd, maakt de noodzaak tot onderlinge erkenning van saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures nog manifester.

  6. De administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst, dienen als enige bevoegd te zijn tot het vaststellen en uitvoeren van saneringsmaatregelen overeenkomstig de in deze lidstaat geldende wetgeving en praktijken. Aangezien het onbegonnen werk is de in de lidstaten geldende wetgevingen en praktijken te harmoniseren, is het dienstig over te gaan tot wederzijdse erkenning door de lidstaten van de maatregelen die elke lidstaat treft om kredietinstellingen waaraan hij vergunning heeft verleend weer levensvatbaar te maken.

  7. Gewaarborgd moet worden dat de door de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst vastgestelde maatregelen voor de sanering van kredietinstellingen, alsmede de maatregelen, vastgesteld door de personen of organen die door deze bevoegde instanties zijn aangewezen om het beheer over deze saneringsmaatregelen te voeren, in alle lidstaten rechtswerking hebben, met inbegrip van de maatregelen die opschorting van de betalingen, opschorting van executie of verlaging van de schuldvorderingen kunnen behelzen, alsmede elke andere maatregel die de reeds bestaande rechten van derden kan aantasten.

  8. Bepaalde maatregelen, met name die welke gevolgen hebben voor de werking van de interne structuur van de kredietinstelling of voor de rechten van de bestuurders of de aandeelhouders, hoeven niet door deze richtlijn te worden bestreken om volledige rechtswerking te hebben in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst, voorzover, krachtens de regels van het internationaal privaatrecht, het recht van de lidstaat van herkomst van toepassing is.

  9. Voor bepaalde maatregelen, met name de maatregelen die verband houden met de handhaving van de voorwaarden waaronder vergunning is verleend, geldt reeds de wederzijdse erkenning uit hoofde van Richtlijn 2000/12/EG, voorzover deze maatregelen op het tijdstip dat zij worden getroffen niet de rechten van derden aantasten die reeds bestaan.

  10. In dat verband mogen personen die bij de werking van de interne structuur van kredietinstellingen betrokken zijn, alsmede bestuurders en aandeelhouders van die kredietinstellingen, voor de toepassing van deze richtlijn in die hoedanigheid beschouwd, niet als derden worden aangemerkt.

  11. Ter inlichting van derden moet de tenuitvoerlegging van saneringsmaatregelen worden bekendgemaakt in de lidstaten waar zich bijkantoren bevinden wanneer die maatregelen de uitoefening van bepaalde rechten van derden kunnen doorkruisen.

  12. Het beginsel van gelijke behandeling van de schuldeisers met betrekking tot hun toegang tot rechtsmiddelen vergt dat de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst het nodige doen om de schuldeisers van de lidstaat van ontvangst in staat te stellen die rechtsmiddelen binnen de daarvoor gestelde termijn in te stellen.

  13. De rol van de administratieve of rechterlijke instanties met betrekking tot saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures voor in verschillende lidstaten gevestigde bijkantoren van kredietinstellingen met statutaire zetel buiten de Gemeenschap behoeft enige coördinatie.

  14. Een in moeilijkheden verkerende kredietinstelling moet bij ontstentenis of bij mislukking van saneringsmaatregelen aan liquidatie worden onderworpen. Voor dat geval moet worden voorzien in bepalingen betreffende de wederzijdse erkenning van liquidatieprocedures en de daaruit voortvloeiende rechtsgevolgen in de Gemeenschap.

  15. De belangrijke rol die de voor het toezicht op de kredietinstellingen bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst spelen voordat de liquidatieprocedure wordt geopend, kan tijdens de liquidatie vervuld blijven, om een correcte afwikkeling van de liquidatieprocedure mogelijk te maken.

  16. De gelijke behandeling van de schuldeisers vereist dat de liquidatie van de kredietinstelling plaatsvindt overeenkomstig de beginselen van eenheid en universaliteit, die de exclusieve bevoegdheid veronderstellen van de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst, alsmede de erkenning van hun beslissingen, die in de overige lidstaten zonder verdere formaliteiten de daaraan bij het recht van de lidstaat van herkomst toegekende rechtsgevolgen moeten kunnen sorteren, tenzij in deze richtlijn anders is bepaald.

