Richtlijn 84/631/EEG van de Raad van 6 december 1984 betreffende toezicht en controle in de Gemeenschap op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen
Richtlijn 84/631/EEG van de Raad van 6 december 1984 betreffende toezicht en controle in de Gemeenschap op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen
Richtlijn 84/631/EEG van de Raad van 6 december 1984 betreffende toezicht en controle in de Gemeenschap op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen
Publicatieblad Nr. L 326 van 13/12/1984 blz. 0031 - 0041
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 15 Deel 6 blz. 0200
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 15 Deel 5 blz. 0122
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 15 Deel 6 blz. 0200
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 15 Deel 5 blz. 0122
*****
RICHTLIJN VAN DE RAAD
van 6 december 1984
betreffende toezicht en controle in de Gemeenschap op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen
(84/631/EEG)
DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikel 100 en 235,
Gezien het voorstel van de Commissie (1),
Gezien het advies van het Europese Parlement (2),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),
Overwegende dat actieprogramma's van 1973 (4), 1977 (5) en 1983 (6) van de Europese Gemeenschappen inzake het milieu voorzien in een communautaire actie die ertoe strekt, controle uit te oefenen op de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen;
Overwegende dat de Lid-Staten, overeenkomstig Richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende toxische en gevaarlijke afvalstoffen (7), gehouden zijn de nodige maatregelen te nemen om toxische en gevaarlijke afvalstoffen te verwijderen zonder gevaar voor de gezondheid van de mens en zonder nadelige gevolgen voor het milieu;
Overwegende dat overbrenging van afvalstoffen tussen de Lid-Staten onderling, dan wel tussen de Lid-Staten en andere Staten, nodig kan zijn om de afvalstoffen onder optimale omstandigheden te verwijderen;
Overwegende dat verschillen in de bepalingen betreffende de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen, die in de Lid-Staten reeds van toepassing of in voorbereiding zijn, aanleiding kunnen geven tot ongelijke mededingingsvoorwaarden en dientengevolge rechtstreeks van invloed kunnen zijn op de werking van de gemeenschappelijke markt; dat er met name verschillen bestaan tussen de procedures die gelden voor toezicht en controle op grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen in de Gemeenschap; dat het derhalve geboden is over te gaan tot de onderlinge aanpassing van de wetgevingen op dit gebied als bedoeld in artikel 100 van het Verdrag;
Overwegende dat er in Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen (8), Richtlijn 76/403/EEG van de Raad van 16 april 1976 betreffende de verwijdering van polychloorbifenylen en polychloorterfenylen (9) en Richtlijn 78/319/EEG reeds een aantal bepalingen betreffende de verwijdering van gevaarlijke afvalstoffen is vastgesteld, maar dat die richtlijnen nog geen bepalingen bevatten inzake toezicht en controle op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen;
Overwegende dat een doelmatig en samenhangend systeem van toezicht en controle op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen geen belemmeringen mag veroorzaken voor het intra-communautaire handelsverkeer noch de mededinging mag beïnvloeden;
Overwegende dat de toenemende omvang van de grensoverschrijdende overbrenging over lange afstand van gevaarlijke afvalstoffen in de Gemeenschap tot verhoogde risico's leidt, waardoor het nodig is toezicht en controle op gevaarlijke afvalstoffen uit te oefenen vanaf het tijdstip dat deze stoffen ontstaan tot het moment waarop zij behandeld of zonder gevaar verwijderd worden;
Overwegende dat het te dien einde noodzakelijk is een verplichte kennisgeving van grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en een uniform begeleidend document voor te schrijven;
Overwegende dat de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van bestemming van de afvalstoffen bezwaar moeten kunnen maken tegen de overbrenging van de afvalstoffen; dat dit bezwaar aan bepaalde criteria moet voldoen en met redenen moet zijn omkleed;
Overwegende dat het voorts wenselijk is dat de Lid-Staat van verzending en de Lid-Staat van doorvoer volgens bepaalde criteria voorwaarden kunnen stellen aan het vervoer van de afvalstoffen over hun grondgebied;
Overwegende dat de Lid-Staat van verzending bovendien in bepaalde duidelijk omlijnde situaties en onder bepaalde voorwaarden bezwaar moet kunnen maken tegen overbrenging;
Overwegende dat er, indien afvalstoffen buiten de Gemeenschap worden gebracht, ook een kennisgeving moet worden gezonden aan het land van bestemming buiten de Gemeenschap en, in voorkomend geval, aan het land van doorvoer buiten de Gemeenschap;
