Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures
Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures
Verordening (EG) nr. 1346/2000 van de Raad van 29 mei 2000 betreffende insolventieprocedures
Publicatieblad Nr. L 160 van 30/06/2000 blz. 0001 - 0018
Verordening (EG) Nr. 1346/2000 van de Raad
van 29 mei 2000
betreffende insolventieprocedures
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 61, onder c), en artikel 67, lid 1,
Gezien het initiatief van de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Finland,
Gezien het advies van het Europees Parlement(1),
Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) De Europese Unie heeft zich voorgenomen een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid tot stand te brengen.
(2) Voor de goede werking van de interne markt zijn efficiënte en doeltreffende grensoverschrijdende insolventieprocedures nodig. Ter verwezenlijking van dat doel dient deze verordening te worden vastgesteld. Dit doel valt onder de samenwerking in burgerlijke zaken in de zin van artikel 65 van het Verdrag.
(3) De activiteiten van ondernemingen hebben meer en meer grensoverschrijdende gevolgen en vallen daardoor in toenemende mate onder de regels van het Gemeenschapsrecht. Ook de insolventie van ondernemingen heeft gevolgen voor de goede werking van de interne markt en vergt derhalve een handeling van de Gemeenschap die dwingt tot coördinatie van de maatregelen die ten aanzien van het vermogen van een insolvente schuldenaar worden getroffen.
(4) De goede werking van de interne markt moet verhinderen dat er prikkels voor partijen bestaan om ter verbetering van hun rechtspositie geschillen of goederen van de ene lidstaat naar de andere over te brengen ("forum shopping").
(5) Deze doelstellingen kunnen in onvoldoende mate door de lidstaten worden verwezenlijkt en een handeling van de Gemeenschap is derhalve gerechtvaardigd.
(6) Op grond van het proportionaliteitsbeginsel mag deze verordening alleen voorschriften behelzen tot regeling van de rechterlijke bevoegdheid inzake de opening van een insolventieprocedure en de beslissingen die rechtstreeks uit een insolventieprocedure voortvloeien en daarmee nauw samenhangen. Voorts moet deze verordening bepalingen bevatten betreffende de erkenning van die beslissingen en betreffende het toepasselijke recht, die eveneens met het noodzakelijkheidsbeginsel stroken.
(7) Het faillissement, akkoorden en andere soortgelijke procedures zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van het Verdrag van Brussel van 1968 betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen in burgerlijke en handelszaken(3), zoals gewijzigd bij de Verdragen inzake de toetreding tot dat Verdrag(4).
(8) Met het oog op een meer efficiënte en doeltreffende afwikkeling van insolventieprocedures met grensoverschrijdende gevolgen is het noodzakelijk en aangewezen dat de bepalingen inzake rechterlijke bevoegdheid, erkenning en toepasselijk recht vervat worden in een instrument van het Gemeenschapsrecht dat verbindend is in al haar onderdelen en rechtstreeks toepasselijk is in elke lidstaat.
(9) Deze verordening moet van toepassing zijn op insolventieprocedures, ongeacht of de schuldenaar een natuurlijke dan wel een rechtspersoon, een koopman dan wel een particulier is. De onder deze verordening vallende insolventieprocedures worden opgesomd in de bijlagen. Deze verordening mag niet van toepassing zijn op verzekeringsondernemingen en kredietinstellingen, beleggingsondernemingen die diensten verrichten welke het houden van geld of effecten van derden behelzen, en instellingen voor collectieve belegging. Deze ondernemingen mogen niet onder deze verordening vallen omdat zij aan specifieke regelingen onderworpen zijn waarbij de nationale toezichthoudende autoriteiten in bepaalde opzichten over omvangrijke bevoegdheden beschikken om in te grijpen.
(10) Een insolventieprocedure hoeft niet noodzakelijkerwijs het optreden van een rechterlijke instantie te behelzen. De term "rechter" moet in deze verordening in brede zin worden opgevat. Er dient mede onder te worden verstaan een persoon die of lichaam dat krachtens de nationale wetgeving tot opening van een insolventieprocedure bevoegd is. Om onder de toepassing van deze verordening te vallen dient een procedure (die wettelijk voorgeschreven handelingen en formaliteiten impliceert) niet alleen in overeenstemming te zijn met de bepalingen van deze verordening maar ook in de lidstaat waar de insolventieprocedure wordt geopend, officieel erkend en rechtsgeldig te zijn, en bovendien een collectieve insolventieprocedure te zijn die ertoe leidt dat schuldenaars het beheer en de beschikking over hun vermogen geheel of ten dele verliezen en dat een curator wordt aangewezen.
(11) Uitgangspunt van deze verordening is dat, gezien de grote verschillen in het materieel recht van de lidstaten, de invoering van een insolventieprocedure van universele strekking in de gehele Gemeenschap niet praktisch zou zijn. De toepassing, zonder uitzonderingen, van het recht van de lidstaat waar de insolventieprocedure wordt geopend zou daardoor veelal problematisch zijn. Dit geldt bijvoorbeeld voor de zeer uiteenlopende regels inzake zekerheidsrechten die in de Gemeenschap worden aangetroffen. Ook de voorrechten die sommige schuldeisers in een insolventieprocedure genieten zijn in sommige gevallen totaal verschillend. Deze verordening dient op tweeërlei wijze met die situatie rekening te houden, door enerzijds specifieke voorschriften betreffende het toepasselijke recht te bepalen voor specifiek belangrijke rechten en rechtsverhoudingen (zoals zakelijke rechten en arbeidsverhoudingen), en anderzijds de mogelijkheid te bieden naast een hoofdinsolventieprocedure van universele strekking ook nationale procedures te openen die uitsluitend het vermogen in de lidstaat van de desbetreffende procedure betreffen.
(12) Deze verordening maakt het mogelijk de hoofdinsolventieprocedure te openen in de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar is gelegen. Die procedure heeft een universele strekking en beoogt alle goederen van de schuldenaar te omvatten. Ter bescherming van de diversiteit van de belangen, maakt deze verordening het mogelijk dat parallel met de hoofdinsolventieprocedure secundaire procedures worden geopend. Een secundaire procedure kan worden geopend in de lidstaat waar de schuldenaar een vestiging heeft. De gevolgen van die secundaire procedure blijven beperkt tot de goederen van de schuldenaar die zich in de lidstaat in kwestie bevinden. Dwingende regels voor de coördinatie met de hoofdprocedure garanderen de noodzakelijke eenheid binnen de Gemeenschap.
(13) Het "centrum van de voornaamste belangen" dient overeen te komen met de plaats waar de schuldenaar gewoonlijk het beheer over zijn belangen voert en die daardoor als zodanig voor derden herkenbaar is.
(14) Deze verordening is uitsluitend van toepassing op procedures waarbij het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar in de Gemeenschap ligt.
(15) De bevoegdheidsregels van de verordening bepalen alleen de internationale bevoegdheid, wat betekent dat zij de lidstaat aanwijzen waarvan de rechter een insolventieprocedure mag openen. De territoriale bevoegdheid binnen de lidstaat in kwestie wordt bepaald volgens het nationale recht van die lidstaat.