  17. De uitzondering betreffende de gevolgen van saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures voor bepaalde overeenkomsten en rechten blijft beperkt tot die gevolgen en is niet van toepassing op enig ander aspect van de saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures, zoals de indiening, de verificatie, de toelating en de rangindeling van de respectieve vorderingen ten aanzien van dergelijke overeenkomsten en rechten, alsmede de regels betreffende de verdeling van de opbrengst van de te gelde gemaakte goederen, welke worden beheerst door de wetgeving van de lidstaat van herkomst.

  18. Vrijwillige liquidatie is mogelijk wanneer de kredietinstelling solvabel is. De administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst kunnen niettemin in voorkomend geval een saneringsmaatregel vaststellen of een liquidatieprocedure openen, zelfs na de aanvang van een vrijwillige liquidatie.

  19. De intrekking van de bankvergunning is een van de noodzakelijke gevolgen wanneer tot liquidatie van een kredietinstelling wordt overgegaan. Die intrekking mag evenwel geen beletsel vormen voor het voortzetten van bepaalde werkzaamheden van de kredietinstelling, voorzover zulks noodzakelijk of dienstig is met het oog op de liquidatie. Deze voortzetting van de werkzaamheden kan evenwel door de lidstaat van herkomst worden onderworpen aan de instemming en de controle van de voor het toezicht op de kredietinstellingen bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst.

  20. Individuele kennisgeving aan de bekende schuldeisers is even essentieel als bekendmaking om hen zo nodig in staat te stellen hun vorderingen of opmerkingen betreffende hun vorderingen binnen de desbetreffende termijnen in te dienen. Zulks mag er niet toe leiden dat schuldeisers met woonplaats in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst op grond van hun woonplaats of de aard van hun vorderingen worden gediscrimineerd. De schuldeisers moeten gedurende de liquidatieprocedure op gezette tijden op passende wijze op de hoogte worden gehouden.

  21. Alleen voor de toepassing van de bepalingen van deze richtlijn op de saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures betreffende in de Gemeenschap gevestigde bijkantoren van een kredietinstelling met statutaire zetel in een derde land, gelden voor „lidstaat van herkomst”, „bevoegde autoriteiten” en „administratieve of rechterlijke instanties” de definities van de lidstaat van het bijkantoor.

  22. Wanneer een kredietinstelling met statutaire zetel buiten de Gemeenschap bijkantoren in verscheidene lidstaten heeft, wordt voor de toepassing van deze richtlijn elk bijkantoor individueel behandeld. De administratieve of rechterlijke instanties en de bevoegde autoriteiten alsmede de bewindvoerders en de liquidateurs streven er in dat geval naar hun optreden te coördineren.

  23. Hoewel er dient te worden vastgehouden aan het beginsel dat het recht van de lidstaat van herkomst bepalend is voor alle procesrechtelijke en materieelrechtelijke gevolgen van saneringsmaatregelen of liquidatieprocedures, dient te worden bedacht dat die gevolgen strijdig kunnen zijn met de regels die normaliter in het kader van de economische en financiële werkzaamheden van de kredietinstelling en haar bijkantoren in andere lidstaten van toepassing zijn. Verwijzing naar het recht van een andere lidstaat betekent in sommige gevallen een noodzakelijke nuancering van het beginsel van toepassing van het recht van de lidstaat van herkomst.

  24. Deze nuancering is in het bijzonder noodzakelijk om de door een arbeidsovereenkomst met de kredietinstelling verbonden werknemers te beschermen en de rechtszekerheid van transacties inzake bepaalde goederen te garanderen alsook de integriteit te handhaven van overeenkomstig het recht van een lidstaat functionerende gereglementeerde markten waar handel in financiële instrumenten.

  25. De in het kader van een betalings- en afwikkelingssysteem verrichte transacties vallen onder het toepassingsgebied van Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen(7).

  26. De aanneming van deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bepalingen van Richtlijn 93/26/EG uit hoofde waarvan een insolventieprocedure van invloed mag zijn noch op de tegenwerpbaarheid van naar behoren in een systeem ingevoerde opdrachten noch op de in verband met een systeem gestelde zakelijke zekerheden.

  27. Bepaalde saneringsmaatregelen of liquidatieprocedures behelzen de aanwijzing van een met het beheer van deze maatregelen of procedures belaste persoon. De erkenning van diens aanwijzing en van diens bevoegdheden in alle andere lidstaten vormt dan ook een essentieel element voor de tenuitvoerlegging van de in de lidstaat van herkomst gegeven beslissingen. Er moet evenwel worden aangegeven binnen welke grenzen deze persoon zijn bevoegdheden mag uitoefenen wanneer hij buiten de lidstaat van herkomst optreedt.

