Home

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad

Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat en tot wijziging van de Richtlijnen 73/239/EEG, 79/267/EEG, 92/49/EEG, 92/96/EEG, 93/6/EEG en 93/22/EEG van de Raad en van de Richtlijnen 98/78/EG en 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad

HOOFDSTUK 1 DOEL EN DEFINITIES

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld voor het aanvullende toezicht op gereglementeerde entiteiten waaraan vergunning is verleend in overeenstemming met artikel 6 van Richtlijn 73/239/EEG, artikel 4 van Richtlijn 2002/83/EG(1), artikel 5 van Richtlijn 2004/39/EG(2), artikel 3 van Richtlijn 2005/68/EG(3), artikel 6 van Richtlijn 2006/48/EG(4), artikel 5 van Richtlijn 2009/65/EG(5), artikel 14 van Richtlijn 2009/138/EG(6), of de artikelen 6 t/m 11 van Richtlijn 2011/61/EU(7), en die deel uitmaken van een financieel conglomeraat.

Bij deze richtlijn worden tevens wijzigingen aangebracht in de relevante sectorale voorschriften die van toepassing zijn op de entiteiten die door deze richtlijnen worden gereglementeerd.

Artikel 2 Definities

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

    1. „kredietinstelling” :
    een kredietinstelling in de zin van artikel 4, punt 1, van Richtlijn 2006/48/EG;
    2. „verzekeringsonderneming” :
    een verzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, lid 1, 2 of 3 van Richtlijn 2009/138/EG;
    3. „beleggingsonderneming” :
    een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1), van Richtlijn 2004/39/EG, met inbegrip van de ondernemingen bedoeld in artikel 3, lid 1, punt d), van Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen(8) of een onderneming waarvan de statutaire zetel in een derde land is gelegen en die overeenkomstig Richtlijn 2004/39/EG vergunningsplichtig zou zijn indien haar statutaire zetel zich binnen de Unie zou bevinden;
    4. „gereglementeerde entiteit” :
    een kredietinstelling, een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming, een beleggingsonderneming, een vermogensbeheerder of een beheerder van een alternatief beleggingsfonds;
    5. „vermogensbeheerder” :
    een beheermaatschappij in de zin van artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG, of een onderneming waarvan de statutaire zetel in een derde land is gelegen en die krachtens die richtlijn vergunningsplichtig zou zijn indien zij haar statutaire zetel in de Europese Unie zou bevinden;
    5 bis. „beheerder van alternatieve beleggingsfondsen” :
    beheerder van een alternatief beleggingsfonds zoals bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b), l), en ab) van Richtlijn 2011/61/EU of een onderneming waarvan de statutaire zetel in een derde land is gelegen en die krachtens die richtlijn vergunningsplichtig zou zijn indien haar statutaire zetel zich binnen de Unie zou bevinden;
    6. „herverzekeringsonderneming” :
    een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punten 4, 5 en 6, van Richtlijn 2009/138/EG of een „special purpose vehicle” in de zin van artikel 13, punt 26, van Richtlijn 2009/138/EG;
    7. „sectorale voorschriften” :
    rechtshandelingen van de Unie betreffende het prudentiële toezicht op gereglementeerde entiteiten, met name Verordeningen (EU) nr. 575/2013(9) en (EU) 2019/2033(10) van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2009/138/EG, 2013/36/EU(11), 2014/65/EU(12) en (EU) 2019/2033(13) van het Europees Parlement en de Raad;
    8. „financiële sector” :

    de sector die bestaat uit één of meer van de volgende entiteiten:

    1. een kredietinstelling, een financiële instelling of een onderneming die nevendiensten verricht in de zin van artikel 4, respectievelijk punten 1), 5) of 21), van Richtlijn 2006/48/EG (hierna gezamenlijk aangeduid als „de banksector”);