(16) De tot opening van de hoofdinsolventieprocedure bevoegde rechter dient te worden gemachtigd om, zodra om opening van een insolventieprocedure is verzocht, voorlopige en beschermende maatregelen te gelasten. Aan de opening van de insolventieprocedure voorafgaande, alsmede daarop aansluitende conservatoire maatregelen zijn van groot belang om de doeltreffendheid van de procedure te garanderen. Deze verordening voorziet daartoe in verschillende mogelijkheden. Ten eerste moet de voor de hoofdinsolventieprocedure bevoegde rechter, ook met betrekking tot goederen die zich op het grondgebied van andere lidstaten bevinden, voorlopige beschermingsmaatregelen kunnen gelasten en ten tweede moet een vóór de opening van de hoofdinsolventieprocedure aangewezen voorlopige curator in de lidstaten waar zich een vestiging van de schuldenaar bevindt, om toepassing van de beschermende maatregelen van het recht van die lidstaten kunnen verzoeken.
(17) Voordat er een hoofdprocedure is geopend geldt het recht om een insolventieprocedure aan te vragen in de lidstaat waar de schuldenaar een vestiging heeft, uitsluitend voor plaatselijke schuldeisers en schuldeisers van de plaatselijke vestiging of voor gevallen waarin het recht van de lidstaat waar de schuldenaar het centrum van zijn voornaamste belangen heeft niet toelaat een hoofdprocedure te openen. Die beperking is ingegeven door de wens om de gevallen waarin een territoriale procedure wordt aangevraagd voordat er een hoofdprocedure is aangevraagd tot het hoogstnoodzakelijke te beperken. Zodra er een hoofdprocedure wordt geopend, wordt de territoriale procedure een secundaire procedure.
(18) Wanneer er een hoofdprocedure is geopend laat de verordening het recht om een insolventieprocedure aan te vragen in de lidstaat waar de schuldenaar een vestiging heeft, onverlet. De curator van de hoofdprocedure of eenieder die volgens het recht van die lidstaat daartoe gerechtigd is, kan een secundaire insolventieprocedure aanvragen.
(19) Een secundaire insolventieprocedure kan diverse doelen dienen, naast de bescherming van plaatselijke belangen. De boedel van de schuldenaar kan bijvoorbeeld te gecompliceerd zijn om als één geheel te worden beheerd, of de verschillen in de rechtsstelsels kunnen zo groot zijn dat er moeilijkheden zouden rijzen bij uitbreiding van de rechtsgevolgen van het recht van de lidstaat waar de procedure wordt geopend tot de andere lidstaten waar zich goederen bevinden. Om die reden mag de curator van de hoofdprocedure een secundaire procedure aanvragen wanneer dat voor een efficiënt beheer van de boedel nodig is.
(20) De hoofdinsolventieprocedure en secundaire procedures kunnen alleen tot een efficiënte afwikkeling van de boedel bijdragen wanneer de gelijktijdige aanhangige procedures gecoördineerd worden. Een essentiële voorwaarde tot die coördinatie is een nauwe samenwerking van de diverse curatoren, in het bijzonder een nodige uitwisseling van informatie. Het overwicht van de hoofdprocedure moet verzekerd zijn doordat de curator van de hoofdprocedure in gelijktijdig aanhangige secundaire procedures kan ingrijpen, bijvoorbeeld door een herstelplan of akkoord voor te stellen of om schorsing van de afwikkeling van de boedel in de secundaire procedure te verzoeken.
(21) Elke schuldeiser die zijn gewone verblijfplaats, woonplaats of zetel heeft in de Gemeenschap, moet het recht hebben in elke in de Gemeenschap lopende insolventieprocedure zijn vorderingen op de schuldenaar in te dienen. Dit moet ook gelden voor belastingautoriteiten en socialezekerheidsinstanties. Met het oog op de gelijke behandeling van de schuldeisers moet de uitdeling van de opbrengst evenwel worden gecoördineerd. Elke schuldeiser moet kunnen behouden wat hij in het kader van een insolventieprocedure verkregen heeft, doch kan pas aan de verdeling van de boedel in een andere procedure deelnemen wanneer de schuldeisers met gelijke rang een evenredige uitkering van hun vorderingen hebben gekregen.
(22) Deze verordening moet voorzien in onmiddellijke erkenning van de beslissingen inzake de opening, het verloop en de beëindiging van een onder haar werkingssfeer vallende insolventieprocedure, alsmede van beslissingen die rechtstreeks met deze insolventieprocedure verband houden. De automatische erkenning moet dus tot gevolg hebben dat de rechtsgevolgen die de procedure heeft krachtens het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, worden uitgebreid tot alle andere lidstaten. De erkenning van beslissingen van de rechters van de lidstaten moet berusten op het beginsel van wederzijds vertrouwen. In dat verband moeten gronden voor niet-erkenning tot het noodzakelijke minimum worden beperkt. Ook indien de rechters van twee lidstaten zich bevoegd achten om een hoofdinsolventieprocedure te openen, moet dit conflict volgens het vertrouwensbeginsel worden opgelost. De beslissing van de rechter die de procedure het eerst heeft geopend, moet in de andere lidstaten worden erkend zonder dat deze de bevoegdheid hebben de beslissing van die rechter te toetsen.
(23) Deze verordening moet voor haar werkingssfeer uniforme conflictregels vaststellen die, voorzover zij van toepassing zijn, in de plaats treden van de nationale voorschriften op het gebied van het internationale privaatrecht. Tenzij anders is bepaald, moet het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend van toepassing zijn (lex concursus). Deze conflictregels moeten voor zowel de hoofdprocedure als de territoriale procedures gelden. De lex concursus is bepalend voor alle rechtsgevolgen van de insolventieprocedure, zowel procedureel als materieel, ten aanzien van de betrokken rechtssubjecten en rechtsbetrekkingen. Dit recht beheerst alle voorwaarden voor het openen, het verloop en het beëindigen van de insolventieprocedure.
(24) De automatische erkenning van een insolventieprocedure, waarop in de regel het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend van toepassing is, kan de regels doorkruisen die de rechtshandelingen in die lidstaten normaliter beheersen. Ter bescherming van het gewettigd vertrouwen en de rechtszekerheid van rechtshandelingen in andere lidstaten dan de lidstaat waarin de procedure is geopend, moet er in een aantal uitzonderingen op de algemene regel worden voorzien.
(25) Aan een bijzondere aanknoping, die afwijkt van het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, is met name behoefte voor zakelijke rechten, aangezien die van groot belang zijn voor het verlenen van kredieten. De vestiging, de geldigheid en de draagwijdte van zakelijke rechten moeten derhalve in de regel worden bepaald door het recht van de staat waar de zaken zich bevinden en dienen door de opening van een insolventieprocedure onverlet te worden gelaten. De houder van het zakelijk recht moet derhalve zijn recht om te handelen alsof er geen insolventieprocedure was of zijn recht van separatisme op het tot zekerheid strekkende goed kunnen blijven doen gelden. Wanneer op activa krachtens het recht van de staat waar de zaak zich bevindt zakelijke rechten rusten, terwijl de hoofdprocedure in een andere lidstaat wordt gevoerd, moet de curator in de hoofdprocedure om opening van een secundaire procedure kunnen verzoeken in het rechtsgebied waar de zakelijke rechten ontstaan, wanneer de schuldenaar daar een vestiging heeft. Wanneer geen secundaire procedure wordt geopend, moet het surplus uit de verkoopopbrengst van de activa waarop de zakelijke rechten rusten, worden betaald aan de curator in de hoofdprocedure.
(26) Indien volgens het recht van de staat waar de procedure wordt geopend, verrekening niet is toegestaan, moet een schuldeiser toch recht hebben op verrekening, wanneer deze wel is toegestaan volgens het recht dat van toepassing is op de vordering van de insolvente schuldenaar. Aldus opgevat wordt verrekening als het ware een soort waarborg die beheerst wordt door een recht op de toepassing waarvan de betrokken schuldeiser bij het sluiten van de overeenkomst of het aangaan van de schuld kan rekenen.
