Home

Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen

Verordening (EG) nr. 1925/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen

02006R1925 — NL — 08.04.2021 — 009.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EG) Nr. 1925/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 december 2006

betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen

(PB L 404 van 30.12.2006, blz. 26)

Gewijzigd bij:




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 1925/2006 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 20 december 2006

betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen



HOOFDSTUK I

ONDERWERP, WERKINGSSFEER EN DEFINITIES

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1.
Doel van deze verordening is de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten met betrekking tot de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen, teneinde de goede werking van de interne markt te waarborgen en tevens een hoog niveau van consumentenbescherming te verwezenlijken.
2.
De bepalingen van deze verordening met betrekking tot vitaminen en mineralen zijn niet van toepassing op de voedingssupplementen die onder Richtlijn 2002/46/EG vallen.
3.

Deze verordening geldt onverminderd specifieke bepalingen van de communautaire wetgeving betreffende:

a)

voor bijzondere voeding bestemde levensmiddelen en, indien hiervoor geen specifieke bepalingen bestaan, eisen betreffende de samenstelling van die producten die nodig zijn in verband met de specifieke voedingsbehoeften van de personen voor wie zij bestemd zijn;

b)

nieuwe levensmiddelen en nieuwe levensmiddeleningrediënten;

c)

genetisch gemodificeerde levensmiddelen;

d)

levensmiddelenadditieven en aroma's;

e)

toegestane oenologische procédés en behandelingen.

Artikel 2

Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

1.

„autoriteit”: de bij Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1) opgerichte Europese Autoriteit voor voedselveiligheid;

2.

„andere stof”: een stof die geen vitamine of mineraal is, maar wel een nutritief of fysiologisch effect heeft.



HOOFDSTUK II

TOEVOEGING VAN VITAMINEN EN MINERALEN

Artikel 3

Voorschriften inzake de toevoeging van vitaminen en mineralen

1.
Aan levensmiddelen mogen uitsluitend de in bijlage I opgesomde vitaminen en mineralen in de in bijlage II opgesomde vormen worden toegevoegd, overeenkomstig de voorschriften van deze verordening.
2.

Vitaminen en mineralen in voor het menselijk lichaam opneembare vorm mogen aan levensmiddelen worden toegevoegd, ongeacht of zij daarin normaliter voorkomen, om met name rekening te houden met:

a)

een tekort aan een of meer vitaminen en/of mineralen bij de bevolking of bij specifieke bevolkingsgroepen, dat kan worden aangetoond aan de hand van klinische of subklinische bewijzen van een tekort of waarvoor een geschatte lage nutriënteninname een aanwijzing is, of

b)

de mogelijkheid om de voedingstoestand van de bevolking of van specifieke bevolkingsgroepen te verbeteren, en/of eventuele tekorten bij de opname van vitaminen of mineralen uit de voeding ten gevolge van veranderde voedingsgewoonten te verhelpen, of

c)

ontwikkelingen in de algemeen aanvaarde wetenschappelijke kennis over de betekenis van vitaminen en mineralen in de voeding en de daaruit voortvloeiende effecten op de gezondheid.

▼M1

3.

Wijzigingen in de in lid 1 van dit artikel bedoelde lijsten worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing, met inachtneming van het advies van de Autoriteit.

Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruikmaken van de in artikel 14, lid 4, bedoelde urgentieprocedure, om een vitamine of mineraal te schrappen van de in lid 1 van dit artikel bedoelde lijsten.

Alvorens dergelijke wijzigingen vast te stellen, pleegt de Commissie overleg met de belanghebbende partijen, met name met de exploitanten van levensmiddelenbedrijven en de consumentengroeperingen.

