Home

Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen

Richtlijn 2003/109/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de status van langdurig ingezeten onderdanen van derde landen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 63, punten 3 en 4,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europees Parlement(2),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(3),

Gezien het advies van het Comité van de regio's(4),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid is in het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bepaald dat enerzijds maatregelen moeten worden aangenomen die erop zijn gericht het vrije verkeer van personen te waarborgen, in samenhang met begeleidende maatregelen met betrekking tot controles aan de buitengrenzen, asiel en immigratie, en anderzijds maatregelen op het gebied van asiel, immigratie en de bescherming van de rechten van onderdanen van derde landen.

  2. Tijdens de buitengewone bijeenkomst in Tampere van 15 en 16 oktober 1999 heeft de Europese Raad verklaard dat de juridische status van onderdanen van derde landen meer in overeenstemming moet worden gebracht met die van de onderdanen van de lidstaten, en dat iemand die gedurende een nader te bepalen periode legaal in een lidstaat heeft verbleven en een vergunning tot langdurig verblijf heeft, in deze lidstaat een aantal uniforme rechten zou moeten verkrijgen die zo dicht mogelijk bij de rechten van EU-burgers liggen.

  3. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie worden erkend.

  4. De integratie van onderdanen van derde landen die duurzaam in een lidstaat zijn gevestigd is van wezenlijk belang voor de bevordering van de economische en sociale samenhang, een fundamentele doelstelling van de Gemeenschap, die is opgenomen in het Verdrag.

  5. De lidstaten passen deze richtlijn toe zonder onderscheid te maken naar met name geslacht, ras, huidskleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid.

  6. Het belangrijkste criterium voor de verwerving van de status van langdurig ingezetene is de duur van het verblijf op het grondgebied van een lidstaat. Het moet gaan om een langdurig en ononderbroken verblijf, waaruit blijkt dat de betrokkene sterke banden met het land heeft gekregen. Daarbij moet een zekere flexibiliteit mogelijk zijn om rekening te houden met omstandigheden die ertoe kunnen leiden dat de betrokkene het grondgebied van de lidstaat tijdelijk verlaat.

  7. Om de status van langdurig ingezetene te verkrijgen, moeten onderdanen van derde landen aantonen dat zij over voldoende inkomsten en een ziektekostenverzekering beschikken, om te voorkomen dat zij ten laste komen van de lidstaat. De lidstaten kunnen bij het beantwoorden van de vraag of er sprake is van vaste en regelmatige inkomsten, rekening houden met factoren zoals bijdragen aan het pensioenstelsel en het vervullen van de fiscale verplichtingen.

  8. Onderdanen van derde landen die de status van langdurig ingezeten willen verkrijgen en behouden mogen geen bedreiging vormen voor de openbare orde en de openbare veiligheid. Het begrip openbare orde kan een veroordeling voor het plegen van een ernstig misdrijf omvatten.

  9. Economische gronden zijn geen reden om de status van langdurig ingezetene te weigeren en worden niet gezien als strijdig met de relevante voorwaarden.

  10. Er moeten procedurevoorschriften worden vastgesteld voor het onderzoeken van de aanvraag voor de status van langdurig ingezetene. Deze procedures moeten niet alleen doelmatig zijn en kunnen worden afgewikkeld naast de normale werklast van de overheidsinstanties van de lidstaten, maar ook doorzichtig en billijk zijn, om de betrokken personen voldoende rechtszekerheid te bieden. Zij mogen niet worden gebruikt als middel om de uitoefening van het recht van verblijf door de rechthebbenden te belemmeren.

  11. Bij de toekenning van de status van langdurig ingezetene moet een verblijfsvergunning worden afgegeven waarmee de betrokkene gemakkelijk en onmiddellijk zijn juridische status kan aantonen. Deze verblijfsvergunning moet tevens aan strenge technische eisen voldoen, met name wat de beveiliging tegen vervalsing en namaak betreft, om misbruik in de lidstaat die de status heeft toegekend of in de lidstaten waar het recht van verblijf wordt uitgeoefend, te voorkomen.