(27) Ook bij betalingssystemen en financiële markten bestaat een specifieke behoefte aan bescherming. Dit geldt zowel voor de in die systemen voorkomende regelingen inzake "closing out" en "netting" als voor de vervreemding van effecten en de ter verzekering van deze transacties gestelde zekerheden, zoals met name geregeld in Richtlijn 98/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het definitieve karakter van de afwikkeling van betalingen en effectentransacties in betalings- en afwikkelingssystemen(5). Derhalve is alleen het recht dat op het betrokken systeem of de betrokken markt van toepassing is, voor deze transacties bepalend. Het is de bedoeling te vermijden dat veranderingen optreden in de regelingen betreffende betaling of afwikkeling van transacties in betalings- of afwikkelingssystemen of op georganiseerde financiële markten die in de lidstaten functioneren in geval van insolventie van een partij bij een transactie. Richtlijn 98/26/EG bevat specifieke voorschriften die voorrang moeten krijgen op de algemene regelingen van deze verordening.
(28) Ter bescherming van de werknemers en de arbeidsverhoudingen worden de gevolgen van de insolventieprocedure voor de voortzetting of de beëindiging van het dienstverband en de rechten en verplichtingen van elk van beide partijen uit hoofde van dat dienstverband, overeenkomstig de algemene conflictregel bepaald door het recht dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is. Andere vragen met betrekking tot insolventie, zoals de vraag of de vorderingen van werknemers door een voorrecht beschermd zijn, en welke rang dit voorrecht eventueel moet krijgen, moeten worden bepaald volgens het recht van de staat waar de procedure wordt geopend.
(29) In het belang van het economisch verkeer moet de wezenlijke inhoud van de beslissing tot opening van de procedure op verzoek van de curator worden bekendgemaakt in de andere lidstaten. Bekendmaking kan dwingend worden voorgeschreven wanneer zich in de betrokken lidstaat een vestiging bevindt. De bekendmaking mag in beide gevallen echter geen voorwaarde zijn voor erkenning van de buitenlandse procedure.
(30) Het kan voorkomen dat sommige betrokkenen niet van de opening van de procedure op de hoogte zijn en te goeder trouw in strijd met de nieuwe situatie handelen. Ter bescherming van dergelijke personen, die - niet op de hoogte zijnde van de opening van de procedure in het buitenland - een verbintenis ten voordele van de schuldenaar uitvoeren die zij eigenlijk voor de buitenlandse curator hadden moeten uitvoeren, moet ervoor worden gezorgd dat deze uitvoering of betaling een bevrijdend karakter heeft.
(31) Deze verordening bevat bijlagen met betrekking tot de organisatie van de insolventieprocedures. Aangezien die bijlagen uitsluitend betrekking hebben op de wetgeving van de lidstaten, bestaan er voor de Raad gemotiveerde bijzondere redenen om zich het recht voor te behouden deze bijlagen te wijzigen, teneinde rekening te houden met eventuele wijzigingen van het nationale recht van de lidstaten.
(32) Het Verenigd Koninkrijk en Ierland hebben, overeenkomstig artikel 3 van het protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, schriftelijk medegedeeld dat zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze verordening.
(33) Denemarken neemt, overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het protocol betreffende de positie van Denemarken, bij het Verdrag van Amsterdam gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, niet deel aan de aanneming van deze verordening. Deze verordening is bijgevolg niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Toepassingsgebied
1. Deze verordening is van toepassing op collectieve procedures die, op de insolventie van de schuldenaar berustend, ertoe leiden dat deze schuldenaar het beheer en de beschikking over zijn vermogen geheel of ten dele verliest en dat een curator wordt aangewezen.
2. Deze verordening is niet van toepassing op insolventieprocedures betreffende verzekeringsondernemingen en kredietinstellingen, beleggingsondernemingen die diensten verrichten welke het houden van geld of effecten van derden behelzen, en instellingen voor collectieve belegging.
Artikel 2
Definities
Voor het doel van deze verordening wordt verstaan onder:
a) "insolventieprocedure": de collectieve procedures bedoeld in artikel 1, lid 1. Deze procedures worden opgesomd in bijlage A;
b) "curator": elke persoon of elk orgaan, belast met het beheer of de liquidatie van de goederen waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking is verloren of met het toezicht op het beheer van diens zaken. Deze personen en organen worden opgesomd in bijlage C;
c) "liquidatieprocedure": een insolventieprocedure als bedoeld onder a), die leidt tot liquidatie van de goederen van de schuldenaar, ook wanneer de procedure wordt beëindigd met een akkoord of een andere maatregel die de insolventie beëindigt, dan wel wordt beëindigd wegens ontoereikendheid van het vermogen. Deze procedures worden opgesomd in bijlage B;
d) "rechter": de rechterlijke of elke andere bevoegde instantie van een lidstaat die bevoegd is om een insolventieprocedure te openen of tijdens die procedure beslissingen te geven;
e) "beslissing": met betrekking tot de opening van een insolventieprocedure of het aanwijzen van een curator: de beslissing van elke rechter die bevoegd is om een dergelijke procedure te openen of een curator aan te wijzen;
f) "tijdstip waarop de procedure is geopend": het tijdstip waarop de beslissing tot opening van een procedure rechtsgevolgen heeft, onafhankelijk van de vraag of de beslissing definitief is;
g) "lidstaat waar zich een goed bevindt":
- met betrekking tot lichamelijke zaken: de lidstaat op het grondgebied waarvan de zaak zich bevindt;
- met betrekking tot zaken of rechten die de eigenaar of de rechthebbende in een openbaar register moet laten inschrijven: de lidstaat onder de autoriteit waarvan dat register wordt gehouden;
- met betrekking tot schuldvorderingen: de lidstaat op het grondgebied waarvan het centrum van de voornaamste belangen van de derde-schuldenaar is gelegen, als bepaald in artikel 3, lid 1;
h) "vestiging": elke plaats van handeling waar de schuldenaar met behulp van mensen en goederen een economische activiteit uitoefent die niet van tijdelijke aard is.
Artikel 3
Internationale bevoegdheid
1. De rechters van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar gelegen is, zijn bevoegd de insolventieprocedure te openen. Bij vennootschappen en rechtspersonen wordt, zolang het tegendeel niet is bewezen, het centrum van de voornaamste belangen vermoed de plaats van de statutaire zetel te zijn.
2. Wanneer het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar op het grondgebied van een lidstaat gelegen is, zijn de rechters van een andere lidstaat slechts tot opening van een insolventieprocedure ten aanzien van deze schuldenaar bevoegd indien hij op het grondgebied van laatstgenoemde lidstaat een vestiging bezit. De gevolgen van deze procedure gelden alleen ten aanzien van de goederen van de schuldenaar die zich op het grondgebied van die lidstaat bevinden.
3. Wanneer krachtens lid 1 een insolventieprocedure wordt geopend, is iedere insolventieprocedure die vervolgens krachtens lid 2 wordt geopend een secundaire procedure. Deze procedure moet een liquidatieprocedure zijn.
