Home

Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik

Richtlijn 2001/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik

TITEL I DEFINITIES

Artikel 1

Voor de doeleinden van de onderhavige richtlijn wordt verstaan onder:

    2.Geneesmiddel:
    1. elke enkelvoudige of samengestelde substantie, aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij de mens; of

    2. elke enkelvoudige of samengestelde substantie die bij de mens kan worden gebruikt of aan de mens kan worden toegediend om hetzij fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen, hetzij om een medische diagnose te stellen.

    3.Substantie:

    elke stof, ongeacht haar oorsprong zijnde:

    • menselijke oorsprong, zoals:

      menselijk bloed en daarvan afgeleide producten;

    • dierlijke oorsprong, zoals:

      micro-organismen, gehele dieren, delen van organen, afscheidingsproducten van dieren, toxinen, door extractie verkregen substanties, van bloed afgeleide producten;

    • plantaardige oorsprong, zoals:

      micro-organismen, planten, delen van planten, plantaardige afscheidingsproducten, door extractie verkregen substanties;

    • chemische oorsprong, zoals:

      elementen, natuurlijke chemische stoffen en chemische producten verkregen door omzetting of synthese.

    3 bis.Werkzame stof:
    een substantie die of een mengsel van substanties dat bestemd is om gebruikt te worden bij de vervaardiging van een geneesmiddel en die/dat bij gebruik bij de vervaardiging ervan een werkzaam bestanddeel van dat middel wordt, waarbij dat werkzaam bestanddeel bestemd is om een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen om fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen, of bestemd is om een medische diagnose te stellen.
    3 ter.Hulpstof:
    elk ander bestanddeel van een geneesmiddel dan de werkzame stof en het verpakkingsmateriaal.
    4.Immunologisch geneesmiddel:

    elk geneesmiddel bestaande uit vaccins, toxinen, serums of allergenen:

    1. de vaccins, toxinen of serums omvattend met name:

      1. de stoffen die worden gebruikt om een actieve immuniteit teweeg te brengen zoals het choleravaccin, het B.C.G.-vaccin, de vaccins tegen poliomyelitis en pokken;

      2. de stoffen die worden gebruikt om immuniteit vast te stellen; deze stoffen omvatten met name tuberculine en PPD-tuberculine, de Schick- en Dick-toxinen, brucelline;

      3. de stoffen die worden gebruikt om een passieve immuniteit teweeg te brengen zoals het difterie-antitoxine, de globulinen tegen pokken en tegen lymfocytosis;

    2. de allergene producten, zijnde elk geneesmiddel, bestemd om een specifieke en verworven wijziging in de immunologische reactie op een allergie veroorzakend agens vast te stellen of teweeg te brengen.