    2. een verzekeringsonderneming, een herverzekeringsonderneming of een verzekeringsholding in de zin van respectievelijk artikel 13, punten 1, 2, 4 of 5, of artikel 212, lid 1, onder f), van Richtlijn 2009/138/EG (hierna gezamenlijk aangeduid als „de verzekeringssector”);

    3. een beleggingsonderneming in de zin van artikel 3, lid 1, onder b), van Richtlijn 2006/49/EG (hierna gezamenlijk aangeduid als „de sector beleggingsdiensten”);

    9. „moederonderneming” :
    een moederonderneming als omschreven in artikel 1 van Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening(14) of iedere onderneming die, naar de mening van de bevoegde autoriteiten, feitelijk een overheersende invloed op een andere onderneming uitoefent;
    10. „dochteronderneming” :
    een dochteronderneming als omschreven in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG, of iedere onderneming waarop naar de mening van de bevoegde autoriteiten, een moederonderneming feitelijk een overheersende invloed uitoefent, of alle dochterondernemingen van een dergelijke dochteronderneming;
    11. „deelneming” :
    een deelneming in de zin van artikel 17, eerste zin, van de Vierde Richtlijn 78/660/EEG van de Raad van 25 juli 1978 betreffende de jaarrekening van bepaalde vennootschapsvormen(15), of de rechtstreekse of middellijke eigendom van 20 % of meer van de stemrechten of van het kapitaal van een onderneming;
    12. „groep” :
    een groep ondernemingen die bestaat uit een moederonderneming, haar dochterondernemingen en de deelnemingen van de moederonderneming en haar dochterondernemingen, of ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG, en die gelijk welke subgroep daarvan omvat;
    12 bis. „zeggenschap” :
    de relatie die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming als bedoeld in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EG, of een gelijkaardige relatie tussen een natuurlijke persoon of rechtspersoon en een onderneming;
    13. „nauwe banden” :
    een situatie waarin twee of meer natuurlijke personen of rechtspersonen zijn verbonden door een relatie van zeggenschap of deelnemingartikel, of een situatie, waarin twee of meer natuurlijke personen of rechtspersonen door een relatie van zeggenschap met eenzelfde persoon zijn verbonden;
    14. „financieel conglomeraat” :

    een groep of subgroep, wanneer een gereglementeerde entiteit aan het hoofd van de groep of subgroep staat of waarvan ten minste één van de dochterondernemingen een gereglementeerde entiteit is, en die aan de volgende voorwaarden voldoet:

    1. wanneer een gereglementeerde entiteit aan het hoofd van de groep of subgroep staat:

      1. is deze entiteit een moederonderneming van een entiteit in de financiële sector, een entiteit die houder is van een deelneming in een entiteit in de financiële sector, dan wel een entiteit die met een entiteit in de financiële sector verbonden is door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG;

      2. is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een entiteit uit de verzekeringssector en ten minste één van de entiteiten in de groep is een entiteit uit de sector banken of de sector beleggingsdiensten, en

      3. zijn de geconsolideerde en/of geaggregeerde activiteiten van de tot de groep of subgroep behorende entiteiten uit de verzekeringssector en van de entiteiten uit de sector banken en de sector beleggingsdiensten significant in de zin van artikel 3, lid 2 of lid 3, van deze richtlijn, of

    2. wanneer aan het hoofd van de groep of subgroep geen gereglementeerde entiteit staat:

      1. vinden de activiteiten van de groep of subgroep in hoofdzaak plaats in de financiële sector in de zin van artikel 3, lid 1, van deze richtlijn;

      2. is ten minste één van de entiteiten in de groep of subgroep een entiteit uit de verzekeringssector en ten minste één van de entiteiten in de groep is een entiteit uit de sector banken of de sector beleggingsdiensten, en

      3. zijn de geconsolideerde en/of geaggregeerde activiteiten van de tot de groep of subgroep behorende entiteiten uit de verzekeringssector en van de entiteiten uit de sector banken en de sector beleggingsdiensten significant in de zin van artikel 3, lid 2 of lid 3, van deze richtlijn;