4. De opening van een territoriale insolventieprocedure krachtens lid 2 kan slechts in de volgende gevallen aan de opening van een insolventieprocedure krachtens lid 1 voorafgaan:
a) wanneer de opening van een insolventieprocedure krachtens lid 1 niet kan worden verkregen in verband met de voorwaarden die gesteld worden in de wetgeving van de lidstaat waar het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar zich bevindt;
b) wanneer de opening van de territoriale insolventieprocedure is aangevraagd door een schuldeiser die zijn woonplaats, zetel of gebruikelijke verblijfplaats heeft in de lidstaat op het grondgebied waarvan de betrokken vestiging is gelegen of wiens vordering het resultaat is van een uit de exploitatie van de vestiging voortvloeiende verplichting.
Artikel 4
Toepasselijk recht
1. Tenzij deze verordening iets anders bepaalt, worden de insolventieprocedure en de gevolgen daarvan beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de insolventieprocedure wordt geopend, hierna te noemen "lidstaat waar de procedure wordt geopend".
2. Het recht van de lidstaat waar de procedure wordt geopend, bepaalt onder welke voorwaarden deze procedure wordt geopend, verloopt en wordt beëindigd. Het bepaalt met name:
a) welke schuldenaars op grond van hun hoedanigheid aan een insolventieprocedure kunnen worden onderworpen;
b) welk deel van het vermogen van de schuldenaar tot de boedel behoort en of de na de opening van de insolventieprocedure verkregen goederen tot deze boedel behoren;
c) welke de respectieve bevoegdheden van de schuldenaar en de curator zijn;
d) onder welke voorwaarden een verrekening kan worden tegengeworpen;
e) de gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende overeenkomsten waarbij de schuldenaar partij is;
f) de gevolgen van de insolventieprocedure voor individuele vervolgingen met uitzondering van lopende rechtsvorderingen;
g) welke vorderingen te verhalen zijn op het vermogen van de schuldenaar en wat de gevolgen zijn ten aanzien van vorderingen die zijn ontstaan na de opening van de insolventieprocedure;
h) de regels betreffende indiening, verificatie en toelating van de vorderingen;
i) de regels betreffende de verdeling van de opbrengst van de te gelde gemaakte goederen, de rangindeling van de vorderingen, en de rechten van schuldeisers die krachtens een zakelijk recht of ingevolge verrekening gedeeltelijk zijn voldaan;
j) de voorwaarden voor en de gevolgen van de beëindiging van de insolventieprocedure, met name door een akkoord;
k) de rechten van de schuldeisers nadat de insolventieprocedure beëindigd is;
l) voor wiens rekening de kosten en uitgaven in het kader van de insolventieprocedure zijn;
m) de regels betreffende nietigheid, vernietigbaarheid of niet-tegenwerpbaarheid van de voor het geheel van schuldeisers nadelige rechtshandelingen.
Artikel 5
Zakelijke rechten van derden
1. De opening van de insolventieprocedure laat onverlet het zakelijk recht van een schuldeiser of van een derde op lichamelijke of onlichamelijke roerende of onroerende goederen - zowel bepaalde goederen als gehelen, met een wisselende samenstelling, van onbepaalde goederen -, die toebehoren aan de schuldenaar en die zich op het tijdstip waarop de procedure wordt geopend op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden.
2. Onder rechten in de zin van lid 1 worden met name verstaan:
a) het recht een goed te gelde te maken of te laten maken en te worden voldaan uit de opbrengst van of de inkomsten uit dat goed, in het bijzonder op grond van pand of hypotheek;
b) het exclusieve recht een vordering te innen, in het bijzonder door middel van een pandrecht op de vordering of door de cessie van die vordering tot zekerheid;
c) het recht om het goed op te eisen en/of de vergoeding ervan te verlangen van eenieder die het tegen de wil van de rechthebbende in bezit of in gebruik heeft;
d) het zakelijke recht om van een goed de vruchten te trekken.
3. Een zakelijk recht wordt gelijkgesteld met het in een openbaar register ingeschreven recht tot verkrijging van een zakelijk recht in de zin van lid 1, dat aan derden kan worden tegengeworpen.
4. Lid 1 vormt geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder m).
Artikel 6
Verrekening
1. De opening van de insolventieprocedure laat het recht van een schuldeiser op verrekening van zijn vordering met de vordering van de schuldenaar onverlet wanneer die verrekening is toegestaan bij het recht dat op de vordering van de insolvente schuldenaar van toepassing is.
2. De in lid 1 uiteengezette regel vormt geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder m).
Artikel 7
Eigendomsvoorbehoud
1. De opening van een insolventieprocedure tegen de koper van een goed laat de op een eigendomsvoorbehoud berustende rechten van de verkoper onverlet wanneer dat goed zich op het tijdstip waarop de procedure wordt geopend, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend.
2. De opening van een insolventieprocedure tegen de verkoper van een goed nadat de levering van dat goed heeft plaatsgevonden, is geen grond voor ontbinding of opzegging van de verkoop en belet de koper niet de eigendom van het gekochte goed te verkrijgen wanneer dit goed zich op het tijdstip waarop de insolventieprocedure is geopend, bevindt op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend.
3. De leden 1 en 2 vormen geen beletsel voor het instellen van vorderingen tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder m).
Artikel 8
Overeenkomsten betreffende een onroerend goed
De gevolgen van de insolventieprocedure voor een overeenkomst die recht geeft op de verkrijging of het gebruik van een onroerend goed, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan dit onroerend goed gelegen is.
Artikel 9
Betalingssystemen en financiële markten
1. Onverminderd artikel 5 worden de gevolgen van de insolventieprocedure voor de rechten en verplichtingen van deelnemers aan een betalings- of afwikkelingssysteem of aan een financiële markt uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op dat systeem of die markt van toepassing is.
2. Lid 1 vormt geen beletsel voor het instellen van een vordering tot nietigheid, vernietiging of niet-tegenwerpbaarheid van betalingen of verrichtingen krachtens het recht dat op het desbetreffende betalingssysteem of de desbetreffende financiële markt van toepassing is.
Artikel 10
Arbeidsovereenkomsten
De gevolgen van de insolventieprocedure voor arbeidsovereenkomsten en arbeidsbetrekkingen worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat dat op de arbeidsovereenkomst van toepassing is.
Artikel 11
Gevolgen voor aan registratie onderworpen rechten
De gevolgen van de insolventieprocedure voor de rechten van de schuldenaar op onroerend goed, een schip of een luchtvaartuig dat aan inschrijving in een openbaar register onderworpen is, worden beheerst door het recht van de lidstaat onder het gezag waarvan het register wordt gehouden.
Artikel 12
Gemeenschapsoctrooien en -merken
Gemeenschapsoctrooien, Gemeenschapsmerken of soortgelijke bij communautaire bepalingen vastgelegde rechten kunnen uit hoofde van deze verordening slechts in de procedure bedoeld in artikel 3, lid 1, worden ingebracht.
Artikel 13
Nadelige handeling
Artikel 4, lid 2, onder m), is niet van toepassing indien degene die voordeel heeft gehad bij een voor het geheel van schuldeisers nadelige handeling bewijst:
- dat deze handeling onderworpen is aan het recht van een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, en
- dat dat recht in het gegeven geval niet voorziet in de mogelijkheid om die handeling te bestrijden.
Artikel 14
Bescherming van de derde-verkrijger
Indien de schuldenaar door een na de opening van de insolventieprocedure verrichte handeling onder bezwarende titel beschikt over:
- een onroerend goed,
- een schip of een luchtvaartuig dat aan inschrijving in een openbaar register onderworpen is, of
- effecten waarvan het bestaan inschrijving in een wettelijk voorgeschreven register veronderstelt,
wordt de rechtsgeldigheid van die handeling beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan dit onroerend goed zich bevindt of onder het gezag waarvan dit register wordt gehouden.
