Home

Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 inzake ratingbureaus (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 95,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van de Centrale Bank(2),

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Ratingbureaus spelen een belangrijke rol op de mondiale bancaire en effectenmarkten omdat hun ratings door beleggers, leningnemers, uitgevende instellingen en overheden worden gebruikt als een van de middelen om met kennis van zaken beleggings- en financieringsbeslissingen te kunnen nemen. Kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) en instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen kunnen deze ratings gebruiken als referentiepunt voor de berekening van hun kapitaalvereisten voor solvabiliteitsdoeleinden of voor de berekening van de risico’s op hun beleggingsactiviteiten. Bijgevolg hebben ratings aanmerkelijke gevolgen voor de werking van de markten en het vertrouwen van beleggers en consumenten. Daarom is het van essentieel belang dat bij ratingactiviteiten de beginselen van integriteit, transparantie, verantwoordelijkheid en goed bestuur in acht worden genomen, zodat de ratings die in de Gemeenschap worden gebruikt onafhankelijk, objectief en van toereikende kwaliteit zijn.

  2. Momenteel hebben de meeste ratingbureaus hun hoofdkantoor buiten de Gemeenschap. De meeste lidstaten reglementeren de activiteiten van ratingbureaus of de voorwaarden voor de afgifte van ratings niet. Ook al zijn ratingbureaus voor de werking van de financiële markten van wezenlijk belang, toch zijn ze slechts op bepaalde terreinen onderworpen aan Gemeenschapswetgeving, en dan met name aan Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie(4). Voorts wordt in Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(5) en in Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen(6) verwezen naar ratingbureaus. Daarom is het van belang om regels vast te stellen die ervoor zorgen dat alle ratings die door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus worden afgegeven van toereikende kwaliteit zijn en afgegeven zijn door ratingbureaus die aan strenge vereisten zijn onderworpen. De Commissie zal blijven samenwerken met haar internationale partners om te zorgen voor convergentie van de regels voor ratingbureaus. Het moet mogelijk zijn dat bepaalde centrale banken die ratings afgeven, worden vrijgesteld van naleving van deze verordening, mits zij voldoen aan de daarvoor geldende voorwaarden die de onafhankelijkheid en integriteit van hun ratingactiviteiten waarborgen en die even streng zijn als de vereisten van deze verordening.

  3. Deze verordening mag geen algemene verplichting in het leven roepen om financiële instrumenten of financiële verplichtingen krachtens deze verordening te beoordelen. In het bijzonder mag de verordening instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) als omschreven in Richtlijn 85/611/EG van de Raad van 20 december 1985 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)(7) of instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als omschreven in Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening(8) niet verplichten om uitsluitend te investeren in krachtens deze verordening beoordeelde financiële instrumenten.

  4. Deze verordening mag niet leiden tot een algemene verplichting voor financiële instellingen of beleggers om alleen te beleggen in effecten waarvoor een prospectus is gepubliceerd overeenkomstig Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende het prospectus dat gepubliceerd moet worden wanneer effecten aan het publiek worden aangeboden of tot de handel worden toegelaten(9) en Verordening (EG) nr. 809/2004 van de Commissie van 29 april 2004 tot uitvoering van Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad wat de in het prospectus te verstrekken informatie, de vormgeving van het prospectus, de opneming van informatie door middel van verwijzing, de publicatie van het prospectus en de verspreiding van advertenties betreft(10) en die overeenkomstig deze verordening zijn beoordeeld. Bovendien mag deze verordening de uitgevende instellingen of de aanbieders of personen die verzoeken om tot de handel op een gereglementeerde markt te worden toegelaten, evenmin verplichten ratings te verkrijgen voor effecten die krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 zijn onderworpen aan de verplichte publicatie van een prospectus.

  5. Een krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 gepubliceerde prospectus moet duidelijke en opvallende informatie bevatten over de vraag of de rating voor de betroffen effecten al dan niet is afgegeven door een in de Gemeenschap gevestigd en overeenkomstig deze verordening geregistreerd ratingbureau. Niets in deze verordening mag echter de personen die verantwoordelijk zijn voor het publiceren van een prospectus krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 ervan weerhouden om in het prospectus enige relevante informatie op te nemen, met inbegrip van informatie over in derde landen afgegeven ratings en daarop betrekking hebbende gegevens.