    15. „gemengde financiële holding” :
    een moederonderneming die niet een gereglementeerde entiteit is en die samen met haar dochterondernemingen — waarvan er ten minste één een gereglementeerde entiteit met statutaire zetel in de Unie is — en met andere entiteiten een financieel conglomeraat vormt;
    16. „bevoegde autoriteiten” :
    de nationale autoriteiten van de lidstaten die krachtens wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen gemachtigd zijn om toezicht uit te oefenen op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, beleggingsondernemingen, vermogensbeheerders of beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, hetzij op individuele, hetzij op groepsbrede basis;
    17. „relevante bevoegde autoriteiten” :
    1. de bevoegde autoriteiten van de lidstaten die verantwoordelijk zijn voor het sectorale groepsbrede toezicht op de gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat, en met name op de moederonderneming die aan het hoofd van een sector staat;

    2. de overeenkomstig artikel 10 benoemde coördinator indien deze verschilt van de onder a) bedoelde autoriteiten;

    3. andere betrokken bevoegde autoriteiten indien die naar het oordeel van de onder a) en onder b) bedoelde autoriteiten relevant zijn.

    18. „intragroeptransacties” :
    alle transacties waarbij gereglementeerde entiteiten in een financieel conglomeraat rechtstreeks of middellijk en al dan niet tegen betaling een beroep doen op andere ondernemingen binnen dezelfde groep of op door „nauwe banden” met de ondernemingen in die groep verbonden natuurlijke personen of rechtspersonen voor de uitvoering van een al dan niet contractuele verplichting hetzij tot betaling, hetzij anderszins;
    19. „risicoconcentratie” :

    alle potentieel verliesgevende risicoposities die groot genoeg zijn om de solvabiliteit of de financiële positie in het algemeen van de gereglementeerde entiteiten in het financiële conglomeraat in gevaar te brengen, als gevolg van tegenpartijrisico/kredietrisico, beleggingsrisico, verzekeringsrisico, marktrisico, andere risico’s, dan wel een combinatie of wisselwerking van deze risico’s.

    Tot de inwerkingtreding van overeenkomstig artikel 21 bis, lid 1, onder b), vast te stellen technische reguleringsnormen, wordt in het onder punt 17, onder c), bedoelde oordeel in het bijzonder rekening gehouden met het marktaandeel dat de gereglementeerde entiteiten van het financieel conglomeraat in andere lidstaten hebben, inzonderheid indien dit meer dan 5 % bedraagt, en met het belang van iedere in een andere lidstaat gevestigde gereglementeerde entiteit in het financieel conglomeraat.

Artikel 3 Drempels ter bepaling van een financieel conglomeraat

1.

De activiteiten van een groep worden geacht in hoofdzaak plaats te vinden in de financiële sector in de zin van artikel 2, punt 14, onder b), i), indien het verhoudingsgetal tussen het balanstotaal van de tot de groep behorende gereglementeerde en niet-gereglementeerde entiteiten uit de financiële sector en het balanstotaal van de groep als geheel groter is dan 40 %.

2.

De activiteiten in de verschillende financiële sectoren worden geacht significant te zijn in de zin van artikel 2, punt 14, onder a), iii), of punt 14, onder b), iii), indien voor elke financiële sector het gemiddelde van het verhoudingsgetal tussen het balanstotaal van die financiële sector en het balanstotaal van de tot de groep behorende entiteiten uit de financiële sector en het verhoudingsgetal tussen de solvabiliteitsvereisten van die financiële sector en de totale solvabiliteitsvereisten van de tot de groep behorende entiteiten uit de financiële sector groter is dan 10 %.

Voor de toepassing van deze richtlijn is de kleinste financiële sector in een financieel conglomeraat de sector met het laagste gemiddelde, en de belangrijkste financiële sector in een financieel conglomeraat de sector met het hoogste gemiddelde. Voor het berekenen van het gemiddelde en voor het meten van de kleinste en de belangrijkste financiële sector, worden de sector banken en de sector beleggingsdiensten samengenomen.