Artikel 15
Gevolgen van de insolventieprocedure voor lopende rechtsvorderingen
De gevolgen van de insolventieprocedure voor een lopende rechtsvordering betreffende een goed of recht waarover de schuldenaar het beheer en de beschikking heeft verloren, worden uitsluitend beheerst door het recht van de lidstaat waar deze rechtsvordering aanhangig is.
HOOFDSTUK II
ERKENNING VAN DE INSOLVENTIEPROCEDURE
Artikel 16
Beginsel
1. Elke beslissing tot opening van een insolventieprocedure, genomen door een krachtens artikel 3 bevoegde rechter van een lidstaat, wordt erkend in alle andere lidstaten zodra de beslissing rechtsgevolgen heeft in de lidstaat waar de procedure is geopend.
Deze regel geldt ook wanneer de schuldenaar op grond van zijn hoedanigheid in de andere lidstaten niet aan een insolventieprocedure onderworpen kan worden.
2. De erkenning van een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, belet niet dat door een rechter van een andere lidstaat een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 2, wordt geopend. Deze andere procedure is een secundaire insolventieprocedure in de zin van hoofdstuk III.
Artikel 17
Gevolgen van de erkenning
1. De opening van een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, heeft, zonder enkele verdere formaliteit, in de andere lidstaten de gevolgen die daaraan worden verbonden bij het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, tenzij deze verordening anders bepaalt, en zolang in die andere lidstaten geen procedure als bedoeld in artikel 3, lid 2, is geopend.
2. De gevolgen van een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 2, kunnen niet in de andere lidstaten worden betwist. Beperkingen van de rechten van de schuldeisers, in het bijzonder een uitstel van de betalingen of een uit die procedure voortvloeiende schuldkwijtschelding, kunnen met betrekking tot zich op het grondgebied van een andere lidstaat bevindende goederen alleen worden tegengeworpen aan schuldeisers die hun instemming hebben betuigd.
Artikel 18
Bevoegdheden van de curator
1. De curator die is aangewezen door een krachtens artikel 3, lid 1, bevoegde rechter kan in een andere lidstaat alle bevoegdheden uitoefenen die hem zijn verleend door het recht van de lidstaat waar de procedure is geopend, zolang in die andere lidstaat geen andere insolventieprocedure is geopend, of geen tegenstrijdige conservatoire maatregel na een verzoek tot opening van een insolventieprocedure in die lidstaat is getroffen. Hij mag met name de goederen van de schuldenaar verwijderen uit het grondgebied van de lidstaat waar zij zich bevinden, met inachtneming van de artikelen 5 en 7.
2. De curator die is aangewezen door een krachtens artikel 3, lid 2, bevoegde rechter kan in een andere lidstaat in en buiten rechte aanvoeren dat een roerend goed na de opening van de insolventieprocedure van het grondgebied van de lidstaat waar de procedure is geopend, is overgebracht naar het grondgebied van die andere lidstaat. Hij kan ook elk rechtsmiddel aanwenden dat de belangen van de schuldeisers dient.
3. Bij de uitoefening van zijn bevoegdheden moet de curator het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan hij wil optreden, eerbiedigen, in het bijzonder de voorschriften inzake het te gelde maken van de goederen. Deze bevoegdheden mogen niet de aanwending van dwangmiddelen, noch het recht om uitspraak te doen in gedingen of geschillen behelzen.
Artikel 19
Bewijs van de aanwijzing van de curator
De aanwijzing van de curator wordt vastgesteld door overlegging van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van het aanwijzingsbesluit of van ieder ander door de bevoegde rechter opgesteld attest.
Er kan een vertaling worden verlangd in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat op het grondgebied waarvan de curator wil optreden. Een legalisatie of andere soortgelijke formaliteit kan niet worden verlangd.
Artikel 20
Teruggave en aanrekening
1. De schuldeiser die, nadat een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, is geopend, door ongeacht welk middel, met name door executiemaatregelen, geheel of gedeeltelijk wordt voldaan uit goederen van de schuldenaar die zich op het grondgebied van een andere lidstaat bevinden, moet hetgeen hij heeft verkregen aan de curator restitueren, onder voorbehoud van het bepaalde in de artikelen 5 en 7.
2. Ter verzekering van een gelijke behandeling van de schuldeisers neemt de schuldeiser die in een insolventieprocedure een uitkering op zijn vordering heeft ontvangen, pas aan uitdelingen in een andere procedure deel wanneer de schuldeisers van dezelfde rang of dezelfde categorie in die andere procedure een gelijkwaardige uitkering hebben ontvangen.
Artikel 21
Openbaarmaking
1. De curator kan verzoeken dat de hoofdzaken van de beslissing tot opening van de insolventieprocedure en, in voorkomend geval, van de beslissing inzake de aanwijzing van de curator in elke andere lidstaat openbaar worden gemaakt volgens de in die lidstaat geldende openbaarmakingsregels; in de openbaarmakingsmaatregelen wordt tevens de aangewezen curator vermeld alsmede de bevoegdheidsregel die van toepassing is krachtens artikel 3, lid 1, dan wel artikel 3, lid 2.
2. Iedere lidstaat op het grondgebied waarvan de schuldenaar een vestiging heeft, kan evenwel openbaarmaking verplicht stellen. In voorkomend geval neemt de curator of de daartoe in de lidstaat waar de procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, is geopend bevoegde autoriteit de nodige maatregelen om openbaarmaking te verzekeren.
Artikel 22
Inschrijving in een openbaar register
1. De curator kan verzoeken dat de beslissing tot opening van een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, wordt ingeschreven in het kadaster, het handelsregister en enig ander openbaar register dat in de andere lidstaten wordt gehouden.
2. Iedere lidstaat kan evenwel de inschrijving verplicht stellen. In voorkomend geval neemt de curator of de daartoe in de lidstaat waar de procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, is geopend, bevoegde autoriteit de nodige maatregelen om inschrijving te verzekeren.
Artikel 23
Kosten
De kosten voor de in de artikelen 21 en 22 bedoelde maatregelen inzake openbaarmaking en inschrijving worden als kosten en uitgaven van de procedure beschouwd.
Artikel 24
Uitvoering ten voordele van de schuldenaar
1. Degene die in een lidstaat een verbintenis uitvoert ten voordelen van de schuldenaar die is onderworpen aan een in een andere lidstaat geopende insolventieprocedure terwijl hij die verbintenis had moeten uitvoeren voor de curator van die procedure, wordt bevrijd indien hij niet van de opening van de procedure op de hoogte was
2. Degene die deze verbintenis heeft uitgevoerd vóór de in artikel 21 bedoelde openbaarmakingsmaatregelen wordt, totdat het tegendeel is bewezen, vermoed niet van de opening van de insolventieprocedure op de hoogte te zijn geweest; degene die deze verbintenis heeft uitgevoerd na de in artikel 21 bedoelde openbaarmakingsmaatregelen wordt, totdat het tegendeel is bewezen, geacht van de opening van de procedure op de hoogte te zijn geweest.
Artikel 25
Erkenning en executoir karakter van andere beslissingen
1. De inzake het verloop en de beëindiging van een insolventieprocedure gegeven beslissingen van een rechter wiens beslissing tot opening van de procedure krachtens artikel 16 is erkend, alsmede een door die rechter bevestigd akkoord, worden eveneens zonder verdere formaliteiten erkend. Die beslissingen worden ten uitvoer gelegd overeenkomstig de artikelen 31 tot en met 51 (met uitzondering van artikel 34, lid 2), van het Verdrag van Brussel betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, als gewijzigd bij de Verdragen inzake de toetreding tot dat Verdrag.