  28. Schuldeisers die met de kredietinstellingen verbintenissen zijn aangegaan voordat een saneringsmaatregel is vastgesteld of een liquidatieprocedure is geopend, dienen te worden beschermd tegen de inzake nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid geldende regels van het recht van de lidstaat van herkomst, wanneer degene te wiens behoeve de transactie is uitgevoerd, het bewijs levert dat in het op de transactie van toepassing zijnde recht geen in dit specifieke geval geldend rechtsmiddel voorhanden is waarmee de rechtshandeling in kwestie kan worden bestreden.

  29. Het vertrouwen van de derde verkrijger in de inhoud van registers of rekeningen voor bepaalde activa die aan inschrijving in die registers of op een rekening zijn onderworpen, en bij uitbreiding het vertrouwen van de verkrijger van een onroerend goed, dient, ook nadat een liquidatieprocedure is geopend of een saneringsmaatregel is vastgesteld, te worden behoed. Dit vertrouwen kan alleen in stand worden gehouden indien de geldigheid van de verkrijging wordt beheerst door het recht van de plaats waar het onroerend goed is gelegen of van de lidstaat onder het gezag waarvan het register of de rekening wordt gehouden.

  30. Bij wijze van uitzondering op de toepassing van de lex concursus worden de gevolgen van de saneringsmaatregelen of de liquidatieprocedures voor een aanhangig rechtsgeding beheerst door het recht van de lidstaat waar dat geding aanhangig is. De gevolgen van die maatregelen of procedures voor de afzonderlijke executiemaatregelen die uit deze rechtsvorderingen voortkomen, worden beheerst door de wetgeving van de lidstaat van herkomst, overeenkomstig de algemene regel van de richtlijn.

  31. Er moet worden bepaald dat de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaat van herkomst, onverwijld de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst informeren over het treffen van een saneringsmaatregel of de opening van een liquidatieprocedure, zo mogelijk voordat de maatregel wordt getroffen of de procedure wordt geopend, zoniet, onmiddellijk daarna.

  32. Het beroepsgeheim overeenkomstig artikel 30 van Richtlijn 2000/12/EG vormt een wezenlijk onderdeel van alle informatie- en overlegprocedures. Derhalve moet het worden geëerbiedigd door alle bij deze procedures betrokken administratieve instanties, terwijl de rechterlijke instanties op dit punt aan de voor hen geldende nationale bepalingen onderworpen blijven,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Toepassingsgebied

1.

Deze richtlijn is van toepassing op kredietinstellingen en hun in een andere lidstaat dan die van de statutaire zetel opgerichte bijkantoren, in de zin van artikel 1, punten 1 en 3, van Richtlijn 2000/12/EG, behoudens de voorwaarden en uitzonderingen van artikel 2, lid 3, van die richtlijn.

2.

De bepalingen van deze richtlijn die betrekking hebben op de bijkantoren van een kredietinstelling die haar statutaire zetel buiten de Gemeenschap heeft, zijn alleen van toepassing wanneer deze kredietinstelling in ten minste twee lidstaten van de Gemeenschap bijkantoren heeft.

3.

Deze richtlijn is ook van toepassing op beleggingsondernemingen, als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 2, van Verordening (EU)nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(8), en de bijkantoren die zich bevinden in andere lidstaten dan die waarin hun hoofdkantoren zijn gevestigd.

4.

In geval van toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en uitoefening van de afwikkelingsbevoegdheden waarin Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad(9) voorziet, is genoemde richtlijn ook van toepassing op de financiële instellingen, ondernemingen en moederondernemingen die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2014/59/EU vallen.

5.

Artikelen 4 en 7 van deze richtlijn zijn niet van toepassing indien artikel 83 van Richtlijn 2014/59/EU van toepassing is.

6.

Artikel 33 van deze richtlijn is niet van toepassing indien artikel 84 van Richtlijn 2014/59/EU van toepassing is.