Overwegende dat in dat geval de douanedienst van de laatste Lid-Staat via welke de overbrenging plaatsvindt, ter wille van een doelmatige controle op de grensoverschrijdende overbrenging van de gevaarlijke afvalstoffen, een afschrift van het begeleidende document aan de bevoegde autoriteit van die Lid-Staat moet toezenden; dat de houder de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van verzending moet bevestigen dat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten;
Overwegende dat er in bepaalde gevallen een systeem van algemene kennisgeving kan worden gevolgd;
Overwegende dat de gegevens over de betrokken afvalstoffen, de producenten, het bestaan van een contractuele regeling met de ontvanger, de maatregelen inzake te volgen routes en verzekeringen, alsmede de voorwaarden waaronder het vervoer zal plaatsvinden, aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten moeten worden medegedeeld in het kader van de kennisgeving;
Overwegende dat een deugdelijke verpakking en etikettering noodzakelijk is om te waarborgen dat gevaarlijke afvalstoffen geen onnodig risico opleveren; dat de bij gevaar of ongeval te volgen instructies de afvalstoffen dienen te vergezellen ter bescherming van mens en milieu tegen de gevaren die tijdens de verrichtingen kunnen optreden;
Overwegende dat de Lid-Staten na overleg met de Commissie grensposten voor de overbrenging kunnen aanwijzen;
Overwegende dat, overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, de kosten van de kennisgevingsprocedure, met inbegrip van de controle- en analysekosten, door de houder en/of producent van de afvalstoffen moeten worden gedragen;
Overwegende dat het van belang is de aansprakelijkheid van de producent en van elke andere persoon die voor eventuele schade aansprakelijk kan worden gesteld, vast te stellen en de toepassingsvoorwaarden te bepalen ten einde een daadwerkelijke en billijke vergoeding te waarborgen van de schade die tijdens de overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen kan worden veroorzaakt; dat de Raad hierover uiterlijk binnen drie jaar na de toepassing van de richtlijn op voorstel van de Commissie een besluit dient te nemen; dat de Raad binnen die termijn ook een besluit over een verzekeringsstelsel dient te nemen;
Overwegende dat voor hergebruik, regeneratie of recycling bestemde afvalstoffen van non-ferrometalen van de bepalingen van deze richtlijn dienen te worden vrijgesteld, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan;
Overwegende dat de Lid-Staten de Commissie alle informatie moeten verstrekken die van belang is voor de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en dat zij met name om de twee jaar een verslag moeten uitbrengen op basis waarvan de Commissie een samenvattend verslag opstelt;
Overwegende dat het bij Richtlijn 78/319/EEG ingestelde technische comité ook bevoegd moet zijn het uniforme begeleidende document, en de uniforme verklaring, als bedoeld in de onderhavige richtlijn, op te stellen en zo nodig aan te passen en de in de bijlage vervatte lijst van overeenkomsten aan te passen,
HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
Artikel 1
Overeenkomstig het bepaalde in deze richtlijn treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen ten einde, met het oog op de bescherming van de menselijke gezondheid en van het milieu, het toezicht en de controle op de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen, zowel binnen de Gemeenschap, als naar en/of uit de Gemeenschap, te waarborgen.
Artikel 2
1. In deze richtlijn wordt verstaan:
a) onder gevaarlijke afvalstoffen, hierna »afvalstoffen" te noemen: - toxische en gevaarlijke afvalstoffen zoals omschreven in artikel 1, onder b), van Richtlijn 78/319/EEG, met uitzondering van gechloreerde en organische oplosmiddelen als bedoeld in punt 13 en punt 14 van de bijlage bij die richtlijn;
- PCB's zoals omschreven in artikel 1, onder a), van Richtlijn 76/403/EEG;
b) onder bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten: de overeenkomstig artikel 16 aangewezen bevoegde autoriteit of bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van bestemming van de afvalstoffen, van de Lid-Staat van verzending van de afvalstoffen en, indien van toepassing, van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer van de afvalstoffen;
c) onder producent van de afvalstoffen: elke persoon wiens activiteit afvalstoffen heeft voortgebracht (eerste producent) en/of elke persoon die voorbehandelingen, vermengingen of andere bewerkingen heeft verricht die leiden tot wijziging in de aard of de samenstelling van die afvalstoffen;
d) onder houder van de afvalstoffen: de producent van de afvalstoffen of elke andere persoon of onderneming die voorstelt grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen te verrichten of te doen verrichten;
e) onder ontvanger van de afvalstoffen: de persoon of de onderneming naar wie of waarnaar afvalstoffen worden overgebracht om te worden verwijderd;
f) onder verwijdering: verwijdering in de zin van artikel 1, onder c), van Richtlijn 78/319/EEG.