De eerste alinea geldt eveneens voor beslissingen die rechtstreeks voortvloeien uit de insolventieprocedure en daar nauw op aansluiten, zelfs indien die beslissingen door een andere rechter worden gegeven.
De eerste alinea geldt eveneens voor beslissingen betreffende na het verzoek tot opening van een insolventieprocedure genomen conservatoire maatregelen.
2. De erkenning en de tenuitvoerlegging van andere beslissingen dan die bedoeld in lid 1 worden beheerst door het in lid 1 bedoelde Verdrag voorzover dat Verdrag van toepassing is.
3. De lidstaten zijn niet gehouden een in lid 1 bedoelde beslissing te erkennen of ten uitvoer te leggen als die tot een beperking van de persoonlijke vrijheid of van het postgeheim leidt.
Artikel 26 (6)
Openbare orde
Iedere lidstaat kan weigeren een in een andere lidstaat geopende insolventieprocedure te erkennen of een in het kader van een dergelijke procedure gegeven beslissing ten uitvoer te leggen indien uit die erkenning of tenuitvoerlegging gevolgen zouden voortvloeien die kennelijk in strijd zijn met de openbare orde van die lidstaat, in het bijzonder met de grondbeginselen daarvan of met de grondwettelijk beschermde rechten en individuele vrijheden.
HOOFDSTUK III
SECUNDAIRE INSOLVENTIEPROCEDURES
Artikel 27
Opening
Indien een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, wordt geopend door een rechter van een lidstaat en in een andere lidstaat wordt erkend (hoofdprocedure) kan in die andere lidstaat, indien een rechter van die lidstaat krachtens artikel 3, lid 2, bevoegd zou zijn, een secundaire insolventieprocedure worden geopend, zonder dat de insolventie van de schuldenaar in die andere lidstaat behandeld hoeft te worden. Deze procedure moet een van de in bijlage B genoemde procedures zijn. De gevolgen van die procedure gelden alleen ten aanzien van de goederen van de schuldenaar die zich op het grondgebied van die andere lidstaat bevinden.
Artikel 28
Toepasselijk recht
Tenzij deze verordening iets anders bepaalt, wordt de secundaire procedure beheerst door het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de secundaire procedure is geopend.
Artikel 29
Recht om de procedure aan te vragen
Een secundaire procedure kan worden aangevraagd door:
a) de curator van de hoofdprocedure;
b) elke andere persoon of autoriteit die krachtens het recht van de lidstaat op het grondgebied waarvan de secundaire procedure wordt aangevraagd, bevoegd is om een insolventieprocedure aan te vragen.
Artikel 30
Voorschot op de kosten en uitgaven
Wanneer het recht van de lidstaat waar een secundaire procedure aangevraagd is, voorschrijft dat de boedel van de schuldenaar toereikend moet zijn om de kosten en uitgaven van de procedure geheel of gedeeltelijk te dekken, kan de aangezochte rechter van de aanvrager een voorschot op de kosten of een passende zekerheidstelling verlangen.
Artikel 31
Samenwerkings- en kennisgevingsplicht
1. Onverminderd de regels die de mededeling van inlichtingen beperken, geldt voor de curator van de hoofdprocedure en de curatoren van de secundaire procedures een wederzijdse kennisgevingsplicht. Zij moeten onverwijld kennis geven van al hetgeen voor de andere procedure van nut kan zijn, met name de stand van de indiening en de verificatie van de vorderingen en de maatregelen tot beëindiging van de procedure.
2. Onverminderd de regels die op elk van deze procedures van toepassing zijn, geldt voor de curator van de hoofdprocedure en de curatoren van de secundaire procedures een wederzijdse samenwerkingsplicht.
3. De curator van een secundaire procedure moet de curator van de hoofdprocedure tijdig de gelegenheid bieden voorstellen in te dienen om de boedel van de secundaire procedure te liquideren of op enigerlei wijze te gebruiken.
Artikel 32
Uitoefening van de rechten van de schuldeisers
1. Iedere schuldeiser kan zijn vordering indienen in de hoofdprocedure en in elke secundaire procedure.
2. De curatoren van de hoofdprocedure en van een secundaire procedure dienen in een andere procedure de vorderingen in die reeds zijn ingediend in de procedure waarvoor zij aangewezen zijn, voorzover zulks dienstig is voor de schuldeisers wier belangen zij behartigen en onverminderd het recht van laatstgenoemden om zich daartegen te verzetten of hun ingediende vorderingen in te trekken, wanneer het van toepassing zijnde recht in die mogelijkheid voorziet.
3. De curator van een hoofdprocedure of een secundaire procedure kan met dezelfde rechten als alle andere schuldeisers aan een andere procedure deelnemen, met name door deel te nemen aan een vergadering van schuldeisers.
Artikel 33
Schorsing van de liquidatie
1. De rechter die de secundaire procedure heeft geopend, schorst de liquidatieverrichtingen geheel of ten dele op verzoek van de curator van de hoofdprocedure, onverminderd de mogelijkheid om in dat geval van de curator van de hoofdprocedure alle passende maatregelen te verlangen ter waarborging van de belangen van de schuldeisers van de secundaire procedure en van bepaalde groepen schuldeisers. Het verzoek van de curator van de hoofdprocedure kan alleen worden afgewezen indien het kennelijk niet in het belang is van de schuldeisers van de hoofdprocedure. De schorsing van de liquidatie kan worden bevolen voor een periode van ten hoogste drie maanden; zij kan worden verlengd of vernieuwd voor perioden van dezelfde duur.
2. De in lid 1 bedoelde rechter heft de schorsing van de liquidatieverrichtingen op:
- wanneer de curator van de hoofdprocedure daarom verzoekt;
- ambtshalve, op verzoek van een schuldeiser of op verzoek van de curator van de secundaire procedure, indien de schorsing niet meer gerechtvaardigd lijkt, met name door het belang van de schuldeisers van de hoofdprocedure of van de secundaire procedure.
Artikel 34
Maatregelen waarmee de insolventieprocedure wordt beëindigd
1. Wanneer het recht dat van toepassing is op de secundaire procedure voorziet in de mogelijkheid deze procedure zonder liquidatie te beëindigen door middel van een herstelplan, een akkoord of een vergelijkbare maatregel, kan een dergelijke maatregel door de curator van de hoofdprocedure zelf worden voorgesteld.
De beëindiging van de secundaire procedure door middel van een maatregel als bedoeld in de eerste alinea, wordt pas definitief met de instemming van de curator van de hoofdprocedure of, bij ontstentenis van diens instemming, wanneer de voorgestelde maatregel de financiële belangen van de schuldeisers van de hoofdprocedure niet aantast.
2. Iedere beperking van de rechten van de schuldeisers, zoals uitstel van betaling of schuldkwijtschelding, die voortvloeit uit een in een secundaire procedure voorgestelde maatregel als bedoeld in lid 1, kan voor goederen van de schuldenaar waarop deze procedure geen betrekking heeft slechts gevolgen hebben wanneer alle belanghebbende schuldeisers daarmee instemmen.
3. Tijdens de krachtens artikel 33 bevolen schorsing van de liquidatieverrichtingen kan slechts de curator van de hoofdprocedure, of de schuldenaar, met diens instemming, in de secundaire procedure maatregelen als bedoeld in lid 1 voorstellen; geen enkel ander voorstel voor een dergelijke maatregel wordt in stemming gebracht of goedgekeurd.