  6. Naast het afgeven van ratings en uitoefenen van ratingactiviteiten moeten ratingbureaus ook nevenactiviteiten kunnen verrichten op professionele basis. Het verrichten van nevenactiviteiten mag de onafhankelijkheid of integriteit van ratingactiviteiten van ratingbureaus niet in gevaar brengen.

  7. Deze verordening moet van toepassing zijn op ratings die worden afgegeven door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus. Het hoofddoel van de verordening is de stabiliteit van de financiële markten en de investeerders te beschermen. Kredietscores, kredietscorestelsels en soortgelijke beoordelingen in verband met verplichtingen welke voortvloeien uit consumenten-, commerciële of industriële betrekkingen vallen niet onder de toepassingssfeer van deze verordening.

  8. Ratingbureaus mogen op vrijwillige basis de door de International Organisation of Securities Commissions uitgebrachte gedragscode, de Code of Conduct Fundamentals for credit rating agencies(11) (IOSCO-code), toepassen. In 2006 werd het bij Besluit 2009/77/EG opgerichte Comité van Europese effectenregelgevers(12) („CESR”) in de mededeling van de Commissie over kredietbeoordelaars verzocht te controleren of de IOSCO-code in acht wordt genomen, en jaarlijks daarover verslag uit te brengen aan de Commissie.

  9. De Europese Raad van 13 en 14 maart 2008 is het eens geworden over een reeks conclusies over de voornaamste zwakke punten in het financiële stelsel. Een van de doelstellingen was verbetering van de marktwerking en stimulerende maatregelen, onder meer ten aanzien van de rol van ratingbureaus.

  10. Over ratingbureaus wordt geoordeeld dat zij ten eerste de verslechtering van de marktomstandigheden niet vroeg genoeg tot uiting hebben laten komen in hun ratings, en ten tweede hun ratings niet op tijd hebben aangepast toen de marktcrisis erger werd. Dit falen kan het best worden gecorrigeerd met maatregelen op het gebied van belangenconflicten, de kwaliteit van ratings, de transparantie en interne governance van de ratingbureaus en het toezicht op de activiteiten van de ratingbureaus. De gebruikers van ratings mogen niet blindelings op ratings vertrouwen maar moeten bij het gebruik van dergelijke ratings hun eigen analyse verrichten en te allen tijde voldoende „due-diligence”-onderzoek uitvoeren.

  11. Er moet een gemeenschappelijk regelgevingkader worden vastgesteld voor de verbetering van de kwaliteit van ratings, dat met name moet zien op de kwaliteit van ratings die moeten worden gebruikt door financiële instellingen en personen waarvoor in de Gemeenschap geharmoniseerde voorschriften gelden. Bij afwezigheid van een dergelijk gemeenschappelijk kader bestaat het gevaar dat de lidstaten op nationaal niveau uiteenlopende maatregelen treffen, wat een rechtstreekse negatieve weerslag zou hebben op en belemmeringen zou opwerpen voor een goede werking van de interne markt. Dit aangezien de ratingbureaus die ratings afgeven waarvan financiële instellingen in de Gemeenschap gebruikmaken, dan zouden worden onderworpen aan regels die van lidstaat tot lidstaat verschillen. Voorts kunnen met betrekking tot ratings uiteenlopende kwaliteitseisen worden gesteld en uiteenlopende niveaus van beleggers- en consumentenbescherming ontstaan. Bovendien moeten gebruikers de in de Gemeenschap afgegeven ratings kunnen vergelijken met internationaal afgegeven ratings.

  12. Deze verordening mag geen gevolgen hebben voor het gebruik van ratings door andere personen dan die op welke deze verordening betrekking heeft.