▼B

Artikel 4

Beperkingen voor de toevoeging van vitaminen en mineralen

Vitaminen en mineralen mogen niet worden toegevoegd aan:

a)

onbewerkte producten zoals, onder meer, groenten, fruit, vlees, pluimvee en vis;

b)

dranken met een alcoholgehalte van meer dan 1,2 volumeprocent, uitgezonderd, in afwijking van artikel 3, lid 2, de producten:

i)

als bedoeld in artikel 44, lid 6 en lid 13, van Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (2); en

ii)

die vóór de aanneming van deze verordening in de handel zijn gebracht; en

iii)

die overeenkomstig artikel 11 door een lidstaat ter kennis van de Commissie zijn gebracht,

en op voorwaarde dat er geen voedings- of gezondheidsclaim wordt gemaakt.

▼M1

Maatregelen waarbij de lijst van levensmiddelen of categorieën levensmiddelen waaraan bepaalde vitaminen en mineralen niet mogen worden toegevoegd, wordt uitgebreid en die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, kunnen in het licht van wetenschappelijke gegevens, met inachtneming van hun voedingswaarde, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

▼B

Artikel 5

Zuiverheidscriteria

▼M1

1.
Maatregelen waarbij de zuiverheidscriteria voor vitamineformuleringen en mineraalverbindingen van bijlage II worden bepaald en die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, van deze verordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing, tenzij zij van toepassing zijn krachtens lid 2 van dit artikel.

▼B

2.
Voor de vitamineformuleringen en mineraalverbindingen van bijlage II gelden de zuiverheidscriteria die in de communautaire wetgeving zijn voorgeschreven voor het gebruik ervan bij de vervaardiging van levensmiddelen voor andere dan in deze verordening bedoelde doeleinden.
3.
Voor de vitamineformuleringen en mineraalverbindingen van bijlage II waarvoor de communautaire wetgeving niet in zuiverheidscriteria voorziet, gelden de algemeen aanvaardbare zuiverheidscriteria die door internationale organen worden aanbevolen, en kunnen nationale voorschriften met strengere zuiverheidscriteria van kracht blijven, totdat de communautaire wetgeving in zuiverheidscriteria voor deze stoffen voorziet.

Artikel 6

Voorwaarden voor de toevoeging van vitaminen en mineralen

▼M1

1.
Wanneer een vitamine of mineraal aan levensmiddelen wordt toegevoegd, bedraagt de totale hoeveelheid van die vitamine of dat mineraal die voor ongeacht welk doel in het verkochte levensmiddel aanwezig is, niet meer dan maximumhoeveelheden. Maatregelen waarbij die hoeveelheid wordt bepaald en die niet-essentiële delen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing. Met het oog hierop kan de Commissie uiterlijk 19 januari 2009 een ontwerp voorleggen van de voor maximumhoeveelheden te nemen maatregelen. Voor geconcentreerde en gedehydrateerde producten zijn de vast te stellen maximumhoeveelheden de hoeveelheden die aanwezig zijn in de volgens de aanwijzingen van de fabrikant voor consumptie bereide levensmiddelen.
2.
Eventuele voorwaarden houdende een beperking van of een verbod op de toevoeging van een specifieke vitamine of een specifiek mineraal aan een levensmiddel of een categorie levensmiddelen, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen, onder meer door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

▼B

3.

De in lid 1 bedoelde maximumhoeveelheden en de in lid 2 bedoelde voorwaarden worden vastgesteld met inachtneming van:

a)

de veilige bovengrenzen voor vitaminen en mineralen die aan de hand van een wetenschappelijke risicobeoordeling op basis van algemeen aanvaardbare wetenschappelijke gegevens zijn vastgesteld, waarbij in voorkomend geval rekening wordt gehouden met de variërende mate van gevoeligheid van verschillende groepen consumenten; en

b)

innames van vitaminen en mineralen uit andere voedingsbronnen.

4.
Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde maximumhoeveelheden en de in lid 2 bedoelde voorwaarden wordt ook rekening gehouden met de aanbevolen hoeveelheden vitaminen en mineralen voor de algemene bevolking.
5.