    4 bis. Geneesmiddel voor geavanceerde therapie :
    een product als gedefinieerd in artikel 2 van Verordening (EG) nr. 1394/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2007 betreffende geneesmiddelen voor geavanceerde therapie(1).
    5.Homeopathisch geneesmiddel:
    Elk geneesmiddel dat volgens een in de Europese Farmacopee of, bij ontstentenis daarvan, in de in de lidstaten officieel in gebruik zijnde farmacopees beschreven homeopathisch fabricageprocédé uit substanties, genaamd homeopathische grondstoffen, wordt verkregen. Een homeopathisch geneesmiddel kan verscheidene werkzame bestanddelen bevatten.
    6.Radiofarmaceuticum:
    elk geneesmiddel dat, wanneer het gebruiksklaar is, een of meer radionucliden (radioactieve isotopen) bevat, welke daarin voor medische doeleinden is, respectievelijk zijn geïncorporeerd.
    7.Radionuclidegenerator:
    elk systeem dat een gebonden ouder-radionuclide bevat waaruit een dochter-radionuclide ontstaat, verkregen door elutie of enige andere methode en die in een radiofarmaceuticum wordt gebruikt.
    8.Kit:
    elk preparaat dat moet worden gereconstrueerd of gecombineerd met radionucliden in het uiteindelijke radiofarmaceuticum, doorgaans vóór de toediening ervan.
    9.Radionuclideuitgangsstof:
    elke andere radionuclide voor het radioactief labelen van een andere stof, vóór de toediening ervan.
    10.Uit menselijk bloed of van menselijk plasma bereid geneesmiddel:
    geneesmiddel op basis van bloedbestanddelen die door openbare en particuliere bedrijven op industriële wijze worden bereid; tot dit geneesmiddel behoren inzonderheid albumine, stollingsfactoren en immoglobulinen van menselijke oorsprong.
    11.Bijwerking:
    een reactie op een geneesmiddel die schadelijk en onbedoeld is.
    12.Ernstige bijwerking:
    een bijwerking die tot de dood leidt, levensgevaar oplevert, opneming in een ziekenhuis of een verlenging van een verblijf in een ziekenhuis vereist, blijvende of significante invaliditeit of arbeidsongeschiktheid veroorzaakt of een aangeboren afwijking/geboorteafwijking is.
    13.Onverwachte bijwerking:
    een bijwerking waarvan de aard, de ernst of het gevolg niet verenigbaar is met de samenvatting van de kenmerken van het product.
    15.Veiligheidsstudie na toelating:
    een onderzoek dat met een toegelaten geneesmiddel wordt uitgevoerd om een gevaar voor de veiligheid vast te stellen, te typeren of te kwantificeren, het veiligheidsprofiel van het geneesmiddel te bevestigen of de doeltreffendheid van risicomanagementmaatregelen te meten.
    16.Misbruik van geneesmiddelen:
    een aanhoudend of incidenteel opzettelijk overmatig gebruik van geneesmiddelen dat gepaard gaat met schadelijke lichamelijke of psychische effecten.
    17.Groothandel in geneesmiddelen:
    iedere activiteit die erin bestaat geneesmiddelen aan te schaffen, te houden, te leveren of uit te voeren, uitgezonderd het verstrekken van geneesmiddelen aan het publiek; deze activiteiten worden verricht met fabrikanten of hun depothouders, met importeurs, met andere groothandelaars of met apothekers en personen die in de betrokken lidstaat gemachtigd of gerechtigd zijn geneesmiddelen aan het publiek af te leveren.
    17 bis.Bemiddeling in geneesmiddelen:
    iedere activiteit in verband met de verkoop of aankoop van geneesmiddelen, uitgezonderd groothandel, waarbij geen sprake is van fysieke omgang met de geneesmiddelen en die bestaat in het onafhankelijk namens een andere natuurlijke of rechtspersoon onderhandelen.
    18.Verplichting inzake openbare dienstverlening:
    de aan groothandelaars opgelegde verplichting om permanent over een assortiment geneesmiddelen te beschikken waarmee in de behoeften van een bepaald geografisch gebied kan worden voorzien en om in dit gehele gebied bestellingen op zeer korte termijn af te leveren.
    18 bis)Vertegenwoordiger van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen:
    De persoon, gewoonlijk plaatselijk vertegenwoordiger genoemd, die door de houder van de vergunning voor het in de handel brengen is aangewezen om hem in de desbetreffende lidstaat te vertegenwoordigen.
    19.Medisch recept:
    elk recept voor geneesmiddelen dat uitgaat van een daartoe gerechtigd beoefenaar.
    20.Naam van het geneesmiddel:
    De naam, die een fantasienaam kan zijn die geen verwarring doet ontstaan met de algemene benaming, dan wel een algemene of wetenschappelijke benaming vergezeld van een merk of van de naam van de houder van de vergunning voor het in de handel brengen.
    21.Algemene benaming:
    de door de Wereldgezondheidsorganisatie aanbevolen algemene internationale benaming of, bij ontstentenis daarvan, de gangbare algemene benaming.
    22.Concentratie van het geneesmiddel:
    het gehalte aan werkzame stoffen, uitgedrukt in hoeveelheid per doserings-, volume- of gewichtseenheid, naar gelang van de presentatie.
    23.Primaire verpakking:
    het recipiënt of enige andere verpakkingsvorm die rechtstreeks met het geneesmiddel in aanraking komt.
    24.Buitenverpakking:
    de verpakking waarin de primaire verpakking wordt geplaatst.
    25.Etikettering:
    de vermeldingen op de buitenverpakking of op de primaire verpakking.
    26.Bijsluiter:
    het blaadje met informatie ten behoeve van de gebruiker, dat het geneesmiddel vergezelt.
    26 bis.Wijziging of wijziging in de voorwaarden van een vergunning voor het in de handel brengen:

    een wijziging van de inhoud van de gegevens en bescheiden zoals bedoeld in:

    1. artikel 8, lid 3, en de artikelen 9 tot en met 11 van deze richtlijn en bijlage I bij deze richtlijn, artikel 6, lid 2, van Verordening (EG) nr. 726/2004 en artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1394/2007, en

    2. de voorwaarden van het besluit tot verlening van de vergunning voor het in de handel brengen van een geneesmiddel voor menselijk gebruik, met inbegrip van de samenvatting van de productkenmerken en eventuele voorwaarden, verplichtingen of beperkingen die van invloed zijn op de vergunning voor het in de handel brengen, of wijzigingen in de etikettering of de bijsluiter die verband houden met de wijzigingen in de samenvatting van de productkenmerken.