  13. Het is wenselijk te bepalen dat in derde landen afgegeven ratings kunnen worden gebruikt voor regelgevingsdoeleinden in de Gemeenschap, mits deze voldoen aan even strenge vereisten als die van deze verordening. Bij deze verordening wordt een bekrachtigingsregeling ingevoerd waarmee in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig haar bepalingen zijn geregistreerd, in derde landen afgegeven ratings kunnen bekrachtigen. Wanneer een ratingbureau een in een derde land afgegeven rating bekrachtigt, moet het doorlopend vaststellen en controleren of ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van die rating in een derde land, voldoen aan de vereisten inzake de afgifte van ratings die even streng zijn als die van deze verordening en in de praktijk hetzelfde regelgevende doel en dezelfde regelgevende effecten verwezenlijken.

  14. Om te voorkomen dat het feit dat een ratingbureau niet in de Gemeenschap gevestigd is een serieuze belemmering zal vormen voor effectief toezicht in het belang van de financiële markten in de Gemeenschap, moet zo’n bekrachtigingsregeling worden ingevoerd voor ratingbureaus die geaffilieerd zijn of nauw samenwerken met in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus. Niettemin kan het noodzakelijk zijn het vereiste van fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap in bepaalde gevallen bij te stellen, met name wanneer het gaat om kleine ratingbureaus uit derde landen die geen aanwezigheid of affiliatie in de Gemeenschap hebben. Daarom moet voor dergelijke ratingbureaus een specifiek certificatiestelsel worden opgezet, voor zover zij niet van systemisch belang zijn voor de financiële stabiliteit of integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten.

  15. Certificatie moet mogelijk zijn nadat de Commissie heeft vastgesteld dat het juridische en toezichtkader van een derde land gelijkwaardig is aan de vereisten van deze verordening. Het beoogde equivalentiemechanisme moet niet automatisch toegang verlenen tot de Gemeenschap, maar moet de mogelijkheid bieden om ratingbureaus uit derde landen van geval tot geval te beoordelen en een ontheffing te verlenen van bepaalde organisatorische vereisten welke gelden voor ratingbureaus die in de Gemeenschap werkzaam zijn, waaronder de vereiste fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap.

  16. Deze verordening moet tevens voorschrijven dat ratingbureaus van derde landen voldoen aan criteria die algemene vereisten vormen voor de integriteit van hun ratingactiviteiten, teneinde te voorkomen dat de bevoegde autoriteiten of andere overheden van dat derde land zich bemoeien met de inhoud van de kredietratings, alsook dat zij een goed beleid voeren ten aanzien van belangenconflicten, het rouleren van analisten en periodieke en doorlopende informatievoorziening.

  17. Een belangrijk vereiste voor een goed bekrachtigingsmechanisme en een equivalentiestelsel is ook het bestaan van goede samenwerkingsregelingen tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst en de betrokken bevoegde autoriteiten van de ratingbureaus van derde landen.

  18. Ratingbureaus die in een derde land afgegeven ratings bekrachtigen, moeten volledig en onvoorwaardelijk verantwoordelijk zijn voor de bekrachtigde ratings en voor de naleving van de desbetreffende voorwaarden van deze verordening.

  19. Deze verordening moet niet van toepassing zijn op ratings die een ratingbureau opstelt naar aanleiding van een afzonderlijke opdracht en alleen afgeeft aan de opdrachtgever, en die niet bedoeld zijn voor openbaarmaking of voor verspreiding per abonnement.

  20. Onderzoek op beleggingsgebied, investeringsaanbevelingen en andere opinies over een waarde of een prijs voor een financieel instrument of een financiële verplichting dienen niet als ratings te worden beschouwd.

  21. Een ongevraagde rating, dat wil zeggen een rating die niet op verzoek van de uitgevende instelling of de beoordeelde entiteit is geïnitieerd, moet duidelijk als zodanig herkenbaar zijn en op passende wijze worden onderscheiden van gevraagde ratings.

  22. Om mogelijke belangenconflicten te vermijden, moeten ratingbureaus zich in hun beroepsactiviteit concentreren op de afgifte van ratings. Het mag een ratingbureau niet worden toegestaan zich bezig te houden met consultancy of adviesverlening. Met name mag een ratingbureau geen voorstellen of aanbevelingen doen voor de constructie van een gestructureerd financieringsinstrument. Wel zou een ratingbureau in de gelegenheid moeten zijn nevendiensten te verrichten mits daardoor geen mogelijke belangenconflicten met de afgifte van ratings ontstaan.