Bij de vaststelling van de in lid 1 bedoelde maximumhoeveelheden en de in lid 2 bedoelde voorwaarden voor vitaminen en mineralen waarvan de aanbevolen hoeveelheden voor de algemene bevolking dicht bij de veilige bovengrens liggen, wordt voor zover nodig ook met het volgende rekening gehouden:

a)

de bijdrage van de afzonderlijke producten aan het totale voedingspakket van de algemene bevolking of van bepaalde bevolkingsgroepen;

b)

het voedingsprofiel van het product zoals vastgesteld overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1924/2006.

▼M1

6.
Na toevoeging van een vitamine of mineraal aan een levensmiddel is die vitamine of dat mineraal in het levensmiddel aanwezig in ten minste een significante hoeveelheid, indien die is bepaald overeenkomstig de bijlage bij Richtlijn 90/496/EEG. Maatregelen waarbij de minimumhoeveelheden voor specifieke levensmiddelen of categorieën levensmiddelen, inclusief lagere hoeveelheden, die afwijken van de bovenbedoelde significante hoeveelheden worden bepaald en die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beogen te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, van deze verordening bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

▼B

Artikel 7

Etikettering, presentatie en reclame

▼M1

1.
De etikettering en presentatie van en de reclame voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, mogen geen vermelding bevatten waarin gesteld of gesuggereerd wordt dat een evenwichtige, gevarieerde voeding niet kan voorzien in toereikende hoeveelheden nutriënten. In voorkomend geval kan een afwijking betreffende een specifieke nutriënt, die niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen door haar aan te vullen, worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

▼B

2.
De etikettering en presentatie van en de reclame voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, mogen de consument niet misleiden of bedriegen informatie verstrekken over de voedingswaarde van de levensmiddelen als gevolg van de toevoeging van die nutriënten.

▼M4

3.
Voor producten waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd en die onder deze verordening vallen, is voedingswaarde-etikettering verplicht. De te verstrekken informatie bestaat uit de in artikel 30, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1169/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (3) genoemde gegevens en de totale in het levensmiddel aanwezige hoeveelheden van de vitaminen en mineralen die aan dat levensmiddel zijn toegevoegd.

▼B

4.
In de etikettering van producten waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, mag die toevoeging worden vermeld onder de voorwaarden van Verordening (EG) nr. 1924/2006.
5.
Dit artikel geldt onverminderd andere bepalingen van de levensmiddelenwetgeving die van toepassing zijn op gespecificeerde categorieën levensmiddelen.
6.
De voorschriften ter uitvoering van dit artikel kunnen worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.



HOOFDSTUK III

TOEVOEGING VAN BEPAALDE ANDERE STOFFEN

Artikel 8

Stoffen waarvoor een verbod of een beperking geldt, of die door de Gemeenschap worden onderzocht

1.
Wanneer een andere stof dan vitaminen of mineralen, of een ingrediënt dat een dergelijke stof bevat, aan levensmiddelen wordt toegevoegd of bij de vervaardiging van levensmiddelen wordt gebruikt op zodanige wijze dat de inname van die stof veel groter is dan onder normale omstandigheden bij een evenwichtige en gevarieerde voeding redelijkerwijs te verwachten is, en/of dat anderszins een potentieel risico voor de consument ontstaat, wordt de procedure van dit artikel gevolgd.

▼M1

2.