    27.Bureau:
    Het Europees Bureau voor Geneesmiddelen, opgericht bij Verordening (EG) nr. 726/2004(2).
    28.Risico's verbonden aan het gebruik van het geneesmiddel:
    • elk risico, verbonden aan de kwaliteit, veiligheid of werkzaamheid van het geneesmiddel voor de gezondheid van de patiënt of de volksgezondheid;

    • elk risico van ongewenste effecten op het milieu.

    28 bis.Afweging van voordelen en risico's:
    Een afweging van de positieve therapeutische werking van het geneesmiddel in verhouding tot het risico, bedoeld in punt 28, eerste streepje.
    28 ter.Risicomanagementsysteem:
    een reeks geneesmiddelenbewakingswerkzaamheden en -interventies om de risico’s van een geneesmiddel vast te stellen, te typeren, te vermijden of te minimaliseren, met inbegrip van de beoordeling van de doeltreffendheid van deze werkzaamheden en interventies.
    28 quater.Risicomanagementplan:
    nauwkeurige beschrijving van het risicomanagementsysteem.
    28 quinquies.Geneesmiddelenbewakingssysteem:
    een systeem dat de houder van een vergunning voor het in de handel brengen en de lidstaten gebruiken om de in titel IX vermelde taken en verantwoordelijkheden te vervullen en dat ontworpen is om toezicht te houden op de veiligheid van toegelaten geneesmiddelen en eventuele wijzigingen in de verhouding tussen voordelen en risico’s daarvan vast te stellen.
    28 sexies.Basisdossier geneesmiddelenbewakingssysteem:
    een gedetailleerde beschrijving van het geneesmiddelenbewakingssysteem dat de houder van de vergunning voor het in de handel brengen gebruikt voor een of meer toegelaten geneesmiddelen.
    29.Traditioneel kruidengeneesmiddel:
    een kruidengeneesmiddel dat aan de criteria van artikel 16 bis, lid 1, voldoet.
    30.Kruidengeneesmiddel:
    een geneesmiddel dat als werkzame bestanddelen uitsluitend een of meer kruidensubstanties, een of meer kruidenpreparaten of een combinatie van een of meer kruidensubstanties en een of meer kruidenpreparaten bevat.
    31.Kruidensubstantie:
    voornamelijk hele, gebroken of gesneden planten, delen van planten, algen, fungi en korstmossen in onbewerkte vorm, meestal gedroogd maar soms vers. Sommige exsudaten die niet aan een specifieke behandeling onderworpen zijn, worden ook als kruidensubstantie beschouwd. Kruidensubstanties worden nauwkeurig gedefinieerd door het gebruikte plantendeel en de botanische naam volgens het binominale systeem (geslacht, soort, variëteit en auteur).
    32.Kruidenpreparaat:
    preparaat dat wordt verkregen door kruidensubstanties te onderwerpen aan behandelingen als extractie, destillatie, uitpersen, fractionering, zuivering, concentratie of fermentatie. Voorbeelden zijn vermalen of verpoederde kruidensubstanties, tincturen, extracten, etherische oliën, geperste sappen en bewerkte exsudaten.
    33.Vervalst geneesmiddel:

    een geneesmiddel met een valse voorstelling van:

    1. zijn identiteit, waaronder begrepen zijn verpakking, etikettering, zijn naam of zijn samenstelling wat betreft alle bestanddelen, waaronder begrepen de hulpstoffen, en de concentratie van die bestanddelen;

    2. zijn oorsprong, waaronder begrepen zijn fabrikant, het land van vervaardiging, het land van oorsprong, of de houder van de vergunning voor het in de handel brengen, of

    3. zijn geschiedenis, waaronder begrepen de registers en documenten met betrekking tot de gebruikte distributiekanalen.

    Deze definitie heeft geen betrekking op onbedoelde kwaliteitsgebreken en laat schendingen van intellectuele-eigendomsrechten onverlet.

TITEL II TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 2

1.

Deze richtlijn is van toepassing op geneesmiddelen voor menselijk gebruik, bestemd om in de lidstaten in de handel te worden gebracht, die industrieel of door middel van een industrieel procédé worden vervaardigd.

2.