2. Het aan land brengen van afvalstoffen die zijn voortgebracht door de normale werking van schepen, met inbegrip van afvalwater en risiduen, wordt in deze richtlijn niet als grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen beschouwd.
Artikel 3
1. Wanneer de houder van de afvalstoffen voornemens is deze van een Lid-Staat naar een andere over te brengen of te doen overbrengen, dan wel de afvalstoffen over het grondgebied van een of meer Lid-Staten te doen vervoeren of deze uit een derde land naar een Lid-Staat over te brengen, zendt hij een kennisgeving aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten.
2. De kennisgeving vindt plaats met gebruikmaking van het overeenkomstig artikel 15 op te stellen uniforme begeleidende document waarvan de inhoud is weergegeven in bijlage I, hierna begeleidend document te noemen.
3. In het kader van deze kennisgeving dient de houder van de afvalstoffen aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten genoegzame informatie te verstrekken over met name:
- de oorsprong en de samenstelling van de afvalstoffen, alsmede de identiteit van de producent; bij afvalstoffen van diverse oorsprong een gedetailleerde inventaris van de afvalstoffen alsmede, wanneer deze informatie voorhanden is, de identiteit van de eerste producenten;
- de bepalingen inzake te volgen routes en inzake verzekering tegen schade aan derden;
- de maatregelen inzake vervoersveiligheid en met name de inachtneming door de vervoerder van de voorwaarden die door de betrokken Lid-Staten aan de uitoefening van deze vervoersactiviteit zijn gesteld;
- het bestaan van een contractuele regeling met de ontvanger van de afvalstoffen; deze moet beschikken over de geschikte technische capaciteit voor de verwijdering van de betreffende afvalstoffen onder omstandigheden die noch voor de gezondheid van de mens noch voor het milieu gevaar opleveren. In geval van opslag, behandeling of storting van de afvalstoffen in een Lid-Staat dient de ontvanger tevens over een vergunning overeenkomstig artikel 9 van Richtlijn 78/319/EEG of artikel 6 van Richtlijn 76/403/EEG te beschikken.
4. In geval van overbrenging van afvalstoffen met het oog op verwijdering buiten de Gemeenschap, zendt de houder van de afvalstoffen een kennisgeving aan het land van bestemming buiten de Gemeenschap en, indien van toepassing, aan het land of de landen van doorvoer buiten de Gemeenschap, alsmede aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staat of Lid-Staten.
Artikel 4
1. Grensoverschrijdende overbrenging mag niet plaatsvinden voordat de in lid 2, onder a) of b), bedoelde bevoegde autoriteit van de Lid-Staat de ontvangst van de kennisgeving heeft bevestigd. De ontvangstbevestiging moet worden vermeld op het begeleidend document.
2. De ontvangstbevestiging, of elk overeenkomstig lid 3 gemaakte bezwaar moet uiterlijk een maand na de ontvangst van de kennisgeving aan de houder van de afvalstoffen worden toegezonden:
a) hetzij door de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming,
b) hetzij, in geval van overbrenging van afvalstoffen met het oog op verwijdering buiten de Gemeenschap of doorvoer van uit een derde land afkomstige afvalstoffen via de Gemeenschap met het oog op verwijdering buiten de Gemeenschap, door de bevoegde autoriteit van de laatste Lid-Staat via welke deze overbrenging plaatsvindt,
met afschrift aan de ontvanger van de afvalstoffen en aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken Lid-Staten. 3. Bezwaren moet met redenen zijn omkleed op basis van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake milieubescherming, veiligheid, openbare orde of volksgezondheid die overeenstemmen met deze richtlijn, andere communautaire instrumenten of internationale overeenkomsten die de betrokken Lid-Staat ter zake vóór kennisgeving van deze richtlijn heeft gesloten.
4. Zodra de in lid 2, onder a) of b), bedoelde bevoegde autoriteit van de Lid-Staat zich ervan vergewist heeft dat de problemen die aanleiding waren voor haar bezwaren zijn opgelost, zendt zij onmiddellijk een ontvangstbevestiging toe aan de houder van de afvalstoffen met afschrift aan de ontvanger van de afvalstoffen en aan de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken Lid-Staten.
5. De ontvangstbevestiging die de in lid 2, onder a) of b), bedoelde bevoegde autoriteit van de Lid-Staat krachtens dit artikel aan de houder van de afvalstoffen heeft toegezonden, ontslaat noch de producent van deze afvalstoffen noch anderen van de verplichtingen die voortvloeien uit de vigerende nationale en communautaire bepalingen.