Artikel 35
Saldo van de secundaire procedure
Indien de liquidatie van de boedel van de secundaire procedure de mogelijkheid biedt alle in die procedure toegelaten vorderingen uit te keren, draagt de in die procedure aangewezen curator het saldo onverwijld over aan de curator van de hoofdprocedure.
Artikel 36
Later geopende hoofdprocedure
Indien een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 1, wordt geopend nadat in een andere lidstaat een procedure als bedoeld in artikel 3, lid 2, is geopend, zijn de artikelen 31 tot en met 35 van toepassing op de eerst geopende insolventieprocedure, voorzover de stand van die procedure zulks mogelijk maakt.
Artikel 37 (7)
Omzetting van de eerder geopende procedure
De curator van de hoofdprocedure kan verzoeken een in bijlage A vermelde procedure die reeds eerder in een andere lidstaat is geopend, in een liquidatieprocedure om te zetten, indien deze omzetting nuttig blijkt voor de belangen van de schuldeisers van de hoofdprocedure.
De krachtens artikel 3, lid 2, bevoegde rechter geeft het bevel tot de omzetting in een van de in bijlage B vermelde procedures.
Artikel 38
Conservatoire maatregelen
Wanneer door de krachtens artikel 3, lid 1, bevoegde rechter van een lidstaat een voorlopige curator is aangewezen ter verzekering van de bewaring van de goederen van de schuldenaar, is die voorlopige curator gerechtigd om ten aanzien van de goederen van de schuldenaar die zich in een andere lidstaat bevinden om elke in het recht van laatstgenoemde lidstaat opgenomen conservatoire en beschermende maatregel te verzoeken voor de periode tussen de aanvraag van een insolventieprocedure en de beslissing tot opening van die procedure.
HOOFDSTUK IV
KENNISGEVING AAN DE SCHULDEISERS EN INDIENING VAN HUN VORDERINGEN
Artikel 39
Recht om vorderingen in te dienen
Elke schuldeiser die zijn gewone verblijfplaats, woonplaats of zetel heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, met inbegrip van de belastingautoriteiten en de sociale/zekerheidsinstellingen van de lidstaten, heeft het recht zijn vorderingen in de insolventieprocedure schriftelijk in te dienen.
Artikel 40
Verplichte kennisgeving aan de schuldeisers
1. Zodra in een lidstaat een insolventieprocedure wordt geopend, stelt de in deze lidstaat bevoegde rechter of de door die rechter aangewezen curator de bekende schuldeisers die hun gewone verblijfplaats, woonplaats of zetel in een andere lidstaat hebben, daarvan onverwijld in kennis.
2. Deze kennisgeving, die geschiedt door individuele toezending van een bericht, betreft met name de in acht te nemen termijnen, de sancties ten aanzien van die termijnen, het orgaan of de instantie waarbij de vorderingen moeten worden ingediend en de andere voorgeschreven maatregelen. Het bericht vermeldt ook of schuldeisers met een bevoorrechte vordering of een zakelijk zekerheidsrecht hun vorderingen moeten indienen.
Artikel 41
Inhoud van de indiening van een vordering
De schuldeiser zendt een afschrift van bewijsstukken, indien die bestaan, en doet opgave van aard, datum van ontstaan en bedrag van de vordering; hij geeft tevens aan of hij voor de vordering aanspraak maakt op een voorrecht, een zakelijk zekerheidsrecht of een eigendomsvoorbehoud, en op welke goederen zijn zekerheid betrekking heeft.
Artikel 42
Talen
1. De in artikel 40 bedoelde kennisgeving geschiedt in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de procedure is geopend. Hiertoe wordt gebruikgemaakt van een formulier dat in alle officiële talen van de instellingen van de Europese Unie het opschrift draagt: "Oproep tot indiening van schuldvorderingen. In acht te nemen termijnen".
2. Elke schuldeiser die zijn gewone verblijfplaats, woonplaats of zetel heeft in een andere lidstaat dan de lidstaat waar de procedure is geopend, kan zijn vordering indienen in de officiële taal of een van de officiële talen van die andere lidstaat. In dat geval moet de verklaring van indiening van een vordering echter in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de procedure is geopend het opschrift dragen: "Indiening van een schuldvordering". Van hem kan bovendien een vertaling in de officiële taal of een van de officiële talen van de lidstaat waar de procedure is geopend, worden verlangd.
HOOFDSTUK V
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 43
Toepassing in de tijd
Deze verordening is slechts van toepassing op insolventieprocedures die na de inwerkingtreding ervan zijn geopend. Op de rechtshandelingen die de schuldenaar vóór de inwerkingtreding ervan heeft verricht, blijft het recht van toepassing dat gold op het tijdstip dat zij werden verricht.
Artikel 44
Verhouding tot verdragen
1. Na haar inwerkingtreding treedt deze verordening, wat haar toepassingsgebied betreft, in de betrekkingen tussen de lidstaten in de plaats van de tussen twee of meer lidstaten gesloten verdragen, met name van:
a) de Overeenkomst tussen België en Frankrijk betreffende de rechterlijke bevoegdheid, het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Parijs op 8 juli 1899;
b) het Verdrag inzake faillissement, akkoord en uitstel van betaling tussen België en Oostenrijk, getekend te Brussel op 16 juli 1969 (met aanvullend protocol van 13 juni 1973);
c) het Verdrag tussen Nederland en België betreffende de territoriale rechterlijke bevoegdheid, betreffende het faillissement en betreffende het gezag en de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, van scheidsrechterlijke uitspraken en van authentieke akten, gesloten te Brussel op 28 maart 1925;
d) het Verdrag tussen Duitsland en Oostenrijk inzake faillissement en akkoord, gesloten te Wenen op 25 mei 1979;
e) het Frans-Oostenrijkse Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen op het gebied van het faillissement, gesloten te Wenen op 27 februari 1979;
f) het Verdrag tussen Frankrijk en Italië betreffende de tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, gesloten te Rome op 3 juni 1930;
g) het Verdrag tussen Italië en Oostenrijk inzake faillissement en akkoord, gesloten te Rome op 12 juli 1977;
h) het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland betreffende de wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen en andere executoriale titels in burgerlijke zaken, gesloten te 's-Gravenhage op 30 augustus 1962;
i) de Overeenkomst tussen het Verenigd Koninkrijk en België betreffende de wederzijdse tenuitvoerlegging van vonnissen in burgerlijke en handelszaken, met protocol, ondertekend te Brussel op 2 mei 1934;
j) de Overeenkomst tussen Denemarken, Finland, Noorwegen, Zweden en IJsland, betreffende het faillissement, gesloten te Kopenhagen op 7 november 1933;
k) het Europees Verdrag betreffende bepaalde internationale aspecten van het faillissement, ondertekend te Istanboel op 5 juni 1990.
2. De in lid 1 genoemde verdragen blijven rechtsgeldig voorzover zij betrekking hebben op procedures die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn geopend.
3. Deze verordening is niet van toepassing:
a) in de lidstaten, voorzover zij in strijd is met verplichtingen die met betrekking tot een faillissement ontstaan uit een verdrag dat de betrokken lidstaat vóór de inwerkingtreding van deze verordening met een of meer derde staten heeft gesloten;
b) in het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, voorzover zij in strijd is met verplichtingen die in verband met faillissement ontstaan uit enigerlei regelingen met het Gemenebest die bij de inwerkingtreding van deze verordening bestaan.