In geval van twijfel, wanneer een product, rekening houdend met alle kenmerken ervan, aan de definitie van een geneesmiddel en aan de definitie van een product dat onder de toepassing van andere communautaire wetgeving valt, beantwoordt, zijn de bepalingen van deze richtlijn van toepassing.

3.

Onverminderd lid 1 van dit artikel en artikel 3, punt 4, is titel IV van deze richtlijn van toepassing op de vervaardiging van uitsluitend voor uitvoer bestemde geneesmiddelen, en op tussenproducten, werkzame stoffen en hulpstoffen.

4.

Lid 1 laat de artikelen 52 ter en 85 bis onverlet.

Artikel 3

Deze richtlijn is niet van toepassing op:

  1. geneesmiddelen die in de apotheek volgens medisch recept voor een bepaalde patiënt worden bereid, algemeen Formula magistralis geheten;

  2. geneesmiddelen die in de apotheek overeenkomstig de aanwijzingen van de farmacopee worden bereid en voor verstrekking rechtstreeks aan de klanten van die apotheek zijn bestemd, algemeen Formula officinalis geheten;

  3. geneesmiddelen die voor proeven in het kader van onderzoek en ontwikkeling zijn bestemd, onverminderd het bepaalde in Richtlijn 2001/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 april 2001 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de toepassing van goede klinische praktijken bij de uitvoering van klinische proeven met geneesmiddelen voor menselijk gebruik(3);

  4. tussenproducten die voor latere verwerking door een bevoegd fabrikant zijn bestemd;

  5. radionucliden die in de vorm van verzegelde bronnen worden gebruikt;

  6. volledig bloed, plasma of bloedcellen van menselijke oorsprong met uitzondering van plasma dat door middel van een industrieel procédé wordt vervaardigd.

  7. geneesmiddelen voor geavanceerde therapie, zoals gedefinieerd in Verordening (EG) nr. 1394/2007, die volgens een individueel medisch recept voor een op bestelling gemaakt product die voor een bepaalde patiënt op niet routinematige basis volgens specifieke kwaliteitsnormen worden bereid en binnen dezelfde lidstaat in een ziekenhuis worden gebruikt onder de exclusieve professionele verantwoordelijkheid van een beoefenaar van een medisch beroep.

    Toestemming tot de vervaardiging van deze producten wordt verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat. De lidstaten zorgen ervoor dat de nationale traceerbaarheid en de vereisten van geneesmiddelenwaakzaamheid, alsook de specifieke kwaliteitsnormen die in deze paragraaf worden genoemd, gelijkwaardig zijn aan die welke op communautair niveau worden gehanteerd voor geneesmiddelen voor geavanceerde therapieën, waarvoor een vergunning is vereist op grond van Verordening (EG) nr. 726/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 tot vaststelling van communautaire procedures voor het verlenen van vergunningen en het toezicht op geneesmiddelen voor menselijk en diergeneeskundig gebruik en tot oprichting van een Europees Geneesmiddelenbureau(4).

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 5 bis

TITEL III HET IN DE HANDEL BRENGEN

HOOFDSTUK 1 Vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 10 bis

Artikel 10 ter

Artikel 10 quater

Artikel 11

Artikel 12

HOOFDSTUK 2 Voor homeopathische geneesmiddelen geldende bijzondere bepalingen

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

HOOFDSTUK 2 bis Voor traditionele kruidengeneesmiddelen geldende bijzondere bepalingen

Artikel 16 bis

Artikel 16 ter

Artikel 16 quater

Artikel 16 quinquies

Artikel 16 sexies

Artikel 16 septies

Artikel 16 octies

Artikel 16 nonies

Artikel 16 decies

HOOFDSTUK 3 Procedure met betrekking tot de vergunning voor het in de handel brengen