  12. Om effect te sorteren als instrument voor de maatschappelijke integratie van langdurig ingezetenen moet de status van langdurig ingezetene waarborgen dat de betrokkene op een groot aantal economische en sociale gebieden op dezelfde wijze wordt behandeld als burgers van de lidstaat, onder de relevante voorwaarden die in deze richtlijn worden gesteld.

  13. Wat betreft sociale bijstand kunnen uitkeringen voor langdurig ingezetenen worden beperkt tot de meest fundamentele zaken; hieronder vallen ten minste inkomenssteun voor de minima en steun bij ziekte, bij zwangerschap, bij hulpverlening aan ouders en bij langdurige verzorging. De wijze van toekenning van deze uitkeringen wordt bij nationale wet vastgesteld.

  14. De lidstaten blijven verplicht om minderjarige kinderen toegang tot het onderwijs te verschaffen onder analoge voorwaarden als voor hun nationale onderdanen gelden.

  15. Onder de begrippen studietoelage en studiebeurs voor beroepsopleiding vallen geen maatregelen die worden gefinancierd uit hoofde van de sociale bijstand. Bovendien kan de toegang tot een studietoelage afhankelijk zijn van het feit dat degene die een dergelijke toelage aanvraagt, op zichzelf voldoet aan de voorwaarden voor het verwerven van de status van langdurig ingezetene. Bij toekenning van een studiebeurs kunnen de lidstaten rekening houden met het feit dat burgers van de Unie in het land van herkomst hetzelfde voordeel genieten.

  16. Langdurig ingezetenen moeten hogere bescherming tegen uitzetting genieten. Deze bescherming is gebaseerd op de criteria die zijn vastgesteld in de rechtspraak van het Europese Hof voor de rechten van de mens. De bescherming tegen uitzetting houdt in dat de procedures de mogelijkheid van beroep bieden.

  17. Harmonisatie van de voorwaarden voor de verwerving van de status van langdurig ingezetene bevordert het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten. Sommige lidstaten stellen gunstiger voorwaarden voor de afgifte van permanente verblijfstitels of verblijftitels met een onbeperkte geldigheidsduur dan deze richtlijn. De mogelijkheid om nationale bepalingen toe te passen die gunstiger zijn, wordt niet uitgesloten door het Verdrag. In het kader van deze richtlijn is het echter van belang te bepalen dat aan verblijfstitels die onder gunstiger voorwaarden worden verstrekt, niet het recht van verblijf in een andere lidstaat is verbonden.

  18. Het vaststellen van de voorwaarden waaronder onderdanen van derde landen die langdurig in een lidstaat verblijven, gebruik kunnen maken van het recht van verblijf in een andere lidstaat, draagt bij aan de totstandbrenging van de interne markt als ruimte waarin het vrije verkeer van personen is gewaarborgd. Het zou ook een belangrijke mobiliteitsfactor kunnen zijn, met name op de arbeidsmarkt van de Unie.

  19. Langdurig ingezetenen moeten gebruik kunnen maken van het recht van verblijf in een andere lidstaat om daar te werken als werknemer of als zelfstandige, om er een studie te volgen, of om zich daar te vestigen zonder een economische activiteit uit te oefenen.

  20. Gezinsleden moeten zich eveneens in de andere lidstaat kunnen vestigen, samen met de langdurig ingezetene, zodat het gezinsverband blijft gehandhaafd en de uitoefening van het recht van verblijf voor langdurig ingezetenen niet wordt belemmerd. Met betrekking tot de gezinsleden die toestemming kunnen krijgen om langdurig ingezetenen te vergezellen of zich bij hen te voegen, moeten de lidstaten bijzondere aandacht besteden aan de situatie van gehandicapte meerderjarige kinderen en van eerstegraads verwanten in rechtstreekse opgaande lijn die ten laste van deze gezinsleden komen.

