Home

Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw

Richtlijn 86/278/EEG van de Raad van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw

RICHTLIJN VAN DE RAAD van 12 juni 1986 betreffende de bescherming van het milieu, in het bijzonder de bodem, bij het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw (86/278/EEG

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op de artikelen 100 en 235,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Europese Parlement(2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(3),

Overwegende dat deze richtlijn tot doel heeft voorschriften te geven voor het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw, zodat nadelige gevolgen voor bodem, planten, dier en mens worden voorkomen, en tevens een juist gebruik van zuiveringsslib wordt bevorderd;

Overwegende dat het feit dat de bepalingen in de verschillende Lid-Staten inzake het gebruik van slib in de landbouw onderling afwijken, van invloed zou kunnen zijn op de werking van de gemeenschappelijke markt; dat het derhalve gewenst is op dit gebied over te gaan tot de in artikel 100 van het Verdrag bedoelde aanpassing van de wetgevingen;

Overwegende dat voor landbouwdoeleinden gebruikt zuiveringsslib buiten de werkingssfeer van Richtlijn 75/442/EEG van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen(4) valt;

Overwegende dat de maatregelen die zijn vastgesteld in Richtlijn 78/319/EEG van de Raad van 20 maart 1978 betreffende giftige en gevaarlijke afvalstoffen(5) ook van toepassing zijn op zuiveringsslib voor zover dit slib in de bijlage van de richtlijn vermelde stoffen die door hun aard dan wel door de aanwezige hoeveelheden of concentraties een gevaar opleveren voor de gezondheid van de mens of voor het milieu, bevat, of ermee is besmet;

Overwegende dat er een speciale regeling moet worden ingevoerd die de bescherming garandeert van mensen, dieren, planten en milieu tegen de schadelijke gevolgen van het ongecontroleerde gebruik van slib;

Overwegende dat deze richtlijn voorts ten doel heeft een aantal eerste maatregelen van de Gemeenschap in het kader van de bodembescherming vast te stellen;

Overwegende dat slib nuttige eigenschappen kan hebben voor de landbouw en dat het derhalve gerechtvaardigd is toepassing ervan in de landbouw aan te moedigen mits het correct wordt gebruikt; dat het gebruik van zuiveringsslib geen afbreuk mag doen aan de kwaliteit van de bodem en van de landbouwproduktie;

Overwegende dat sommige zware metalen giftig kunnen zijn voor planten en, door hun aanwezigheid in geoogste gewassen, ook voor de mens, en dat voor de aanwezigheid van deze elementen in de bodem bindende grenswaarden dienen te worden vastgesteld;

Overwegende dat het gebruik van slib dient te worden verboden wanneer de concentratie van deze metalen in de bodem deze grenswaarden overschrijdt;

Overwegende voorts dat dient te worden vermeden dat deze grenswaarden tengevolge van het gebruik van slib worden overschreden; dat daartoe het inbrengen van zware metalen in landbouwgronden moet worden beperkt, ofwel door de maximale hoeveelheden slib vast te stellen die per jaar op de bodem mogen worden aangebracht, waarbij erop moet worden toegezien dat bepaalde grenswaarden voor de concentratie van zware metalen in het gebruikte slib niet worden overschreden, ofwel door erop toe te zien dat bepaalde grenswaarden voor de hoeveelheden zware metalen die op basis van een gemiddelde over tien jaar in de bodem mogen worden gebracht, niet worden overschreden;

Overwegende dat het slib moet worden behandeld alvorens in de landbouw te worden gebruikt; dat de Lid-Staten echter onder bepaalde voorwaarden het gebruik van niet behandeld slib kunnen toestaan waar het geen gevaar voor de gezondheid van mens en dier oplevert, indien dit slib in de grond wordt geïnjecteerd of ondergeploegd;

Overwegende dat een bepaalde termijn in acht moet worden genomen tussen het gebruik van het slib en het beweiden van de weilanden, het oogsten van voedergewassen of van bepaalde gewassen die normaliter in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden geconsumeerd; dat het gebruik van slib op groente- en fruitaanplant, met uitzondering van fruitboomgaarden, gedurende de groeiperiode moet worden verboden;

Overwegende dat het gebruik zodanig moet geschieden dat de bescherming van bodem, oppervlaktewater en grondwater is verzekerd, overeenkomstig de Richtlijnen 75/440/EEG(1) en 80/68/EEG(2);

Overwegende dat het hiertoe nodig is de eigenschappen van slib en van de gronden waarop het wordt toegepast vast te stellen en derhalve slib en bodem te analyseren en bepaalde resultaten ervan aan de gebruikers door te geven,