6. Onverminderd de leden 1 en 2, beschikken de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staten van verzending en, indien van toepassing, van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer over een termijn van vijftien dagen na de kennisgeving om, in voorkomend geval, voorwaarden te stellen inzake het vervoer van de afvalstoffen over hun grondgebied. Deze voorwaarden, die aan de houder van de afvalstoffen moeten worden toegezonden, met afschrift aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten, mogen niet strenger zijn dan de voorwaarden voor soortgelijke zendingen die volledig binnen de betrokken Lid-Staat plaatsvinden en dienen in overeenstemming te zijn met bestaande overeenkomsten. De houder van de afvalstoffen moet deze voorwaarden naleven om het vervoer te mogen verrichten.
De bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van verzending kunnen, uiterlijk twintig dagen na ontvangst van de kennisgeving, als bezwaar aanvoeren dat de overbrenging van de afvalstoffen de uitvoering van programma's die krachtens artikel 12 van Richtlijn 78/319/EEG of artikel 6 van Richtlijn 76/403/EEG zijn opgesteld, in gevaar brengt, of dat zij in strijd is met de verplichtingen die voortvloeien uit de internationale overeenkomsten die de Lid-Staat ter zake vóór kennisgeving van de onderhavige richtlijn heeft gesloten. Van deze bezwaren wordt kennis gegeven aan de houder van de afvalstoffen, met afschrift aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten.
Artikel 5
1. De houder van de afvalstoffen kan zich bedienen van een procedure van algemene kennisgeving in het geval van regelmatige overbrenging van afvalstoffen met dezelfde fysische en chemische eigenschappen naar dezelfde ontvanger via hetzelfde douanekantoor van uitgang van de Lid-Staat van verzending, via hetzelfde douanekantoor van binnenkomst van de Lid-Staat van bestemming en, in geval van doorvoer, via dezelfde douanekantoren van binnenkomst en uitgang van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer.
2. De in artikel 4, lid 2, onder a) of b), bedoelde bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat en, indien van toepassing, van de Lid-Staat of Lid-Staten van doorvoer, kunnen aan hun instemming met deze procedure van algemene kennisgeving de voorwaarde verbinden dat bepaalde informatie wordt verstrekt, zoals de nauwkeurige hoeveelheden of periodieke overzichten van de te verzenden afvalstoffen.
3. In het kader van een procedure van algemene kennisgeving kan één enkele ontvangstbevestiging in de zin van artikel 4, lid 1, betrekking hebben op meer dan één zending van afvalstoffen gedurende een periode van ten hoogste één jaar.
4. De algemene kennisgeving vindt plaats met gebruikmaking van het begeleidende document.
Artikel 6
1. Na ontvangst van de in de artikelen 4 en 5 bedoelde ontvangstbevestiging, vult de houder van de afvalstoffen het begeleidende document in en zendt hij een afschrift toe aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten en aan de betrokken derde landen, alvorens de zending plaatsvindt.
2. Bij elke zending wordt een afschrift van het begeleidende document, inclusief de ontvangstbevestiging, gevoegd.
3. Alle ondernemingen die verder bij de verrichtingen betrokken zijn, vullen het begeleidende document op de daartoe bestemde plaatsen in, ondertekenen het en bewaren er een afschrift van.
4. Binnen 15 dagen na ontvangst van de afvalstoffen zendt de ontvanger van de afvalstoffen een afschrift van het naar behoren ingevulde begeleidende document aan de houder van de afvalstoffen, aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten en aan de betrokken derde landen. Deze afschriften worden gedurende ten minste twee jaar bewaard.
Artikel 7
Wanneer afvalstoffen de Gemeenschap verlaten met het oog op verwijdering buiten de Gemeenschap, zendt de douanedienst van de laatste Lid-Staat via welke de overbrenging plaatsvindt, in afwijking van artikel 6, lid 4, een afschrift van het begeleidende document aan de bevoegde autoriteiten van die Lid-Staat, die dat afschrift gedurende ten minste twee jaar bewaart. Uiterlijk zes weken nadat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten, verklaart of bevestigt de houder van de afvalstoffen aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van verzending, dat deze afvalstoffen op de beoogde plaats van bestemming zijn aangekomen en vermeldt hij het laatste douanekantoor in de Gemeenschap via hetwelk de zending heeft plaatsgevonden.