  21. De lidstaat waarin de langdurig ingezetene zijn recht van verblijf wil uitoefenen, moet kunnen nagaan of de betrokkene voldoet aan de voorwaarden waaraan een verblijf op zijn grondgebied is gebonden. Bovendien moet deze lidstaat kunnen nagaan of de betrokkene geen bedreiging vormt voor de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.

  22. Om ervoor te zorgen dat het recht van verblijf geen dode letter wordt, moeten langdurig ingezetenen in de tweede lidstaat dezelfde rechten genieten als in de lidstaat waarin zij de status hebben verworven, onder de in deze richtlijn omschreven voorwaarden. Lidstaten behouden de mogelijkheid om de verblijfsvergunning in te trekken indien de betrokkene niet langer aan de vereisten van deze richtlijn voldoet, ook indien een uitkering uit hoofde van de sociale bijstand is toegekend.

  23. Indien onderdanen van derde landen verhuizen naar een andere lidstaat en besluiten zich aldaar te vestigen, dienen zij in die lidstaat de mogelijkheid te krijgen om de status van langdurig ingezetene te verwerven, onder voorwaarden vergelijkbaar met die van de eerste lidstaat.

  24. Aangezien de doelstellingen van het voorgenomen optreden, namelijk de vaststelling van de voorwaarden voor de verlening en de intrekking van de status van langdurig ingezetene, de vaststelling van de rechten die daaraan zijn verbonden, en de vaststelling van de voorwaarden waaronder langdurig ingezetenen gebruik kunnen maken van hun recht van verblijf in de andere lidstaten, niet voldoende door de lidstaten worden verwezenlijkt en derhalve, wegens de omvang en de gevolgen van het optreden, beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen vaststellen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel bedoelde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan hetgeen noodzakelijk is om dit doel te bereiken.

  25. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Gemeenschap, en onverminderd artikel 4 van genoemd protocol, nemen deze lidstaten niet deel aan de aanneming van de onderhavige richtlijn en zijn de bepalingen daarvan niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaten.

  26. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Gemeenschap, neemt Denemarken niet deel aan de aanneming van de onderhavige richtlijn en zijn de bepalingen daarvan niet bindend voor, noch van toepassing in deze lidstaat,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Doel

Deze richtlijn heeft ten doel:

  1. de voorwaarden vast te stellen waaronder een lidstaat aan onderdanen van derde landen die legaal op zijn grondgebied verblijven, de status van langdurig ingezetene kan toekennen, of deze status kan intrekken, en te bepalen welke rechten aan deze status verbonden zijn, en

  2. de voorwaarden vast te stellen waaronder onderdanen van derde landen aan wie door een lidstaat de status van langdurig ingezetene is toegekend, in andere lidstaten mogen verblijven.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „onderdaan van een derde land”: eenieder die geen burger van de Unie is in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag;

  2. „langdurig ingezetene”: iedere onderdaan van een derde land die de in de artikelen 4 tot en met 7 bedoelde status van langdurig ingezetene bezit;

  3. „eerste lidstaat”: de lidstaat die als eerste de status van langdurig ingezetene heeft toegekend aan de betrokken onderdaan van een derde land;

  4. „tweede lidstaat”: de lidstaat waarin een onderdaan van een derde land zijn recht van verblijf uitoefent en die niet de lidstaat is die hem als eerste de status van langdurig ingezetene heeft toegekend;

  5. „gezinsleden”: onderdanen van een derde land die in de betrokken lidstaat verblijven overeenkomstig Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging(5);

  6. „internationale bescherming”: internationale bescherming zoals omschreven in artikel 2, onder a), van Richtlijn 2004/83/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van onderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming(6).

  7. „EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen”: verblijfsvergunning die door de betrokken lidstaat wordt afgegeven bij de toekenning van de status van langdurig ingezetene.

Artikel 3 Werkingssfeer

1.

Deze richtlijn is van toepassing op onderdanen van derde landen die legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijven.

2.