  23. Ratingbureaus moeten ratingmethodologieën hanteren die worden gekenmerkt door zorgvuldigheid, systematiek en continuïteit en die op basis van passende historische ervaring en door back-testing worden gevalideerd. Deze eis mag echter voor de bevoegde autoriteiten en de lidstaten geen reden zijn om zich te bemoeien met de inhoud van ratings en de methodologieën. Evenmin mag de eis dat ratings minstens eenmaal per jaar door ratingbureaus worden getoetst, afdoen aan de verplichting voor ratingbureaus om ratings doorlopend te bewaken en zo nodig bij te stellen. Deze eisen moeten niet zodanig worden gehanteerd dat nieuwe ratingbureaus ervan worden weerhouden de markt te betreden.

  24. De ratings moeten goed onderbouwd en gemotiveerd zijn, ten einde gecompromitteerde ratings te vermijden.

  25. De ratingbureaus moeten informatie openbaar maken over de methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die zij bij hun ratingactiviteiten gebruiken. De openbaar gemaakte informatie over modellen moet voldoende gedetailleerd zijn om de gebruikers van ratings in staat te stellen hun eigen „due-diligence”-onderzoek te verrichten bij de beoordeling of zij al dan niet op deze ratings zullen vertrouwen. Bij de openbaarmaking van informatie over modellen mag echter geen gevoelige bedrijfsinformatie worden vrijgegeven of innovatie ernstig worden belemmerd.

  26. Ratingbureaus moeten deugdelijke interne gedragslijnen en procedures vaststellen voor werknemers en andere personen die bij het rating- en toetsingsproces zijn betrokken, teneinde belangenconflicten te voorkomen, te identificeren, weg te nemen of te beheren en openbaar te maken en de kwaliteit, integriteit en degelijkheid van het rating- en toetsingsproces te allen tijde te waarborgen. Die gedragslijnen en procedures moeten in het bijzonder de interne controlemechanismen en de compliancefunctie omvatten.

  27. Om hun onafhankelijkheid te waarborgen, moeten ratingbureaus belangenconflictsituaties vermijden en deze conflicten adequaat beheren als ze niet te vermijden zijn. Zij moeten belangenconflicten tijdig openbaar maken. Ook moeten zij gegevens bewaren over alle wezenlijke bedreigingen voor de onafhankelijkheid van het ratingbureau en zijn werknemers en andere personen die bij het ratingproces zijn betrokken, en over de veiligheidsmaatregelen om deze bedreigingen te ondervangen.

  28. Ratingbureaus of groepen ratingbureaus dienen regelingen voor een goede corporate governance te hebben. Bij het vaststellen van zijn regelingen voor een goed ondernemingsbestuur houdt het ratingbureau of de groep ratingbureaus zich aan de noodzaak voor ratings te zorgen die onafhankelijk, objectief en van voldoende kwaliteit zijn.

  29. Om te waarborgen dat het ratingproces onafhankelijk blijft van het bedrijfsbelang van het ratingbureau als onderneming, moeten ratingbureaus ervoor zorgen dat ten minste een derde van de leden en in geen geval minder dan twee leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan onafhankelijk is/zijn in overeenstemming met afdeling III, punt 13, van Aanbeveling 2005/162/EG van 15 februari 2005 van de Commissie betreffende de taak van niet bij het dagelijkse bestuur betrokken bestuurders of commissarissen van beursgenoteerde ondernemingen en betreffende de comités van de raad van bestuur of van de raad van commissarissen(13). Voorts moet de hoogste leiding, met inbegrip van alle onafhankelijke leden van het bestuurs- of het toezichthoudende orgaan, over voldoende deskundigheid op ter zake doende terreinen van financiële diensten beschikken. De compliance officer moet op gezette tijden verslag uitbrengen over de uitoefening van zijn of haar taken aan de hoogste leiding en aan de onafhankelijke leden van het bestuurs- of het toezichthoudende orgaan.

  30. Om belangenconflicten te vermijden, mag de vergoeding van onafhankelijke leden van het bestuurs- of het toezichthoudende orgaan niet afhangen van de bedrijfsresultaten van het ratingbureau.