Artikel 8
1. Grensoverschrijdende zendingen moeten aan de volgende eisen voldoen:
a) de afvalstoffen moeten deugdelijk zijn verpakt;
b) de verpakking dient te zijn voorzien van passende etiketten waarop, naast aard, samenstelling en hoeveelheid van de afvalstoffen, het telefoonnummer voorkomt van de bevoegde persoon of personen bij wie tijdens de gehele duur van de overbrenging instructies of adviezen kunnen worden verkregen;
c) de bij gevaar of ongeval te volgen instructies dienen de afvalstoffen te vergezellen;
d) de onder b) en c) bedoelde etiketten en instructies moeten zijn gesteld in de talen van de betrokken Lid-Staten.
2. Aan de in lid 1 bedoelde eisen wordt geacht te zijn voldaan wanneer een Lid-Staat de bepalingen toepast die ter zake gelden op grond van de in bijlage II opgenomen internationale vervoersovereenkomsten waarbij hij partij is, voor zover die overeenkomsten gelden voor afvalstoffen als bedoeld in deze richtlijn.
Artikel 9
De Lid-Staten kunnen zo nodig, na overleg met de Commissie, de grensposten voor de overbrenging van afvalstoffen aanwijzen.
Artikel 10
Overeenkomstig het beginsel dat de vervuiler betaalt, worden de kosten van uitvoering van de kennisgevings- en toezichtprocedure, met inbegrip van de nodige analyses en controles, door de betrokken Lid-Staten ten laste van de houder en/of de producent van de afvalstoffen gebracht, voor zover deze kosten vergelijkbaar zijn met de kosten die een zelfde verrichting met dit soort afvalstoffen in het kader van een zending binnen die Lid-Staat met zich zou hebben gebracht.
Artikel 11
1. Onverminderd de nationale bepalingen inzake wettelijke aansprakelijkheid neemt de producent van de afvalstoffen, ongeacht de plaats waar de afvalstoffen worden verwijderd, alle nodige maatregelen om de afvalstoffen te verwijderen of te doen verwijderen op zodanige wijze dat de kwaliteit van het milieu wordt beschermd overeenkomstig Richtlijn 75/442/EEG, Richtlijn 78/319/EEG en deze richtlijn.
2. De Lid-Staten treffen alle maatregelen die nodig zijn voor de uitvoering van de in lid 1 opgelegde verplichtingen.
3. De Raad stelt volgens de procedure van artikel 100 van het Verdrag uiterlijk op 30 september 1988 vast op welke wijze, in geval van schade, de producent of enige andere persoon die voor deze schade verantwoordelijk kan worden geacht, wettelijk aansprakelijk kan worden gesteld, en stelt tevens het stelsel van verzekering vast.
Artikel 12
1. De Lid-Staten verstrekken de Commissie uiterlijk op 31 december 1985 naam, adres, telefoon- en telexnummer van de bevoegde autoriteiten, de installaties, inrichtingen of ondernemingen die een vergunning in de zin van artikel 3, lid 3, laatste streepje, bezitten.
De Lid-Staten stellen de Commissie regelmatig in kennis van wijzigingen in deze gegevens.
2. De Commissie deelt de in lid 1 bedoelde gegevens onverwijld mede aan de andere Lid-Staten.
Artikel 13
1. Om de twee jaar, en voor de eerste keer op 1 oktober 1987, dienen de Lid-Staten bij de Commissie een verslag in over de tenuitvoerlegging van deze richtlijn en over de situatie in verband met grensoverschrijdende zendingen waarbij hun grondgebied is betrokken.
2. Deze verslagen bevatten met name inlichtingen over:
- de grensoverschrijdende overbrenging van afvalstoffen afkomstig van ernstige ongevallen, met name in de zin van artikel 1 van de Richtlijn 82/501/EEG van de Raad van 24 juni 1982 inzake de risico's van zware ongevallen bij bepaalde industriële activiteiten (1);
- belangrijke onregelmatigheden inzake grensoverschrijdende overbrenging van de in deze richtlijn bedoelde afvalstoffen die ernstige gevaren met zich hebben gebracht of nog met zich kunnen brengen voor mens of milieu;
- de hoeveelheid en het type van de afvalstoffen die hun grondgebied zijn binnengekomen om aldaar te worden verwijderd, alsmede de hoeveelheid en het type van de op hun grondgebied geproduceerde en vervolgens definitief geëxporteerde afvalstoffen.
Artikel 14
Op basis van de in artikel 13 bedoelde verslagen legt de Commissie om de twee jaar een samenvattend verslag voor aan het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité.
Artikel 15
Het technisch comité, ingesteld bij artikel 18 van Richtlijn 78/319/EEG, is, overeenkomstig de procedure van artikel 19 van die richtlijn, bevoegd om in overeenstemming met de gegevens in bijlage I respectievelijk bijlage III het uniforme begeleidende document, met inbegrip van de algemene toelichting, en het in artikel 17 bedoelde uniforme document op te stellen. Het comité is tevens bevoegd om via dezelfde procedure bovengenoemde documenten en de lijst van internationale vervoersovereenkomsten in bijlage II aan de technische vooruitgang aan te passen.