Op eigen initiatief, of op basis van informatie van de lidstaten kan de Commissie, steeds na een beoordeling van de beschikbare informatie door de Autoriteit en volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing, een besluit vaststellen dat niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen en indien nodig, de stof of het ingrediënt in bijlage III opnemen. Meer bepaald:

a)

indien een schadelijk effect op de gezondheid is vastgesteld, wordt die stof en/of het ingrediënt dat die stof bevat:

i)

opgenomen in deel A van bijlage III en wordt de toevoeging ervan aan levensmiddelen en het gebruik ervan bij de vervaardiging van levensmiddelen verboden, of

ii)

opgenomen in deel B van bijlage III en is de toevoeging ervan aan levensmiddelen en het gebruik ervan bij de vervaardiging van levensmiddelen slechts toegestaan onder de aldaar vermelde voorwaarden;

b)

indien de mogelijkheid van schadelijke gevolgen voor de gezondheid is vastgesteld, maar hieromtrent nog wetenschappelijke onzekerheid bestaat, wordt de stof opgenomen in deel C van bijlage III.

Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruikmaken van de in artikel 14, lid 4, bedoelde urgentieprocedure om de stof of het ingrediënt in deel A of B van bijlage III op te nemen.

▼B

3.
De communautaire voorschriften betreffende specifieke levensmiddelen kunnen het gebruik van bepaalde stoffen onderwerpen aan verdere beperkingen of verboden, naast de beperkingen en verboden van deze verordening.
4.
Ondernemers in de levensmiddelensector alsmede andere belanghebbenden kunnen te allen tijde bij de Autoriteit ter beoordeling een dossier indienen met de wetenschappelijke gegevens ter staving van de veiligheid van een in deel C van bijlage III opgenomen stof onder de omstandigheden waarin die stof in een levensmiddel of een categorie levensmiddelen wordt gebruikt, waarin ook het oogmerk van dat gebruik wordt toegelicht. De Autoriteit informeert de lidstaten en de Commissie onverwijld van de indiening en stelt hun het dossier ter beschikking.

▼M1

5.

Binnen vier jaar na de datum waarop een stof in deel C van bijlage III is opgenomen, wordt, een besluit vastgesteld dat niet-essentiële onderdelen van deze verordening beoogt te wijzigen, volgens de in artikel 14, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing en met inachtneming van het advies van de Autoriteit over de overeenkomstig lid 4 van dit artikel ter beoordeling ingediende dossiers, om het gebruik van een in deel C van bijlage III opgenomen stof algemeen toe te staan, of om die stof in deel A of deel B van bijlage III op te nemen, naar gelang van het geval.

Om dwingende urgente redenen kan de Commissie gebruikmaken van de in artikel 14, lid 4, bedoelde urgentieprocedure om de stof of het ingrediënt in deel A of B van bijlage III op te nemen.

▼B

6.
De Commissie stelt, volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure, de uitvoeringsvoorschriften voor de toepassing van dit artikel vast, met inbegrip van voorschriften betreffende de in lid 4 van dit artikel bedoelde indiening.



HOOFDSTUK IV

ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 9

Communautair repertorium

1.
De Commissie stelt een communautair repertorium op over de toevoeging van vitaminen en mineralen en bepaalde andere stoffen aan levensmiddelen, hierna „het repertorium” genoemd, en houdt dat repertorium bij.
2.

Het repertorium bevat het volgende:

a)

de vitaminen en mineralen die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd, vermeld in bijlage I;

b)

de vitamineformuleringen en mineraalverbindingen die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd, vermeld in bijlage II;

c)

de maximum- en minimumhoeveelheden voor vitaminen en mineralen die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd, alsmede daaraan verbonden voorwaarden overeenkomstig artikel 6;

d)

de informatie betreffende de nationale bepalingen inzake verplichte toevoeging van vitaminen en mineralen als bedoeld in artikel 11;

e)

eventuele beperkingen inzake de toevoeging van vitaminen en mineralen als bedoeld in artikel 4;

f)

de stoffen waarvoor dossiers zijn ingediend overeenkomstig artikel 17, lid 1, onder b);

g)

informatie over de in bijlage III genoemde stoffen en de redenen voor opname in die bijlage;

h)

informatie over de in bijlage III, deel C, genoemde stoffen waarvan het gebruik algemeen is toegestaan overeenkomstig artikel 8, lid 5.