Artikel 2 Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

„lidstaat van herkomst” :
de lidstaat van herkomst als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 43, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
„lidstaat van ontvangst” :
de lidstaat van ontvangst als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 44, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
„bijkantoor” :
een bijkantoor als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 17, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
„bevoegde autoriteit” :
een bevoegde autoriteit als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 40, van Verordening (EU) nr. 575/2013 of een afwikkelingsautoriteit in de zin van artikel 2, lid 1, punt 18, van Richtlijn 2014/59/EU met betrekking tot uit hoofde van die richtlijn genomen maatregelen;
„bewindvoerder” :
elke persoon of elk orgaan, aangewezen door de administratieve of rechterlijke instanties om het beheer over saneringsmaatregelen te voeren;
„administratieve of rechterlijke instanties” :
de administratieve of rechterlijke instanties van de lidstaten die bevoegd zijn ter zake van saneringsmaatregelen of liquidatieprocedures;
„saneringsmaatregelen” :
maatregelen die bestemd zijn om de financiële positie van een kredietinstelling of beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 2, van Verordening (EU) nr. 575/2013 in stand te houden of te herstellen, en die de bestaande rechten van derden zouden kunnen aantasten, met inbegrip van maatregelen die tot opschorting van de betaling, opschorting van handhavingsmaatregelen of verlaging van de schuldvorderingen kunnen leiden; tot deze maatregelen behoort ook de toepassing van de afwikkelingsinstrumenten en de uitoefening van afwikkelingsbevoegdheden waarin Richtlijn 2014/59/EU voorziet;
„liquidateur” :
elke persoon of elk orgaan, aangewezen door de administratieve of rechterlijke instanties om het beheer over een liquidatieprocedure te voeren;
„liquidatieprocedure” :
een collectieve procedure, die door een administratieve of rechterlijke instantie van een lidstaat wordt ingeleid en gecontroleerd, teneinde de activa onder toezicht van deze instanties te gelde te maken, ook indien deze procedure wordt afgesloten met een gerechtelijk akkoord of vergelijkbare maatregel;
„gereglementeerde markt” :
een gereglementeerde markt als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 21, van Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad(10);
„instrument” :
een financieel instrument als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 50, onder b), van Verordening (EU) nr. 575/2013.

TITEL II SANERINGSMAATREGELEN

A.Kredietinstellingen met statutaire zetel binnen de Gemeenschap

Artikel 3 Vaststelling van saneringsmaatregelen — toepasselijk recht

Artikel 4 Kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van ontvangst

Artikel 5 Kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst

Artikel 6 Bekendmaking

Artikel 7 Verplichting tot kennisgeving aan bekende schuldeisers — recht tot het indienen van vorderingen

B.Kredietinstellingen met statutaire zetel buiten de Gemeenschap

Artikel 8 Bijkantoren van kredietinstellingen uit derde landen

TITEL III LIQUIDATIEPROCEDURE

A.Kredietinstellingen met statutaire zetel binnen de Gemeenschap

Artikel 9 Opening van een liquidatieprocedure — kennisgeving aan andere bevoegde autoriteiten

Artikel 10 Toepasselijk recht

Artikel 11 Raadpleging van de bevoegde autoriteiten vóór vrijwillige liquidatie

Artikel 12 Intrekking van de vergunning van een kredietinstelling

Artikel 13 Bekendmaking

Artikel 14 Kennisgeving aan de bekende schuldeisers

Artikel 15 Uitvoering van verbintenissen

Artikel 16 Recht om vorderingen in te dienen

Artikel 17 Taal

Artikel 18 Regelmatig informeren van de schuldeisers

B.Kredietinstellingen met statutaire zetel buiten de Gemeenschap

Artikel 19 Bijkantoren van kredietinstellingen uit derde landen

TITEL IV BEPALINGEN DIE ZOWEL VOOR SANERINGSMAATREGELEN ALS VOOR LIQUIDATIEPROCEDURES GELDEN

Artikel 20 Gevolgen voor bepaalde overeenkomsten en rechten

Artikel 21 Zakelijke rechten van derden

Artikel 22 Eigendomsvoorbehoud

Artikel 23 Verrekening

Artikel 24 Lex rei sitae

Artikel 25 Overeenkomsten inzake verrekening

Artikel 26 Retrocessieovereenkomsten

Artikel 27 Gereglementeerde markten

Artikel 28 Bewijs van aanwijzing van de liquidateur

Artikel 29 Inschrijving in een openbaar register

Artikel 30 Nadelige rechtshandelingen

Artikel 31 Bescherming van derden

Artikel 32 Aanhangige rechtsgedingen

Artikel 33 Beroepsgeheim

TITEL V SLOTBEPALINGEN

Artikel 34 Uitvoering

Artikel 35 Inwerkingtreding

Artikel 36 Adressaten