  31. Een ratingbureau moet voldoende werknemers met een passende kennis en ervaring inzetten voor zijn ratingactiviteiten. Met name moet het bureau ervoor zorgen dat er voldoende personele en financiële middelen worden uitgetrokken voor de afgifte, monitoring en herziening van ratings.

  32. Om rekening te kunnen houden met de specifieke omstandigheden van ratingbureaus met minder dan 50 werknemers moeten de bevoegde autoriteiten zulke ratingbureaus kunnen ontheffen van een aantal van de verplichtingen in deze verordening met betrekking tot de rol van de onafhankelijke leden van het bestuur, de compliance functie en het rouleringssysteem, voor zover deze ratingbureaus kunnen aantonen dat ze voldoen aan specifieke voorwaarden. De bevoegde autoriteiten moeten met name onderzoeken of de omvang van een ratingbureau niet opzettelijk zodanig is berekend dat het ratingbureau of een groep ratingbureaus niet aan de eisen van deze verordening hoeft te voldoen. De ontheffing moet door de bevoegde autoriteiten van lidstaten zodanig worden toegepast dat het gevaar van fragmentatie van de interne markt wordt voorkomen en dat de eenduidige toepassing van het Gemeenschapsrecht wordt gewaarborgd.

  33. Langdurige relaties met dezelfde beoordeelde entiteiten of met aan deze entiteiten gelieerde derden kunnen de onafhankelijkheid van analisten en personen die ratings goedkeuren, in gevaar brengen. Daarom moeten deze analisten en personen aan een passend rouleringssysteem worden onderworpen dat ervoor moet zorgen dat analyseteams en ratingcomités geleidelijk van samenstelling veranderen.

  34. Ratingbureaus moeten ervoor zorgen dat de methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, zoals wiskundige of correlatieve aannamen, die gebruikt worden om ratings vast te stellen, goed worden bijgehouden, actueel zijn en periodiek uitgebreid worden getoetst en dat beschrijvingen ervan op zodanige wijze worden gepubliceerd dat uitgebreide toetsing mogelijk is. Wanneer door een gebrek aan betrouwbare gegevens of door de complexiteit van de structuur van een nieuw type financieel instrument, met name een gestructureerd financieringsinstrument, ernstige twijfel ontstaat of het ratingbureau wel een geloofwaardige rating kan opstellen, moet het ratingbureau geen rating afgeven of een bestaande rating intrekken. Veranderingen in de kwaliteit van de informatie die beschikbaar is om een bestaande rating te toetsen, moeten samen met die toetsing openbaar worden gemaakt en de rating moet zo nodig worden herzien.

  35. Om de kwaliteit van ratings te waarborgen, moet het ratingbureau maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat het bij de toekenning van een rating gebruikmaakt van betrouwbare informatie. Daartoe moet een bureau er onder meer voor zorgen dat men zich kan baseren op van onafhankelijke zijde gecontroleerde jaarrekeningen en openbaargemaakte informatie, op verificaties door een gerenommeerde derde en op aselecte steekproeven van de ontvangen informatie, dan wel gebruikmaken van contractuele bepalingen die ondubbelzinnig bepalen dat de beoordeelde entiteit of de aan haar verbonden derden aansprakelijk zijn indien in het kader van het contract welbewust wezenlijk onjuiste of misleidende informatie wordt verstrekt of indien de beoordeelde entiteit of aan haar verbonden derden niet de nodige zorgvuldigheid betrachten ten aanzien van de nauwkeurigheid van de in de contractuele voorwaarden gespecificeerde informatie.

  36. Deze verordening doet niet af aan de verplichting van de ratingbureaus om het recht op privacy van natuurlijke personen te beschermen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(14).

  37. Ratingbureaus moeten goede procedures vaststellen voor de periodieke toetsing van de gebruikte methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen opdat veranderingen in de omstandigheden op de onderliggende markten voor activa daarin tot uiting kunnen komen. Omwille van de transparantie moeten wezenlijke wijzigingen in de methodologieën en werkwijzen, procedures en processen van ratingbureaus openbaar worden gemaakt voordat deze van kracht worden, tenzij extreme marktomstandigheden een onmiddellijke wijziging van de rating noodzakelijk maken.