Overwegende dat bepaalde essentiële gegevens moeten worden bewaard met het oog op een betere kennis inzake het gebruik van slib in de landbouw; dat deze gegevens in de vorm van periodieke rapporten aan de Commissie moeten worden toegezonden; dat de Commissie aan de hand van deze rapporten zo nodig voorstellen zal doen met het oog op een betere bescherming van bodem en milieu;

Overwegende dat slib afkomstig van kleine zuiveringsinstallaties die in hoofdzaak slechts huishoudelijk afvalwater verwerken, weinig gevaar voor mensen, dieren, planten en milieu met zich meebrengt en dat dit slib daarom van een aantal verplichtingen inzake informatie en analyse kan worden vrijgesteld;

Overwegende dat de Lid-Staten strengere voorschriften moeten kunnen vaststellen dan in deze richtlijn zijn bepaald; dat de Commissie van deze voorschriften in kennis dient te worden gesteld;

Overwegende dat de technische en wetenschappelijke vooruitgang een snelle aanpassing van sommige bepalingen van deze richtlijn noodzakelijk kan maken; dat ter vergemakkelijking van de uitvoering van de voor dit doel vereiste maatregelen een procedure dient te worden ingestelt die voorziet in een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie; dat deze samenwerking moet plaatsvinden in een comité voor de aanpassing aan de technische en wetenschappelijke vooruitgang;

Overwegende dat het Verdrag, afgezien van artikel 235, niet in alle vereiste bevoegdheid voorziet,

HEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

Artikel 1

Deze richtlijn heeft tot doel voorschriften te geven voor het gebruik van zuiveringsslib in de landbouw zodat nadelige gevolgen voor bodem, planten, dieren en mensen worden voorkomen en tevens een juist gebruik van zuiveringsslib wordt bevorderd.

Artikel 2

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

a)"slib'' i)zuiveringsslib afkomstig van zuiveringsinstallaties voor huishoudelijk of stedelijk afvalwater en van andere zuiveringsinstallaties voor afvalwater van soortgelijke samenstelling als huishoudelijk en stedelijk afvalwater;

ii)zuiveringsslib van septic tanks en andere soortgelijke installaties voor de behandeling van afvalwater;

iii)ander zuiveringsslib dan het onder i) en ii) genoemde;

b)"behandeld slib'' Slib dat is behandeld langs biologische, chemische of thermische weg, door langdurige opslag of volgens enig ander geschikt procédé, om de vergistbaarheid en de hygiënische bezwaren van het gebruik ervan aanzienlijk te verminderen;

c)"landbouw'' Elke teelt van gewassen voor handel en voeding, ook die ten behoeve van de veeteelt;

d)"gebruik'' Het verspreiden van slib op de bodem, alsmede elke andere toepassing van slib op of in de bodem;

Artikel 3

1. Het in artikel 2, onder a), i), genoemde slib mag uitsluitend in overeenstemming met de bepalingen van deze richtlijn in de landbouw worden gebruikt.

2. Onverminderd de Richtlijnen 75/442/EEG en 78/319/EEG mag:

-het in artikel 2, onder a), ii), genoemde slib in de landbouw worden gebruikt onder de voorwaarden die de betrokken Lid-Staat noodzakelijk acht voor de bescherming van de gezondheid van mens en milieu;

-het in artikel 2, onder a), iii), genoemde slib in de landbouw uitsluitend worden gebruikt indien de betrokken Lid-Staat regels stelt voor het gebruik ervan.

Artikel 4

In de bijlagen I A, I B en I C zijn waarden opgenomen voor de concentratie van zware metalen in met slib behandelde bodems, de concentratie van zware metalen in het slib en de maximale jaarlijkse hoeveelheden van deze zware metalen die op landbouwgrond mogen worden opgebracht.

Artikel 5

Onverminderd artikel 12 1.verbieden de Lid-Staten het gebruik van slib, wanneer de concentratie van één of meer zware metalen in de bodem de grenswaarden die zij overeenkomstig bij- lage I A vaststellen te boven gaat, en nemen zij de nodige maatregelen om te waarborgen dat deze grenswaarden tengevolge van het gebruik van slib niet worden overschreden.