Artikel 16
De Lid-Staten wijzen de voor de toepassing van artikel 4 bevoegde autoriteiten aan.
Artikel 17
Indien bestemd voor hergebruik, regeneratie of recycling op basis van een contractuele regeling inzake deze verrichtingen, zijn afvalstoffen (daaronder met name begrepen afvalstoffen, resten, slib, as en stof) van non-ferrometalen vrijgesteld van het bepaalde in deze richtlijn, mits aan onderstaande voorwaarden is voldaan:
a) de houder moet op een uniform document, waarvan de inhoud is weergegeven in bijlage III en dat de zending begeleidt, verklaren dat deze stoffen bestemd zijn voor de genoemde verrichtingen en een afschrift van dit document toezenden aan de bevoegde autoriteiten van de in artikel 4, lid 2, onder a) of b), bedoelde Lid-Staat;
b) de ontvanger moet op dit document, dat hij de bevoegde autoriteiten van de in punt a) bedoelde Lid-Staat uiterlijk 15 dagen na ontvangst van de stoffen toezendt, verklaren dat deze verrichtingen werkelijk zullen plaatsvinden.
Artikel 18
1. De Lid-Staten treffen de maatregelen die nodig zijn om uiterlijk op 1 oktober 1985 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van de bepalingen van intern recht mede die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen. De Commissie stelt de andere Lid-Staten daarvan in kennis.
Artikel 19
Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.
Gedaan te Brussel, 6 december 1984.
Voor de Raad
De Voorzitter
L. KAVANAGH
(1) PB nr. C 53 van 25. 2. 1983, blz. 3, en
PB nr. C 186 van 12. 7. 1983, blz. 3.
(2) PB nr. C 184 van 11. 7. 1983, blz. 50.
(3) PB nr. C 176 van 4. 7. 1983, blz. 4.
(4) PB nr. C 112 van 20. 12. 1973, blz. 3.
(5) PB nr. C 139 van 13. 6. 1977, blz. 3.
(6) PB nr. C 46 van 17. 2. 1983, blz. 1.
(7) PB nr. L 84 van 31. 3. 1978, blz. 43.
(8) PB nr. L 194 van 25. 7. 1975, blz. 39.
(9) PB nr. L 108 van 26. 4. 1976, blz. 41.
(1) PB nr. L 230 van 5. 8. 1982, blz. 1.
BIJLAGE I
INHOUD VAN HET UNIFORME BEGELEIDENDE DOCUMENT
DEEL A
Op de kennisgeving te verstrekken gegevens
(zie algemene toelichting, punt 1)
1. Houder van de afvalstoffen (a)
2. Algemene kennisgeving of kennisgeving van één zending
3. a) Bestemming van de afvalstoffen (a)
b) Nummer van de vergunning (indien van toepassing)
c) Gegevens over de contractuele regeling tussen de houder en de ontvanger
4. Producent(en) van de afvalstoffen (a)
5. a) Vervoerder(s) van de afvalstoffen (a)
b) Nummer van de vergunning (indien van toepassing) (b)
6. a) Land van oorsprong van de afvalstoffen
b) Bevoegde autoriteit (c)
7. a) Vermoedelijke landen van doorvoer
b) Bevoegde autoriteit (c)
8. a) Land van bestemming
b) Bevoegde autoriteit (c)
9. Geplande datum (data) van de zending(en) (d)
10. Geplande wijze van vervoer (weg, lucht, zee, enz.)
11. Gegevens betreffende verzekering tegen schade aan derden (f)
12. Benaming en fysieke beschrijving van de afvalstoffen en hun samenstelling (e)
13. Geplande verpakking
14. Hoeveelheid(heden) (kg) (g)
15. UN-classificatie
16. Proces waaruit de afvalstoffen voortkomen
17. Aard van de risico's: ontplofbaar / bijtend / corrosief / giftig / ontvlambaar / andere
18. Fysieke vorm van de afvalstoffen bij . . . . °C: poeder / stof / vast / brei / modder / slurrie / vloeibaar / gasvormig / andere
Kleur
19. Plaats waar de afvalstoffen zijn gevormd
20. Plaats van verwijdering van de afvalstoffen
21. Wijze van verwijdering van de afvalstoffen
22. Andere informatie
23. Verklaring van de houder dat de informatie juist is; plaats, datum en handtekening van de houder
DEEL B
Ontvangstbewijs
(zie algemene toelichting, punt 2)
1. Datum van ontvangst kennisgeving
2. Datum van verzending ontvangstbewijs
3. Geldigheidsduur van het ontvangstbewijs
4. Heeft het ontvangstbewijs betrekking op één zending of op verscheidene zendingen
5. Datum, handtekening en stempel van de bevoegde autoriteit
DEEL C
Vervoerregelingen
(zie algemene toelichting, punt 3)