  38. Ratingbureaus moeten een passende risicowaarschuwing geven die onder meer een gevoeligheidsanalyse van de relevante aannamen omvat. In deze analyse moet worden uitgelegd op welke wijze diverse marktontwikkelingen die de in het model ingebouwde parameters (bv. de volatiliteit) in beweging brengen, wijzigingen in de ratings kunnen beïnvloeden. Het ratingbureau moet ervoor zorgen dat de informatie over de historische wanbetalingsgraden van zijn ratingcategorieën verifieerbaar en kwantificeerbaar is en voor belanghebbende partijen een toereikende basis vormt om inzicht te krijgen in de historische resultaten van elke ratingcategorie en in de vraag of en hoe deze ratingcategorieën zijn gewijzigd. Indien een historische wanbetalingsgraad vanwege de aard van de rating of vanwege andere omstandigheden niet adequaat is, statistisch niet-valide is of anderszins misleidend kan zijn voor de gebruikers van de rating, moet het ratingbureau een passende toelichting geven. Deze informatie moet zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn met bestaande, in de sector gangbare patronen zodat beleggers de prestaties van de verschillende ratingbureaus met elkaar kunnen vergelijken.

  39. Met het oog op meer transparantie van ratings en om bij te dragen tot de bescherming van beleggers moet het CESR een centrale databank bijhouden waarin informatie over de historische prestatiegegevens van ratingbureaus en informatie over in het verleden afgegeven ratings wordt bewaard. De ratingbureaus moeten informatie in gestandaardiseerde vorm aan dit depot verstrekken. Het CESR moet deze informatie beschikbaar maken voor het publiek en jaarlijks beknopte informatie publiceren over de belangrijkste waargenomen ontwikkelingen.

  40. Onder bepaalde omstandigheden kunnen gestructureerde financieringsinstrumenten andere gevolgen teweegbrengen dan het geval is bij het traditionele schuldpapier van bedrijven. Beleggers kunnen een verkeerd beeld krijgen indien voor beide soorten instrumenten zonder verdere uitleg dezelfde ratingcategorieën worden gehanteerd. Ratingbureaus moeten er in belangrijke mate toe bijdragen dat de gebruikers van ratings zich bewust worden van de bijzondere kenmerken van de gestructureerde financieringsproducten. Daarom moeten de ratingbureaus duidelijk onderscheid maken tussen enerzijds ratingcategorieën die zij gebruiken voor de beoordeling van gestructureerde financieringsinstrumenten en anderzijds ratingcategorieën die zij gebruiken voor andere financiële instrumenten of financiële verplichtingen, door de ratingcategorie van een passend symbool te voorzien.

  41. Ratingbureaus moeten maatregelen nemen om te voorkomen dat uitgevende instellingen bij verschillende ratingbureaus een aanvraag indienen voor een voorlopige beoordeling van het betrokken gestructureerde financieringsinstrument om na te gaan welk bureau de beste rating voor de voorgestelde structuur biedt. Uitgevende instellingen moeten zelf ook dergelijke handelswijzen vermijden.

  42. Een ratingbureau moet gegevens bewaren over de ratingmethodologieën en deze bij wijzigingen regelmatig bijwerken, alsook gegevens bewaren over de wezenlijke onderdelen van de dialoog tussen de analist en de beoordeelde entiteit of aan haar gelieerde derden.

  43. Om een hoge mate van beleggers- en consumentenvertrouwen op de interne markt te waarborgen, is registratie wenselijk van ratingbureaus die ratings afgeven die door financiële instellingen in de Gemeenschap worden gebruikt. Een dergelijke registratie is de voornaamste voorwaarde waaraan ratingbureaus moeten voldoen om ratings te mogen afgeven die bedoeld zijn om in de Gemeenschap voor regelgevingsdoeleinden te worden gebruikt. Daarom moeten geharmoniseerde voorwaarden en een procedure voor het verlenen, opschorten en intrekken van een dergelijke registratie worden vastgesteld.