3.
Het repertorium wordt openbaar gemaakt.

Artikel 10

Het vrije verkeer van goederen

Onverminderd het Verdrag, met name de artikelen 28 en 30, mogen de lidstaten de handel in levensmiddelen die aan de voorschriften van deze verordening en van communautaire besluiten ter uitvoering van deze verordening voldoen, niet verbieden of beperken door toepassing van niet-geharmoniseerde nationale bepalingen betreffende de toevoeging van vitaminen en mineralen aan levensmiddelen.

Artikel 11

Nationale bepalingen

1.
De lidstaten stellen de Commissie uiterlijk op 19 juli 2007 in kennis van bestaande nationale bepalingen inzake de verplichte toevoeging van vitaminen en mineralen, en inzake de producten waarvoor de in artikel 4, onder b), bedoelde afwijking geldt.
2.

Wanneer een lidstaat het bij gebreke van communautaire bepalingen nodig acht nieuwe wetgeving vast te stellen:

a)

inzake de verplichte toevoeging van vitaminen en mineralen aan specifieke levensmiddelen of categorieën levensmiddelen,

b)

inzake het verbieden of beperken van het gebruik van bepaalde andere stoffen bij de vervaardiging van specifieke levensmiddelen,

stelt hij de Commissie daarvan in kennis overeenkomstig de procedure van artikel 12.

Artikel 12

Kennisgevingsprocedure

1.
Indien een lidstaat het nodig acht nieuwe wetgeving vast te stellen, stelt hij de Commissie en de andere lidstaten van de beoogde maatregelen en de motivering in kennis.
2.
De Commissie raadpleegt het in artikel 14, lid 1, bedoelde Comité, indien zij van oordeel is dat zulks zinvol is, of indien een lidstaat daarom verzoekt, en brengt advies uit over de beoogde maatregelen.
3.
De betrokken lidstaat kan de beoogde maatregelen niet eerder dan zes maanden na de in lid 1 bedoelde kennisgeving treffen, op voorwaarde dat hij van de Commissie geen negatief advies heeft ontvangen.

Indien de Commissie een negatief advies uitbrengt, besluit zij, voordat de in de eerste alinea bedoelde periode is verstreken, volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure of de beoogde maatregelen kunnen worden uitgevoerd. De Commissie kan eisen dat de beoogde maatregelen worden gewijzigd.

Artikel 13

Vrijwaringsmaatregelen

1.
Wanneer een lidstaat gegronde redenen heeft om aan te nemen dat een product gevaar oplevert voor de gezondheid van de mens, ook al is het in overeenstemming met deze verordening, kan die lidstaat de toepassing van de betrokken bepalingen op zijn grondgebied tijdelijk schorsen of beperken.

Hij stelt de andere lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis onder vermelding van de redenen die tot zijn besluit hebben geleid.

2.
Over de zaak wordt een besluit genomen volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure, in voorkomend geval na raadpleging van de Autoriteit.

De Commissie kan deze procedure op eigen initiatief inleiden.

3.
De in lid 1 bedoelde lidstaat kan de schorsing of beperking handhaven tot hem kennis is gegeven van het in lid 2 bedoelde besluit.

▼M1

Artikel 14

Comitéprocedure

1.
De Commissie wordt bijgestaan door het bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002 ingestelde Permanent Comité voor de voedselketen en de diergezondheid.
2.

Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 5 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

De in artikel 5, lid 6, van Besluit 1999/468/EG vastgestelde termijn wordt vastgesteld op drie maanden.

3.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1 tot en met 4, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.
4.
Wanneer naar dit lid wordt verwezen, zijn artikel 5 bis, leden 1, 2 en 6, en artikel 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing, met inachtneming van artikel 8 daarvan.