2.stellen de Lid-Staten zodanige voorschriften voor het gebruik van slib vast dat de accumulatie van zware metalen in de bodem niet leidt tot overschrijding van de in punt 1 bedoelde grenswaarden. Hiertoe passen zij een van de twee hierna onder a) en b) genoemde procedures toe:

a)de Lid-Staten stellen de maximale hoeveelheden slib vast, uitgedrukt in ton droge stof, die per oppervlakte-eenheid en per jaar op de bodem mogen worden gebracht, met inachtneming van de overeenkomstig bijlage I B door hen vastgestelde grenswaarden voor de concentratie van zware metalen in slib; of b)de Lid-Staten zorgen ervoor dat de in bijlage I C genoemde grenswaarden voor de per oppervlakte-eenheid en per tijdseenheid in de bodem gebrachte hoeveelheden metalen in acht worden genomen.

Artikel 6

Onverminderd artikel 7 a)wordt slib behandeld alvorens in de landbouw te worden gebruikt. De Lid-Staten kunnen evenwel onder door hen vast te stellen voorwaarden het gebruik van niet behandeld slib toestaan wanneer het in de bodem wordt geïnjecteerd of ondergeploegd;

b)verstrekken de producenten van zuiveringsslib de gebruikers regelmatig alle in bijlage II A bedoelde informatie.

Artikel 7

De Lid-Staten verbieden het gebruik van slib of de levering van slib voor gebruik:

a)op weideland of velden voor de teelt van voedergewassen, indien dit weideland wordt beweid, respectievelijk deze voedergewassen worden geoogst voor het verstrijken van een bepaalde termijn. Deze termijn, die door de Lid-Staten wordt vastgesteld aan de hand van met name de geografische situatie en de klimatologische omstandigheden, mag in geen geval minder dan drie weken bedragen;

b)op groente- en fruitaanplant, met uitzondering van die van fruitbomen, gedurende de groeiperiode;

c)op bodems welke bestemd zijn voor de teelt van groenten of vruchten die normaliter in rechtstreeks contact met de bodem staan en die normaliter rauw worden geconsumeerd, gedurende een periode van 10 maanden voorafgaand aan de oogst en tijdens de oogst zelf.

Artikel 8

Het gebruik van slib is aan de volgende regels gebonden:

-het gebruik dient zodanig te geschieden dat met de voedingsbehoeften van de planten rekening wordt gehouden en de kwaliteit van bodem, oppervlaktewater en grondwater niet wordt aangetast;

-indien slib wordt gebruikt op bodems waarvan de pH-waarde onder 6 ligt, houden de Lid-Staten rekening met de toenemende mobiliteit van de zware metalen en met de toenemende opneming daarvan door de planten en verlagen zij zo nodig de grenswaarden die zij overeenkomstig bijlage I A hebben vastgesteld.

Artikel 9

Slib en bodems waarop slib wordt gebruikt moeten worden geanalyseerd volgens het schema van de bijlagen II A en II B.

De referentiemethoden voor bemonstering en analyse zijn aangegeven in bijlage II C.

Artikel 10

1. De Lid-Staten zien erop toe dat registers worden bijgehouden waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:

a)de hoeveelheden geproduceerd slib en de hoeveelheden aan de landbouw geleverd slib;

b)samenstelling en eigenschappen van het slib op de in bijlage II A genoemde punten;

c)de behandelingsmethode als omschreven in artikel 2, onder b);

d)de namen en adressen van de ontvangers van het slib en de plaatsen waar het slib wordt gebruikt.

2. Deze registers staan ter beschikking van de bevoegde autoriteiten. Aan de hand ervan wordt het in artikel 17 genoemde overzichtsrapport opgesteld.

3. Gegevens over de behandelingsmethoden en analyseresultaten worden op verzoek aan de bevoegde autoriteiten overgelegd.

Artikel 11

De Lid-Staten kunnen ontheffing van de bepalingen van artikel 6, onder b), en artikel 10, lid 1, onder b), c) en d), en lid 2, verlenen voor slib afkomstig van afvalwaterzuiveringsinstallaties die hoofdzakelijk bestemd zijn voor de behandeling van huishoudelijk afvalwater, met een verwerkingscapaciteit van minder dan 300 kg BZV5 per dag, overeenkomend met 5 000 inwonerequivalenten.

Artikel 12

De Lid-Staten kunnen, indien de omstandigheden dat noodzakelijk maken, strengere maatregelen nemen dan die van deze richtlijn.

Een desbetreffend besluit wordt overeenkomstig de bestaande akkoorden aan de Commissie medegedeeld.

Artikel 13

De in artikel 15 bedoelde aanpassing aan de vooruitgang van de techniek en de wetenschap betreft de bepalingen van de bijlagen bij de richtlijn, met uitzondering van de parameters en waarden die zijn aangegeven in de bijlagen I A,

I B en I C, elk gegeven dat van invloed kan zijn op de beoordeling van die waarden en de te analyseren parameters die worden genoemd in de bijlagen II A en II B.