Deze richtlijn is niet van toepassing op onderdanen van derde landen die:

  1. in een lidstaat verblijven voor een studie of een beroepsopleiding;

  2. toestemming hebben in een lidstaat te verblijven uit hoofde van een tijdelijke bescherming of op diezelfde grond toestemming om aldaar te verblijven hebben aangevraagd en een beslissing over hun status afwachten;

  3. toestemming hebben om in een lidstaat te verblijven uit hoofde van een andere vorm van bescherming dan internationale bescherming of op deze grond toestemming hebben aangevraagd om aldaar te verblijven en een beslissing over hun status afwachten;

  4. een verzoek om internationale bescherming hebben ingediend waarover nog geen definitieve beslissing is gegeven;

  5. in een lidstaat verblijven uitsluitend om redenen van tijdelijke aard, bijvoorbeeld als au pair of seizoensarbeider, of als gedetacheerd werknemer van een dienstverlener in het kader van grensoverschrijdende dienstverlening, of als verlener van grensoverschrijdende diensten, of in gevallen waarin hun verblijfsvergunning formeel beperkt is;

  6. een juridische status hebben die valt onder de bepalingen van het Verdrag van Wenen inzake diplomatiek verkeer van 1961, het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen van 1963, het Verdrag van New York inzake speciale missies van 1969, of het Verdrag van Wenen inzake de vertegenwoordiging van staten in hun betrekkingen met internationale organisaties met een universeel karakter van 1975.

3.

Deze richtlijn geldt onverminderd de gunstiger bepalingen van:

  1. bilaterale of multilaterale overeenkomsten tussen de Gemeenschap of de Gemeenschap en haar lidstaten enerzijds en derde landen anderzijds;

  2. reeds voor de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn tussen een lidstaat en een derde land gesloten bilaterale overeenkomsten;

  3. het Europees Vestigingsverdrag van 13 december 1955, het Europees Sociaal Handvest van 18 oktober 1961, het gewijzigd Europees Sociaal Handvest van 3 mei 1987, het Europees Verdrag inzake de rechtspositie van migrerende werknemers van 24 november 1977, punt 11 van de bijlage bij het Verdrag betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, zoals gewijzigd bij het Protocol van New York van 31 januari 1967, en het Europees Verdrag inzake de overdracht van verantwoordelijkheid met betrekking tot vluchtelingen van 16 oktober 1980.

HOOFDSTUK II DE STATUS VAN LANGDURIG INGEZETENE IN EEN LIDSTAAT

Artikel 4 Verblijfsduur

Artikel 5 Voorwaarden voor het verkrijgen van de status van langdurig ingezetene

Artikel 6 Openbare orde en binnenlandse veiligheid

Artikel 7 Verwerving van de status van langdurig ingezetene

Artikel 8 EG-verblijfsvergunning voor langdurig ingezetenen

Artikel 9 Intrekking of verlies van de status

Artikel 10 Procedurele waarborgen

Artikel 11 Gelijke behandeling

Artikel 12 Bescherming tegen verwijdering

Artikel 13 Gunstiger nationale bepalingen

HOOFDSTUK III VERBLIJF IN DE ANDERE LIDSTATEN

Artikel 14 Principe

Artikel 15 Voorwaarden voor verblijf in een tweede lidstaat

Artikel 16 Gezinsleden

Artikel 17 Openbare orde en veiligheid

Artikel 18 Volksgezondheid

Artikel 19 Onderzoek van de aanvraag en afgifte van de verblijfsvergunning

Artikel 19 bis Wijzigingen van EU-verblijfsvergunningen voor langdurig ingezetenen

Artikel 20 Procedurele waarborgen

Artikel 21 Behandeling in de tweede lidstaat

Artikel 22 Intrekking van de verblijfsvergunning en terugnameverplichting

Artikel 23 Verwerving van de status van langdurig ingezetene in de tweede lidstaat

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 24 Verslag en rendez-vous-clausule

Artikel 25 Contactpunten

Artikel 26 Omzetting in nationaal recht

Artikel 27 Inwerkingtreding

Artikel 28 Adressaten