▼B

Artikel 15

Toezicht

Teneinde een efficiënt toezicht op levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd en op levensmiddelen die in de delen B en C van bijlage III vermelde stoffen bevatten te vergemakkelijken, kunnen de lidstaten eisen dat de fabrikant of degene die voor het in de handel brengen van dergelijke levensmiddelen op hun grondgebied verantwoordelijk is, de bevoegde instantie van het in de handel brengen in kennis stelt, door deze een model van het voor het product gebruikte etiket te verstrekken. In zulke gevallen kan ook informatie over het uit de handel nemen van het product worden geëist.

Artikel 16

Evaluatie

Uiterlijk op 1 juli 2013 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor over de gevolgen van de toepassing van deze verordening, in het bijzonder betreffende de ontwikkeling van de markt voor levensmiddelen waaraan vitaminen en mineralen zijn toegevoegd, het gebruik daarvan, de inname van nutriënten voor de bevolking, veranderingen in de voedingsgewoonten en de toevoeging van bepaalde andere stoffen, en dient zij de nodig geachte voorstellen tot wijziging van deze verordening in. De lidstaten verstrekken de Commissie daartoe uiterlijk op 1 juli 2012 alle nodige informatie. De voorschriften ter uitvoering van dit artikel worden vastgesteld volgens de in artikel 14, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 17

Overgangsmaatregelen

1.

In afwijking van artikel 3, lid 1, kunnen de lidstaten tot 19 januari 2014 op hun grondgebied het gebruik toestaan van vitaminen en mineralen die niet in bijlage I zijn opgenomen of een niet in bijlage II vermelde vorm hebben, onder de volgende voorwaarden:

a)

de betrokken stof wordt gebruikt voor toevoeging aan levensmiddelen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening in de Gemeenschap op 19 januari 2007 in de handel zijn, en

b)

de Autoriteit heeft met betrekking tot het gebruik van die stof, of het gebruik van de stof in die vorm, bij de vervaardiging van levensmiddelen geen ongunstig advies verleend op basis van een dossier ter ondersteuning van het gebruik van de betrokken stof dat uiterlijk op 19 januari 2010 door de lidstaat bij de Commissie moet worden ingediend.

2.
Tot 19 januari 2014 kunnen de lidstaten in overeenstemming met het Verdrag de bestaande nationale beperkingen of verboden blijven toepassen op de handel in levensmiddelen waaraan vitaminen of mineralen zijn toegevoegd die niet in de lijst van bijlage I zijn opgenomen of die een niet in bijlage II vermelde vorm hebben.
3.
Totdat de desbetreffende communautaire maatregelen op grond van artikel 6 of andere specifieke communautaire bepalingen zijn vastgesteld, kunnen de lidstaten, in overeenstemming met het Verdrag, bestaande nationale voorschriften blijven toepassen inzake de maximum- en minimumhoeveelheden van de aan levensmiddelen toegevoegde vitaminen en mineralen die in bijlage I zijn opgenomen en inzake de voorwaarden voor deze toevoegingen.

Artikel 18

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 juli 2007.

Levensmiddelen die vóór 1 juli 2007 in de handel gebracht of geëtiketteerd zijn en niet aan deze verordening voldoen, mogen tot hun vervaldatum, doch niet na 31 december 2009 worden verhandeld.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.




BIJLAGE I

VITAMINEN EN MINERALEN DIE AAN LEVENSMIDDELEN MOGEN WORDEN TOEGEVOEGD

1. Vitaminen

Vitamine A

Vitamine D

Vitamine E

Vitamine K

Vitamine B1

Vitamine B2

Niacine

Pantotheenzuur

Vitamine B6

Foliumzuur

Vitamine B12

Biotine

Vitamine C

2. Mineralen

Calcium

Magnesium

IJzer

Koper

Jood

Zink

Mangaan

Natrium

Kalium

Seleen

Chroom

Molybdeen

Fluoride

Chloride

Fosfor

▼M2

Boor

▼M2




BIJLAGE II

Vitamineformuleringen en mineraalverbindingen die aan levensmiddelen mogen worden toegevoegd