1. Serienummer van de zending
2. Wijze van vervoer
3. Aantal en aard van de containers, merk, nummers, enz.
4. Precieze hoeveelheden (kg)
5. Douanekantoren van ingang in het land (de landen) waarvan het grondgebied moet worden gepasseerd
6. Speciale voorwaarden (eventueel), gesteld door de betrokken Lid-Staten voor het vervoer over hun grondgebied
7. Verklaring van de houder en de vervoerder dat de informatie juist is: plaats, datum en handtekening van de houder en de vervoerder
DEEL D
Ontvangst door de geadresseerde
(zie algemene toelichting, punt 4)
Verklaring van geadresseerde dat hij de afvalstoffen ter verwijdering heeft ontvangen en ontvangen hoeveelheid; plaats, datum en handtekening van de geadresseerde
DEEL E
Visum van de douane
(zie algemene toelichting, punt 5)
1. Adres van het douanekantoor
2. Verklaring dat de afvalstoffen het douanegrondgebied van de Gemeenschap hebben verlaten
3. Datum van uitgang
4. Datum, stempel en handtekening van de douaneautoriteit
ALGEMENE TOELICHTING
NB: Elke bevoegde autoriteit kan ter aanvulling van de op dit begeleidende document verstrekte informatie om verdere inlichtingen of documentatie verzoeken
1. Deel A van het begeleidende document moet door de houder worden ingevuld en toegezonden aan de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van bestemming van de afvalstoffen of, in geval van export buiten de Gemeenschap of doorvoer door de Gemeenschap, aan de bevoegde autoriteit van de laatste Lid-Staat waardoor de zending moet plaatsvinden, met een afschrift aan de derde Staat van bestemming en de bevoegde autoriteiten van de andere bij de zending betrokken Lid-Staten.
2. Deel B moet worden ingevuld door de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat waaraan de kennisgeving is gestuurd en binnen een maand na ontvangst van de kennisgeving worden teruggezonden aan de houder van de afvalstoffen.
Grensoverschrijdende zendingen van gevaarlijke afvalstoffen mogen niet plaatsvinden vóór bevestiging van de ontvangst van de kennisgeving door de bovenbedoelde bevoegde autoriteit. De ontvangstbevestiging moet de zending vergezellen. 3. Na ontvangst van de ontvangstbevestiging van de bevoegde autoriteit vult de houder samen met de vervoerder deel C van het begeleidende document in. Het naar behoren ingevulde begeleidende document moet de zending vergezellen. Voordat de zending plaatsvindt moet een afschrift worden gezonden aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten.
4. Deel D moet door de geadresseerde bij ontvangst van de afvalstoffen worden ingevuld indien de geadresseerde binnen een Lid-Staat is gesitueerd. In dat geval zendt de geadresseerde een afschrift van het naar behoren ingevulde begeleidende document aan de houder van het afval en aan de bevoegde autoriteiten van de betrokken Lid-Staten.
5. In geval van uitvoer van afvalstoffen buiten de Gemeenschap voor verwijdering buiten de Gemeenschap, of van doorvoer van afvalstoffen door de Gemeenschap, moet deel E worden ingevuld door de douaneautoriteit op het kantoor waar de zending de Gemeenschap verlaat en worden teruggezonden naar de bevoegde autoriteit in die Lid-Staat. In dit geval moet de houder van de afvalstoffen de bevoegde autoriteit van de Lid-Staat van verzending uiterlijk zes weken nadat de afvalstoffen de Gemeenschap hebben verlaten, bevestigen dat de afvalstoffen hun bestemming hebben bereikt en het laatste douanekantoor aangeven dat de zending in de Gemeenschap heeft gepasseerd.
(a) Volledige naam en volledig adres, telefoon- en telexnummer, alsmede naam, adres, telefoon- of telexnummer van de persoon met wie contact moet worden opgenomen.
(b) Wanneer er geen specifieke vergunning is, moet de vervoerder kunnen aantonen dat hij voldoet aan de voorschriften van de betrokken Lid-Staat betreffende het vervoer van dergelijke afvalstoffen.
(c) Volledige naam en volledig adres, telefoon- en telexnummer. Deze informatie is alleen verplicht wanneer de betrokken landen Lid-Staten zijn. Indien dit niet zo is, opgeven voor zover bekend.