  44. Deze verordening komt niet in de plaats van de vastgestelde procedure voor de erkenning van externe kredietbeoordelingsinstellingen (EKBI’s) overeenkomstig Richtlijn 2006/48/EG. De reeds in de Gemeenschap erkende EKBI’s moeten een registratie overeenkomstig deze verordening aanvragen.

  45. Het moet een ratingbureau dat door de bevoegde autoriteit van de desbetreffende lidstaat is geregistreerd, worden toegestaan in de gehele Gemeenschap ratings af te geven. Daarom moet worden voorzien in één registratieprocedure voor elk ratingbureau die voor de gehele Gemeenschap geldt. De registratie van een ratingbureau moet effectief worden zodra het registratiebesluit van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst krachtens het nationale recht van kracht is geworden.

  46. Er moet één centraal punt voor de indiening van registratieaanvragen worden vastgesteld. Het CESR moet registratieaanvragen in ontvangst nemen en de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten in kennis stellen van de aanvragen. Het CESR moet ook advies uitbrengen aan de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst over de volledigheid van een aanvraag. De registratieaanvragen moeten op nationaal niveau worden beoordeeld door de desbetreffende bevoegde autoriteit. Voor een efficiënte behandeling van ratingbureaus is het nodig dat de bevoegde autoriteiten operationeel netwerken („colleges”) met een efficiënte informatietechnologie opzetten. Het CESR moet een subcomité oprichten dat gespecialiseerd is in ratings van alle door ratingbureaus beoordeelde activaklassen.

  47. Sommige ratingbureaus bestaan uit diverse rechtspersonen die samen een groep ratingbureaus vormen. Bij de registratie van elk van de ratingbureaus die van een dergelijke groep deel uitmaken, moeten de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten de beoordeling van de aanvragen van tot dezelfde groep behorende ratingbureaus, en de besluitvorming over het verlenen van de registratie, coördineren. Het moet evenwel mogelijk zijn om de registratie van één van de ratingbureaus in een groep ratingbureaus te weigeren indien dat ratingbureau niet voldoet aan de voorwaarden voor registratie terwijl andere leden van de groep wel voldoen aan alle voorwaarden voor registratie overeenkomstig deze verordening. Aangezien het college niet de bevoegdheid moet worden verleend om juridisch bindende besluiten te nemen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst van de leden van de groep ratingbureaus elk een afzonderlijk besluit nemen over het ratingbureau dat gevestigd is op het grondgebied van de lidstaat in kwestie.

  48. Het college moet het daadwerkelijke platform vormen waar bevoegde autoriteiten informatie over toezicht uitwisselen, hun activiteiten op elkaar afstemmen en toezichtmaatregelen nemen die nodig zijn voor daadwerkelijk toezicht op ratingbureaus. Meer specifiek moet het college de gelegenheid bieden te controleren of de voorwaarden voor bekrachtiging van in derde landen afgegeven ratings en de certificatie, de uitbestedingsovereenkomst en de ontheffing van een ratingbureau als voorzien in deze verordening, zijn vervuld. De activiteiten van de colleges van bevoegde autoriteiten moeten bijdragen aan een geharmoniseerde toepassing van de regels volgens deze verordening en aan de convergentie van de toezichtpraktijken.

  49. Om de praktische coördinatie van de activiteiten van het college te verbeteren moeten de leden van het college uit hun midden een facilitator kiezen. De facilitator moet de vergadering van het college voorzitten, zijn schriftelijke coördinatieregelingen opstellen en zijn optreden van het college coördineren. Tijdens het registratieproces moet de facilitator beoordelen of de periode voor de behandeling van aanvragen moet worden verlengd, het onderzoek van aanvragen coördineren en contact houden met het CESR.

  50. De Commissie heeft in november 2008 een high level groep opgericht met als taak de toekomstige Europese toezichtarchitectuur te onderzoeken op het gebied van financiële diensten, met inbegrip van de rol van het CESR.