1. Vitamineformuleringen

VITAMINE A

retinol

retinylacetaat

retinylpalmitaat

bètacaroteen

VITAMINE D

cholecalciferol

ergocalciferol

VITAMINE E

D-alfa-tocoferol

DL-alfa-tocoferol

D-alfa-tocoferylacetaat

DL-alfa-tocoferylacetaat

D-alfa-tocoferylwaterstofsuccinaat

VITAMINE K

fyllochinon (fytomenadion)

menachinon (*1)

VITAMINE B1

thiaminehydrochloride

thiaminemononitraat

VITAMINE B2

riboflavine

natriumriboflavine-5′-fosfaat

NIACINE

nicotinezuur

nicotinamide

PANTOTHEENZUUR

calcium-D-pantothenaat

natrium-D-pantothenaat

dexpanthenol

VITAMINE B6

pyridoxinehydrochloride

pyridoxine-5′-fosfaat

pyridoxinedipalmitaat

FOLIUMZUUR

pteroylmonoglutaminezuur

calcium-L-methylfolaat

VITAMINE B12

cyanocobalamine

hydroxocobalamine

BIOTINE

D-biotine

VITAMINE C

L-ascorbinezuur

natrium-L-ascorbaat

calcium-L-ascorbaat

kalium-L-ascorbaat

6-palmitoyl-L-ascorbinezuur

2. Mineralen

calciumcarbonaat

calciumchloride

calciumcitraatmalaat

calciumzouten van citroenzuur

calciumgluconaat

calciumglycerofosfaat

calciumlactaat

calciumzouten van orthofosforzuur

calciumhydroxide

calciummalaat

calciumoxide

calciumsulfaat

▼M7

calciumfosforyloligosachariden

▼M2

magnesiumacetaat

magnesiumcarbonaat

magnesiumchloride

magnesiumzouten van citroenzuur

magnesiumgluconaat

magnesiumglycerofosfaat

magnesiumzouten van orthofosforzuur

magnesiumlactaat

magnesiumhydroxide

magnesiumoxide

kaliummagnesiumcitraat

magnesiumsulfaat

ijzer(II)bisglycinaat

ijzer(II)carbonaat

ijzer(II)citraat

ijzer(III)ammoniumcitraat

ijzer(II)gluconaat

ijzer(II)fumaraat

natriumijzer(III)difosfaat

ijzer(II)lactaat

ijzer(II)sulfaat

▼M3

ammoniumijzer(II)fosfaat

natriumijzer-EDTA

▼M2

ijzer(III)difosfaat (ijzer(III)pyrofosfaat)

ijzer(III)sacharaat

elementair ijzer (uit carbonyl + elektrolytisch bereid + met waterstof gereduceerd)

koper(II)carbonaat

koper(II)citraat

koper(II)gluconaat

koper(II)sulfaat

koper-lysinecomplex

natriumjodide

natriumjodaat

kaliumjodide

kaliumjodaat

zinkacetaat

zinkbisglycinaat

zinkchloride

zinkcitraat

zinkgluconaat

zinklactaat

zinkoxide

zinkcarbonaat

zinksulfaat

mangaancarbonaat

mangaanchloride

mangaancitraat

mangaangluconaat

mangaanglycerofosfaat

mangaansulfaat

natriumwaterstofcarbonaat

natriumcarbonaat

natriumcitraat

natriumgluconaat

natriumlactaat

natriumhydroxide

natriumzouten van orthofosforzuur

met seleen verrijkte gist (*2)

natriumselenaat

natriumwaterstofseleniet

natriumseleniet

natriumfluoride

kaliumfluoride

kaliumwaterstofcarbonaat

kaliumcarbonaat

kaliumchloride

kaliumcitraat

kaliumgluconaat

kaliumglycerofosfaat

kaliumlactaat

kaliumhydroxide

kaliumzouten van orthofosforzuur

chroom(III)chloride en het hexahydraat daarvan

chroom(III)sulfaat en het hexahydraat daarvan

▼M3

chroompicolinaat

▼M5

chroom(III)lactaat-trihydraat

▼M2

ammoniummolybdaat (molybdeen (VI))