Vermogensbeheerders moeten worden toegevoegd aan de sector waartoe zij binnen de groep behoren; indien zij niet uitsluitend tot één sector binnen de groep behoren, worden zij aan de kleinste financiële sector toegevoegd.

Beheerders van alternatieve beleggingsfondsen worden toegevoegd aan de sector waartoe zij binnen de groep behoren. Indien zij niet uitsluitend tot één sector binnen de groep behoren, worden zij aan de kleinste financiële sector toegevoegd.

3.

Sectoroverschrijdende activiteiten worden eveneens geacht significant te zijn in de zin van artikel 2, punt 14, onder a), iii), of punt 14, onder b), iii), indien het balanstotaal van de kleinste financiële sector van de groep groter is dan 6 miljard EUR.

Indien de groep onder de in lid 2 van dit artikel bedoelde drempel blijft, kunnen de relevante bevoegde autoriteiten bij onderlinge overeenkomst besluiten de groep niet als een financieel conglomeraat aan te merken. Zij kunnen ook besluiten de bepalingen van de artikelen 7, 8 of 9 niet toe te passen, indien zij oordelen dat het onder de werkingssfeer van deze richtlijn brengen van de groep of de toepassing van die bepalingen in het licht van de doeleinden van het aanvullende toezicht onnodig, dan wel ongepast of misleidend is.

Besluiten genomen in overeenstemming met dit lid worden aan de andere bevoegde autoriteiten meegedeeld en worden, behoudens buitengewone omstandigheden, door de bevoegde autoriteiten openbaar gemaakt.

3 bis.

Indien de groep de in lid 2 van dit artikel bedoelde drempel bereikt, maar de kleinste sector niet groter is dan 6 miljard EUR, kunnen de relevante bevoegde autoriteiten bij onderlinge overeenkomst besluiten de groep niet als een financieel conglomeraat aan te merken. Zij kunnen ook besluiten de bepalingen van de artikelen 7, 8 of 9 niet toe te passen, indien zij oordelen dat het onder de werkingssfeer van deze richtlijn brengen van de groep of de toepassing van die bepalingen in het licht van de doeleinden van het aanvullende toezicht onnodig, dan wel ongepast of misleidend is.

Besluiten genomen in overeenstemming met dit lid worden aan de andere bevoegde autoriteiten meegedeeld en worden, behoudens buitengewone omstandigheden, door de bevoegde autoriteiten openbaar gemaakt.

4.

Voor de toepassing van de leden 1, 2 en 3 kunnen de relevante bevoegde autoriteiten bij onderlinge overeenkomst:

  1. een entiteit buiten beschouwing laten bij de berekening van de verhoudingsgetallen in de gevallen bedoeld in artikel 6, lid 5, tenzij de entiteit van een lidstaat naar een derde land verhuisd is en er aanwijzingen zijn dat de entiteit haar locatie veranderd heeft om zich aan regulering te onttrekken;

  2. het feit dat gedurende drie opeenvolgende jaren aan de in de leden 1 en 2 bedoelde drempels is voldaan in aanmerking nemen om plotselinge regimeverschuivingen te voorkomen, en dit feit buiten beschouwing laten indien er significante wijzigingen in de structuur van de groep zijn;

  3. één of meer deelnemingen in de kleinere sector buiten beschouwing laten indien deze deelnemingen bepalend zijn voor de identificatie van een groep als financieel conglomeraat en bijeen genomen van te verwaarlozen belang zijn in relatie tot de oogmerken van het aanvullend toezicht.

Indien een groep overeenkomstig de leden 1 en 2 als financieel conglomoraat is aangemerkt, worden de in de eerste alinea van dit lid genoemde besluiten genomen op basis van een voorstel van de coördinator van dat financieel conglomeraat.

5.