(d) In geval van een algemene kennisgeving voor meer dan één zending, moet de geplande datum van elke zending of, indien die niet bekend is, de vermoedelijke frequentie van de zendingen worden aangegeven.
(e) Aard en concentratie vermelden van de bestanddelen die het meest kenmerkend zijn voor de toxiciteit, alsmede andere gevaren van de afvalstoffen; zo mogelijk een analyse bijvoegen met betrekking tot de voorgenomen wijze van verwijdering, met name wanneer het een eerste zending betreft.
(f) Voorbeelden van op te nemen gegevens, indien de verzekering verplicht is: verzekeraar, polisnummer, uiterste geldigheidsdatum.
(g) In geval van een algemene kennisgeving voor meer dan één zending, zowel de totale hoeveelheid als de hoeveelheid van elke afzonderlijke zending vermelden.
BIJLAGE II
LIJST VAN DE IN ARTIKEL 8, LID 2, BEDOELDE INTERNATIONALE VERVOERSOVEREENKOMSTEN (1)
1. ADR:
Europese Overeenkomst betreffende het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (1957)
2. CIM:
Internationaal Verdrag betreffende het goederenvervoer per spoorweg (1924) (2)
waarin als bijlage I:
RID:
Internationaal Reglement betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen per spoor (1924)
3. SOLAS:
Internationaal Verdrag voor de beveiliging van mensenlevens op zee (1974)
4. IMDG-Code:
Internationale Code voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over zee (3)
5. Verdrag van Chicago:
Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart (1944), waarvan bijlage 18 betrekking heeft op het vervoer van gevaarlijke goederen door de lucht (TI: Technical Instructions for the safe transport of dangerous goods by air)
6. MARPOL:
Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (1973/1978)
7. ADNR:
Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (1970)
(1) Deze lijst omvat de overeenkomsten die op het tijdstip waarop deze richtlijn wordt aangenomen van kracht zijn. Zij kan door het in artikel 15 bedoelde technische comité worden aangepast.
(2) Vanaf 1 mei 1985 heet dit Verdrag:
COTIF: Verdrag betreffende het internationale spoorwegvervoer.
Het RID wordt dan een bijlage van het COTIF en gaat heten:
»Reglement betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen per spoor".
(3) Vanaf 1 januari 1985 vormt de IMDG-Code een onderdeel van SOLAS.
BIJLAGE III
VERKLARINGEN BETREFFENDE AFVALSTOFFEN BESTEMD VOOR HERGEBRUIK, REGENERATIE OF RECYCLING
A. VERKLARING VAN DE HOUDER (1)
Naam en adres van de houder: ............................................................. ............................................................. .................... ............................................................. ............................................................. ....................
Onderstaand materiaal (2) ............................................................. ............................................................. .................... ............................................................. ............................................................. .................... ............................................................. ............................................................. ....................
is bestemd voor hergebruik/regeneratie/recycling krachtens een contractuele regeling met (3) ............................................................. ............................................................. .................... ............................................................. ............................................................. .................... ............................................................. ............................................................. ....................
Dit materiaal is vrijgesteld van de bepalingen van Richtlijn 84/631/EEG overeenkomstig artikel 17 van die richtlijn.
Datum en handtekening van de houder
B. VERKLARING VAN DE GEADRESSEERDE (4)
Naam en adres van de geadresseerde: ............................................................. ............................................................. .................... ............................................................. ............................................................. ....................
Wij verklaren dat dit materiaal werkelijk zal worden hergebruikt/geregenereerd/gerecycleerd.
Datum en handtekening van de geadresseerde
(1) In te vullen door de houder en met de zending mee te zenden. De houder moet bovendien een afschrift van dit document zenden aan de bevoegde autoriteiten van de Lid-Staat van bestemming van de afvalstoffen of, in geval van export van de afvalstoffen buiten de Gemeenschap, aan de bevoegde autoriteit van de laatste Lid-Staat die de zending moet passeren.
(2) Gebruikelijke commerciële beschrijving van het materiaal en hoeveelheid.
(3) Naam en adres van de geadresseerde.
(4) In te vullen door de geadresseerde en uiterlijk 15 dagen na ontvangst van de afvalstoffen te sturen aan de bevoegde autoriteiten van de in voetnoot 1 bedoelde Lid-Staat.
( 4 ) In te vullen door de geadresseerde en uiterlijk 15 dagen na ontvangst van de afvalstoffen te sturen aan de bevoegde autoriteiten van de in voetnoot 1 bedoelde Lid-Staat .