natriummolybdaat (molybdeen (VI))

boorzuur

natriumboraat

▼B




BIJLAGE III

STOFFEN WAARVAN HET GEBRUIK IN LEVENSMIDDELEN IS VERBODEN, AAN BEPERKING IS ONDERWORPEN OF DIE DOOR DE GEMEENSCHAP WORDEN ONDERZOCHT

Deel A — Verboden stoffen

▼M10

Aloe-emodine en alle bereidingen waarin deze stof aanwezig is

Dantron en alle bereidingen waarin deze stof aanwezig is

Emodine en alle bereidingen waarin deze stof aanwezig is

▼M6

Ephedra-kruid en preparaten daarvan afkomstig van Ephedra-soorten

▼M10

Bereidingen van de bladeren van Aloe-soorten die hydroxyantraceenderivaten bevatten

▼M9

Yohimbeschors en preparaten daarvan afkomstig van yohimbe (Pausinystalia yohimbe (K. Schum) Pierre ex Beille)

▼M8

DEEL B

Aan beperkingen onderworpen stoffen



Aan beperkingen onderworpen stof

Gebruiksvoorwaarden

Aanvullende voorschriften

Transvetzuren, met uitzondering van de in vetten van dierlijke oorsprong van nature aanwezige transvetzuren

Maximaal 2 gram per 100 gram vet in voor de eindverbruiker bestemde levensmiddelen en voor levering aan de detailhandel bestemde levensmiddelen

Exploitanten van levensmiddelenbedrijven die aan andere exploitanten van levensmiddelenbedrijven levensmiddelen leveren die niet bestemd zijn voor de eindverbruiker of voor levering aan de detailhandel, zorgen ervoor dat de ontvangende exploitanten van levensmiddelenbedrijven worden voorzien van informatie over het gehalte aan transvetzuren, met uitzondering van de in vetten van dierlijke oorsprong van nature aanwezige transvetzuren, wanneer dat meer dan 2 gram per 100 gram vet bedraagt.

▼B

Deel C — Stoffen die door de Gemeenschap worden onderzocht

▼M10

Bereidingen van de schors van Rhamnus frangula L., en Rhamnus purshiana DC. die hydroxyantraceenderivaten bevatten

Bereidingen van de bladeren of vruchten van Cassia senna L. die hydroxyantraceenderivaten bevatten

Bereidingen van de wortel of het rizoom van Rheum palmatum L., Rheum officinale Baillon en hybriden daarvan die hydroxyantraceenderivaten bevatten

▼M9 —————



(1) PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 575/2006 van de Commissie (PB L 100 van 8.4.2006, blz. 3).

(2) PB L 179 van 14.7.1999, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2165/2005 (PB L 345 van 28.12.2005, blz. 1).

(3) PB L 304 van 22.11.2011, blz. 18.

(*1) Menachinon komt hoofdzakelijk voor als menachinon-7 en in mindere mate als menachinon-6.

(*2) Met seleen verrijkte gisten die in aanwezigheid van natriumseleniet als seleenbron door kweek worden geproduceerd en in de gedroogde vorm, zoals in de handel gebracht, niet meer dan 2,5 mg Se/g bevatten. De meest in de gist voorkomende organische seleenverbinding is selenomethionine (tussen 60 en 85 % van het totaal geëxtraheerde seleen in het product). Het gehalte aan andere organische seleenverbindingen, waaronder selenocysteïne, mag niet meer dan 10 % van het totaal geëxtraheerde seleen bedragen. Anorganisch seleen mag in de regel niet meer dan 1 % van het totaal geëxtraheerde seleen uitmaken.