Voor de toepassing van de leden 1 en 2 kunnen de relevante bevoegde autoriteiten in uitzonderlijke gevallen bij onderlinge overeenkomst het op het balanstotaal gebaseerde criterium vervangen door één of meer van de volgende parameters of aanvullen met één of meer van deze parameters, indien zij van oordeel zijn dat deze parameters van bijzondere relevantie zijn met het oog op het aanvullende toezicht krachtens deze richtlijn: inkomensstructuur, activiteiten buiten de balanstelling en totaal aan beheerd vermogen.

6.

Voor de toepassing van de leden 1 en 2 worden, indien bij reeds aan aanvullend toezicht onderworpen conglomeraten de in die leden bedoelde verhoudingsgetallen kleiner worden dan respectievelijk 40 % en 10 %, gedurende de volgende drie jaar (lagere) verhoudingsgetallen van respectievelijk 35 % en 8 % gehanteerd, om plotselinge regimeverschuivingen te voorkomen.

Voor de toepassing van lid 3 wordt, indien bij reeds aan aanvullend toezicht onderworpen conglomeraten het balanstotaal van de kleinste financiële sector van de groep kleiner wordt dan 6 miljard EUR, gedurende de volgende drie jaar een bedrag van 5 miljard EUR gehanteerd, om plotselinge regimeverschuivingen te voorkomen.

Gedurende de in dit lid bedoelde periode kan de coördinator met instemming van de andere relevante bevoegde autoriteiten besluiten de in dit lid bedoelde lagere verhoudingsgetallen of het lagere bedrag niet langer te hanteren.

7.

De in dit artikel bedoelde berekeningen betreffende de balans worden gemaakt op basis van het geaggregeerde balanstotaal van de tot de groep behorende entiteiten, volgens hun jaarrekeningen. Voor die berekening worden ondernemingen waarin de groep deelnemingen heeft, meegerekend voor het bedrag van hun balanstotaal dat overeenkomt met het geaggregeerde proportionele aandeel van de groep. Indien evenwel geconsolideerde rekeningen beschikbaar zijn, worden in plaats van de geaggregeerde rekeningen de geconsolideerde rekeningen gebruikt.

De in lid 2 en lid 3 bedoelde solvabiliteitsvereisten worden berekend volgens de relevante sectorale voorschriften.

8.

De Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(16) (EBA), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(17) (EIOPA), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(18) (ESMA) (hierna gezamenlijk: European Supervisory Authorities — ESA), zullen via het Gemengd Comité van de ESA (Gemengde Comité) gemeenschappelijke richtsnoeren uitvaardigen, gericht op de convergentie van de toezichtpraktijken wat betreft de toepassing van de leden 2, 3, 3 bis, 4 en 5 van dit artikel.

9.

De bevoegde autoriteiten herbeoordelen op jaarlijkse basis de ontheffingen op de toepassing van het aanvullend toezicht en evalueren de kwantitatieve indicatoren die in dit artikel worden genoemd alsmede de risicobeoordelingen van financiële groepen.

Artikel 4 Aanmerking als financieel conglomeraat

1.

De bevoegde autoriteiten die vergunningen aan gereglementeerde entiteiten hebben verleend, identificeren op basis van de artikelen 2, 3 en 5 alle groepen die onder deze richtlijn vallen.

Te dien einde:

  • werken de bevoegde autoriteiten die tot de groep behorende gereglementeerde entiteiten een vergunning hebben verleend, nauw samen;

  • doet een bevoegde autoriteit, indien zij van oordeel is dat een gereglementeerde entiteit waaraan zij vergunning heeft verleend, deel uitmaakt van een groep die een financieel conglomeraat zou kunnen zijn, doch die nog niet in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn als zodanig is aangemerkt, haar standpunt dienaangaande toekomen aan de andere betrokken bevoegde autoriteiten en aan het Gemengd Comité.

2.