Artikel 14

1. Er wordt een comité voor de aanpassing aan de vooruitgang van de techniek en de wetenschap ingesteld, hierna "Comité'' te noemen, dat bestaat uit vertegenwoordigers van de Lid-Staten en wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Commissie.

2. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 15

1. In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure, leidt de voorzitter deze procedure bij het Comité in, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de vertegenwoordiger van een Lid-Staat.

2. De vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van de te nemen maatregelen. Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het vraagstuk. Het spreekt zich uit met een meerderheid van 54 stemmen, waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148, lid 2, van het Verdrag. De voorzitter neemt geen deel aan de stemming.

3.a)De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité.

b)Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij gebreke van een advies, doet de Commissie onverwijld een voorstel aan de Raad betreffende de te nemen maatregelen. De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

c)Als de Raad binnen drie maanden nadat het voorstel is ingediend geen beslissing heeft genomen, worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld.

Artikel 16

1. De Lid-Staten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om binnen drie jaar na de kennisgeving van deze richtlijn aan de richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. De Lid-Staten delen de Commissie de tekst van alle bepalingen van intern recht mede die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied vaststellen.

Artikel 17

De Lid-Staten stellen vijf jaar na de kennisgeving van deze richtlijn en daarna om de vier jaar een overzichtsrapport op omtrent het gebruik van slib in de landbouw, waarin de hoeveelheden gebruikt slib, de aangehouden criteria en de ondervonden moeilijkheden worden vermeld, en doen dit aan de Commissie toekomen, die de in dit rapport vervatte gegevens publiceert. Aan de hand van dit rapport dient de Commissie zo nodig passende voorstellen in voor een betere bescherming van bodem en milieu.

Artikel 18

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten.

Gedaan te Luxemburg, 12 juni 1986.

Voor de RaadDe VoorzitterP. WINSEMIUS

(1)PB nr. C 264 van 8. 10. 1982, blz. 3 en PB nr. C 154 van 14. 6. 1984, blz. 6.

(2)PB nr. C 77 van 19. 3. 1984, blz. 136.

(3)PB nr. C 90 van 5. 4. 1983, blz. 27.

(4)PB nr. L 194 van 25. 7. 1975, blz. 39.

(5)PB nr. L 84 van 31. 3. 1978, blz. 43.

(1)PB nr. L 194 van 25. 7. 1975, blz. 26.

(2)PB nr. L 20 van 26. 1. 1980, blz. 43.

BIJLAGE I A

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE I B

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II B

BODEMANALYSE 1.Voor het gebruik van slib dat niet afkomstig is van zuiveringsinstallaties als bedoeld in artikel 11, moeten de Lid-Staten nagaan of de gehalten aan zware metalen van de bodems de grenswaarden die overeenkomstig bijlage I A zijn vastgesteld, niet te boven gaan. Hiertoe stellen de Lid-Staten de te verrichten analyses vast, rekening houdend met de beschikbare wetenschappelijke gegevens over de kenmerken en de homogeniteit van de bodems.

2.De Lid-Staten stellen de frequentie van de latere analyses vast, rekening houdend met het gehalte aan metalen in de bodems voor het gebruik van slib, de hoeveelheid en de samenstelling van het gebruikte slib en alle andere relevante gegevens.

3.De volgenden parameters dienen te worden geanalyseerd:

-pH;

-cadmium, koper, nikkel, lood, zink, kwik, chroom.

BIJLAGE II C

BEMONSTERINGS- EN ANALYSEMETHODEN 1.Bodembemonstering De te analyseren representatieve monsters worden normaliter gemaakt door menging van ten minste 25 afzonderlijke bodemmonsters genomen uit een homogeen geëxploiteerde oppervlakte van ten hoogste 5 ha.

De afzonderlijke monsters moeten worden genomen op een diepte van 25 cm, behalve indien de diepte van de ploeglaag geringer is, doch zonder dat de bemonsteringsdiepte in dat geval minder dan 10 cm bedraagt.

2.Slibbemonstering Het slib moet worden bemonsterd na behandeling, maar vóór levering aan de gebruiker en dient representatief te zijn voor het geproduceerde slib.

3.Analysemethoden De analyse van zware metalen geschiedt na ontsluiting door middel van een sterk zuur. De referentieanalysemethode is atoomabsorptiespectrometrie. De waarnemingsdrempel mag voor elk metaal niet hoger zijn dan 10 % van de toepasselijke grenswaarde.