Artikel 45
Wijziging van de bijlagen
De Raad kan, met gekwalificeerde meerderheid, op initiatief van een van zijn leden of op voorstel van de Commissie, de bijlagen wijzigen.
Artikel 46
Verslaggeving
Uiterlijk op 1 juni 2012 en daarna om de vijf jaar dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag in over de toepassing van deze verordening. Het verslag gaat zo nodig vergezeld van voorstellen tot wijziging van deze verordening.
Artikel 47
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op 31 mei 2002.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in de lidstaten, overeenkomstig het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap.
Gedaan te Brussel, 29 mei 2000.
Voor de Raad
De voorzitter
A. Costa
(1) Advies uitgebracht op 2 maart 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
(2) Advies uitgebracht op 26 januari 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).
(3) PB L 299 van 31.12.1972, blz. 32.
(4) PB L 204 van 2.8.1975, blz. 28.
PB L 304 van 30.10.1978, blz. 1.
PB L 388 van 31.12.1982, blz. 1.
PB L 285 van 3.10.1989, blz. 1.
PB C 15 van 15.1.1997, blz. 1.
(5) PB L 166 van 11.6.1998, blz. 45.
(6) Zie de verklaring van Portugal betreffende de toepassing van artikel 26 en artikel 37 (PB C 183 van 30.6.2000, blz. 1).
(7) Zie de verklaring van Portugal betreffende de toepassing van artikel 26 en artikel 37 (PB C 183 van 30.6.200, blz. 1).
BIJLAGE A
Insolventieprocedures bedoeld in artikel 2, onder a)
BELGIË/BELGIQUE
- Het faillissement/La faillite
- Het gerechtelijk akkoord/Le concordat judiciaire
- De collectieve schuldregeling/Le règlement collectif de dettes
DEUTSCHLAND
- Das Konkursverfahren
- Das gerichtliche Vergleichsverfahren
- Das Gesamtvollstreckungsverfahren
- Das Insolvenzverfahren
ΕΛΛΑΔΑ
- Η πτώχευση
- Η ειδική εκκαθάριση
- Η προσωρινή διαχείριση εταιρείας. Η διοίκηση και η διαχείριση των πιστωτών
- Η υπαγωγή επιχείρησης υπό επίτροπο με σκοπό τη σύναψη συμβιβασμού με τους πιστωτές
ESPAÑA
- Concurso de acreedores
- Quiebra
- Suspensión de pagos
FRANCE
- Liquidation judiciaire
- Redressement judiciaire avec nomination d'un administrateur
IRELAND
- Compulsory winding up by the court
- Bankruptcy
- The administration in bankruptcy of the estate of persons dying insolvent
- Winding up in bankruptcy of partnerships
- Creditors' voluntary winding up (with confirmation of a court)
- Arrangements under the control of the court which involve the vesting of all or part of the property of the debtor in the Official Assignee for realisation and distribution
- Company examinership
ITALIA
- Fallimento
- Concordato preventivo
- Liquidazione coatta amministrativa
- Amministrazione straordinaria
- Amministrazione controllata
LUXEMBOURG
- Faillite
- Gestion contrôlée
- Concordat préventif de faillite (par abandon d'actif)
- Régime spécial de liquidation du notariat
NEDERLAND
- Het faillissement
- De surseance van betaling
- De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
ÖSTERREICH
- Das Konkursverfahren
- Das Ausgleichsverfahren
PORTUGAL
- O processo de falência
- Os processos especiais de recuperação de empresa, ou seja:
- A concordata
- A reconstituição empresarial
- A reestruturação financeira
- A gestão controlada
SUOMI-/FINLAND
- Konkurssi//konkurs
- Yrityssaneeraus//företagssanering
SVERIGE
- Konkurs
- Företagsrekonstruktion
UNITED KINGDOM
- Winding up by or subject to the supervision of the court
- Creditors' voluntary winding up (with confirmation by the court)
- Administration
- Voluntary arrangements under insolvency legislation
- Bankruptcy or sequestration
BIJLAGE B
Liquidatieprocedures bedoeld in artikel 2, onder c)
BELGIË/BELGIQUE
- Het faillissement/La faillite
DEUTSCHLAND
- Das Konkursverfahren
- Das Gesamtvollstreckungsverfahren
- Das Insolvenzverfahren
ΕΛΛΑΔΑ
- Η πτώχευση
- Η ειδική εκκαθάριση
ESPAÑA
- Concurso de acreedores
- Quiebra
- Suspensión de pagos basada en la insolvencia definitiva
FRANCE
- Liquidation judiciaire
IRELAND
- Compulsory winding up
- Bankruptcy
- The administration in bankruptcy of the estate of persons dying insolvent
- Winding up in bankruptcy of partnerships
- Creditors' voluntary winding up (with the confirmation of a court)
- Arrangements of the control of the court which involve the vesting of all or part of the property of the debtor in the Official Assignee for realisation and distribution
ITALIA
- Fallimento
- Liquidazione coatta amministrativa
LUXEMBOURG
- Faillite
- Régime spécial de liquidation du notariat
NEDERLAND
- Het faillissement
- De schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
ÖSTERREICH
- Das Konkursverfahren
PORTUGAL
- O processo de falência
SUOMI-/FINLAND
- Konkurssi//konkurs
SVERIGE
- Konkurs
UNITED KINGDOM
- Winding up by or subject to the supervision of the court
- Creditors' voluntary winding up (with confirmation by the court)
- Bankruptcy or sequestration
BIJLAGE C
Curatoren bedoeld in artikel 2, onder b)
BELGIË/BELGIQUE
- De curator/Le curateur
- De commissaris inzake opschorting/Le commissaire au sursis
- De schuldbemiddelaar/Le médiateur de dettes
DEUTSCHLAND
- Konkursverwalter
- Vergleichsverwalter
- Sachwalter (nach der Vergleichsordnung)
- Verwalter
- Insolvenzverwalter
- Sachwalter (nach der Insolvenzordnung)
- Treuhänder
- Vorläufiger Insolvenzverwalter
ΕΛΛΑΔΑ
- Ο σύνδικος
- Ο προσωρινός διαχειριστής. Η διοικούσα επιτροπή των πιστωτών
- Ο ειδικός εκκαθαριστής
- Ο επίτροπος
ESPAÑA
- Depositario-administrador
- Interventor o Interventores
- Síndicos
- Comisario
FRANCE
- Représentant des créanciers
- Mandataire liquidateur
- Administrateur judiciaire
- Commissaire à l'exécution de plan
IRELAND
- Liquidator
- Official Assignee
- Trustee in bankruptcy
- Provisional Liquidator
- Examiner
ITALIA
- Curatore
- Commissario
LUXEMBOURG
- Le curateur
- Le commissaire
- Le liquidateur
- Le conseil de gérance de la section d'assainissement du notariat
NEDERLAND
- De curator in het faillissement
- De bewindvoerder in de surseance van betaling
- De bewindvoerder in de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen
ÖSTERREICH
- Masseverwalter
- Ausgleichsverwalter
- Sachwalter
- Treuhänder
- Besonderer Verwalter
- Vorläufiger Verwalter
- Das Konkursgericht
PORTUGAL
- Gestor judicial
- Liquidatário judicial
- Comissão de credores
SUOMI-/FINLAND
- Pesänhoitaja//boförvaltare
- Selvittäjä//utredare
SVERIGE
- Förvaltare
- Rekonstruktör
UNITED KINGDOM
- Liquidator
- Supervisor of a voluntary arrangement
- Administrator
- Official Receiver
- Trustee
- Judicial factor