De overeenkomstig artikel 10 aangewezen coördinator stelt de moederonderneming aan het hoofd van een groep, of bij ontstentenis van een moederonderneming de gereglementeerde entiteit met het hoogste balanstotaal in de belangrijkste financiële sector in een groep, in kennis van het feit dat de groep als financieel conglomeraat is aangemerkt, alsmede van de aanwijzing van de coördinator.

De coördinator informeert tevens de bevoegde autoriteiten die vergunningen hebben verleend aan gereglementeerde entiteiten in de groep, de bevoegde autoriteiten van de lidstaat waar de gemengde financiële holding haar hoofdkantoor heeft, en het Gemengd Comité.

3.

Het Gemengd Comité maakt de lijst van de financiële conglomeraten opgesteld in overeenstemming met in artikel 2, lid 14, bekend op zijn website en houdt deze actueel. Op de website van elk van de ESA wordt deze informatie via een hyperlink beschikbaar gemaakt.

De naam van elke in artikel 1 bedoelde gereguleerde entiteit in een financieel conglomeraat wordt vermeld op een lijst, die het Gemengd Comité op zijn website bekendmaakt en actueel houdt.

HOOFDSTUK II AANVULLEND TOEZICHT

AFDELING 1 TOEPASSINGSGEBIED

Artikel 5 Toepassingsgebied van het aanvullende toezicht op gereglementeerde entiteiten als bedoeld in artikel 1

AFDELING 2 FINANCIËLE POSITIE

Artikel 6 Kapitaaltoereikendheid

Artikel 7 Risicoconcentratie

Artikel 8 Intragroeptransacties

Artikel 9 Internecontrole- en risicobeheerprocedures

AFDELING 3 MAATREGELEN TER VERGEMAKKELIJKING VAN AANVULLEND TOEZICHT EN AANVULLENDE BEVOEGDHEDEN VAN HET GEMENGD COMITÉ

Artikel 9 bis Rol van het Gemengd Comité

Artikel 9 ter Stresstests

Artikel 10 Voor de uitoefening van het aanvullende toezicht verantwoordelijke bevoegde autoriteit (de coördinator)

Artikel 11 Taken van de coördinator

Artikel 12 Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten

Artikel 12 bis Samenwerking en informatie-uitwisseling met het GCETA

Artikel 12 ter Gemeenschappelijke richtsnoeren

Artikel 13 Leidinggevend orgaan van gemengde financiële holdings

Artikel 14 Toegang tot informatie

Artikel 15 Verificatie

Artikel 16 Handhavingsmaatregelen

Artikel 17 Aanvullende bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

AFDELING 4 DERDE LANDEN

Artikel 18 Moederondernemingen in een derde land

Artikel 19 Samenwerking met de bevoegde autoriteiten van derde landen

HOOFDSTUK III GEDELEGEERDE HANDELINGEN EN UITVOERINGSMAATREGELEN

Artikel 20 Aan de Commissie verleende bevoegdheden

Artikel 21 Comité

Artikel 21 bis Technische normen

Artikel 21 ter Gemeenschappelijke richtsnoeren

Artikel 21 quater Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

HOOFDSTUK IV WIJZIGINGEN OP BESTAANDE RICHTLIJNEN

Artikel 23 Wijzigingen van Richtlijn 79/267/EEG

Artikel 25 Wijzigingen van Richtlijn 92/96/EEG

Artikel 26 Wijzigingen van Richtlijn 93/6/EEG

Artikel 27 Wijzigingen van Richtlijn 93/22/EEG

Artikel 29 Wijzigingen van Richtlijn 2000/12/EG

HOOFDSTUK V VERMOGENSBEHEERDERS

Artikel 30 Vermogensbeheerders

Artikel 30 bis Beheerders van alternatieve beleggingsfondsen

Artikel 30 ter Toegankelijkheid van informatie op het Europees centraal toegangspunt

HOOFDSTUK VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 31 Verslag van de Commissie

Artikel 32 Omzetting

Artikel 33 Inwerkingtreding

Artikel 34 Geadresseerden

BIJLAGE I

BIJLAGE II