Artikel 17

Artikel 18

Artikel 18 bis

Artikel 19

Artikel 20

Artikel 21

Artikel 21 bis

Artikel 22

Artikel 22 bis

Artikel 22 ter

Artikel 22 quater

Artikel 23

Artikel 23 bis

Artikel 23 ter

Artikel 24

Artikel 25

Artikel 26

Artikel 27

HOOFDSTUK 4 Procedure voor wederzijdse erkenning en gedecentraliseerde procedure

Artikel 28

Artikel 29

Artikel 30

Artikel 31

Artikel 32

Artikel 33

Artikel 34

Artikel 35

Artikel 37

Artikel 38

Artikel 39

TITEL IV VERVAARDIGING EN INVOER

Artikel 40

Artikel 41

Artikel 42

Artikel 43

Artikel 44

Artikel 45

Artikel 46

Artikel 46 bis

Artikel 46 ter

Artikel 47

Artikel 47 bis

Artikel 48

Artikel 49

Artikel 50

Artikel 51

Artikel 52

Artikel 52 bis

Artikel 52 ter

Artikel 53

TITEL V ETIKETTERING EN BIJSLUITER

Artikel 54

Artikel 54 bis

Artikel 55

Artikel 56

Artikel 56 bis

Artikel 57

Artikel 58

Artikel 59

Artikel 60

Artikel 61

Artikel 62

Artikel 63

Artikel 64

Artikel 65

Artikel 66

Artikel 67

Artikel 68

Artikel 69

TITEL VI INDELING VAN DE GENEESMIDDELEN

Artikel 70

Artikel 71

Artikel 72

Artikel 73

Artikel 74

Artikel 74 bis

Artikel 75

TITEL VII GROOTHANDEL EN BEMIDDELING IN GENEESMIDDELEN

Artikel 76

Artikel 77

Artikel 78

Artikel 79

Artikel 80

Artikel 81

Artikel 82

Artikel 83

Artikel 84

Artikel 85

Artikel 85 bis

Artikel 85 ter

TITEL VII A VERKOOP OP AFSTAND AAN DE BEVOLKING

Artikel 85 quater

Artikel 85 quinquies

TITEL VIII RECLAME

Artikel 86

Artikel 87

Artikel 88

TITEL VIII bis VOORLICHTING EN RECLAME

Artikel 88 bis

Artikel 89

Artikel 90

Artikel 91

Artikel 92

Artikel 93

Artikel 94

Artikel 95

Artikel 96

Artikel 97

Artikel 98

Artikel 99

Artikel 100

TITEL IX GENEESMIDDELENBEWAKING

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 101

Artikel 102

Artikel 103

Artikel 104

Artikel 104 bis

Artikel 105

HOOFDSTUK 2 Transparantie en communicatie

Artikel 106

Artikel 106 bis

HOOFDSTUK 3 Registratie, melding en beoordeling van geneesmiddelenbewakingsgegevens

Afdeling 1 Registratie en melding van vermoedelijke bijwerkingen

Artikel 107
Artikel 107 bis

Afdeling 2 Periodieke veiligheidsverslagen

Artikel 107 ter
Artikel 107 quater
Artikel 107 quinquies
Artikel 107 sexies
Artikel 107 septies
Artikel 107 octies

Afdeling 3 Signaaldetectie

Artikel 107 nonies

Afdeling 4 Unie-spoedprocedure

Artikel 107 decies
Artikel 107 undecies
Artikel 107 duodecies

Afdeling 5 Publicatie van beoordelingen

Artikel 107 terdecies

HOOFDSTUK 4 Toezicht op veiligheidsstudies na toelating

Artikel 107 quaterdecies

Artikel 107 quindecies

Artikel 107 sexdecies

Artikel 107 septdecies

Artikel 107 octodecies

HOOFDSTUK 5 Tenuitvoerlegging, delegering en richtsnoeren

Artikel 108

Artikel 108 bis

Artikel 108 ter

TITEL X BIJZONDERE BEPALINGEN BETREFFENDE VAN MENSELIJK BLOED OF VAN MENSELIJK PLASMA BEREIDE GENEESMIDDELEN

Artikel 109

Artikel 110

TITEL XI TOEZICHT EN SANCTIES

Artikel 111

Artikel 111 bis

Artikel 111 ter

Artikel 111 quater

Artikel 112

Artikel 113

Artikel 114

Artikel 115

Artikel 116

Artikel 117

Artikel 117 bis

Artikel 118

Artikel 118 bis

Artikel 118 ter

Artikel 118 quater

Artikel 119

TITEL XII PERMANENT COMITÉ

Artikel 120

Artikel 121

Artikel 121 bis

TITEL XIII ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 122

Artikel 123

Artikel 124

Artikel 125

Artikel 126

Artikel 126 bis

Artikel 126 ter

Artikel 126 quater

Artikel 127

Artikel 127 bis

Artikel 127 ter

Artikel 127 quater

Artikel 127 quinquies

TITEL XIV SLOTBEPALINGEN

Artikel 128

Artikel 129

Artikel 130

BIJLAGE IANALYTISCHE, FARMACOLOGISCH-TOXICOLOGISCHE EN KLINISCHE NORMEN EN PROTOCOLLEN VOOR DE CONTROLE VAN GENEESMIDDELEN

BIJLAGE II

BIJLAGE IIICONCORDANTIETABEL