  51. De huidige toezichtarchitectuur moet niet worden gezien als de langetermijnoplossing voor het toezicht op ratingbureaus. Colleges van bevoegde autoriteiten, die geacht worden de samenwerking op het gebied van het toezicht op dit terrein in de Gemeenschap in goede banen te leiden, zijn een belangrijke stap vooruit, maar bieden wellicht niet alle voordelen die een meer geconsolideerd toezicht op de ratingindustrie oplevert. De crisis in de internationale financiële markten heeft duidelijk aangetoond dat de behoefte aan grootscheepse hervormingen van het regelgevings- en toezichtmodel van de communautaire financiële sector nader moet worden onderzocht. Om het noodzakelijke niveau van communautaire convergentie van en samenwerking bij het toezicht te verwezenlijken en de stabiliteit van het financiële stelsel te ondersteunen, zijn verdere grootscheepse hervormingen van het regelgevings- en toezichtmodel van de communautaire financiële sector hoogst noodzakelijk, en moet de Commissie daar met spoed voor zorgen, daarbij naar behoren rekening houdend met de conclusies van 25 februari 2009 van de door Jacques de Larosière voorgezeten groep van deskundigen. De Commissie moet zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 juli 2010 aan het Europees Parlement, de Raad en andere betrokken instellingen verslag uitbrengen van alle bevindingen ter zake en de nodige wetgevingsvoorstellen indienen om de geconstateerde tekortkomingen met betrekking tot de coördinatie van het toezicht en de samenwerkingsregelingen te verhelpen.

  52. Als belangrijke wijzigingen in de voorwaarden voor de initiële registratie van een ratingbureau moeten onder meer worden beschouwd significante wijzigingen in de bekrachtigingsregeling, de uitbestedingsovereenkomsten en het openen of sluiten van bijkantoren.

  53. Het toezicht op een ratingbureau moet worden uitgeoefend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst in samenwerking met de bevoegde autoriteiten van de andere betrokken lidstaten waarbij het betrokken college wordt ingeschakeld en het CESR steeds volledig wordt betrokken.

  54. Het vermogen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst en andere leden van het betrokken college om te beoordelen en te controleren of een ratingbureau voldoet aan de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen moet niet worden beperkt door uitbestedingsovereenkomsten waarbij het ratingbureau partij is. Wanneer een ratingbureau gebruikmaakt van uitbestedingsovereenkomsten, moet het verantwoordelijk blijven voor alle verplichtingen die krachtens deze verordening op hem rusten.

  55. Om het beleggers- en consumentenvertrouwen op een hoog niveau te houden en een doorlopend toezicht op in de Gemeenschap afgegeven ratings mogelijk te maken, moeten ratingbureaus met hoofdkantoor buiten de Gemeenschap verplicht worden om een dochteronderneming in de Gemeenschap op te richten, zodat een efficiënt toezicht op hun activiteiten in de Gemeenschap en een daadwerkelijk gebruik van het bekrachtigingsstelsel mogelijk worden. Ook moet het verschijnen van nieuwe actoren op de markt van de ratingbureaus gestimuleerd worden.

  56. De bevoegde autoriteiten moeten de mogelijkheid hebben in deze verordening omschreven bevoegdheden ten aanzien van ratingbureaus, bij ratingactiviteiten betrokken personen, beoordeelde entiteiten en aan die entiteiten gelieerde derden, derden waaraan de ratingbureaus bepaalde functies of activiteiten hebben uitbesteed en andere personen die op een andere wijze te maken hebben met of verbonden zijn met ratingbureaus of ratingactiviteiten, aan te wenden. Dergelijke personen zijn aandeelhouders of leden van de toezichthoudende of bestuursorganen van de ratingbureaus en de beoordeelde entiteiten.

  57. De bepalingen van deze verordening over heffingen voor toezicht mogen niet afdoen aan de toepasselijke bepalingen van het nationale recht betreffende heffingen voor toezicht of andere vergoedingen.

  58. Er moet een mechanisme worden opgezet om deze verordening effectief te kunnen handhaven. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten over de nodige middelen beschikken om ervoor te zorgen dat de ratings in de Gemeenschap worden afgegeven overeenkomstig deze verordening. Het gebruik van deze toezichtmaatregelen moet altijd binnen het betrokken college worden gecoördineerd. Maatregelen als intrekking van een registratie of opschorting van het gebruik van ratings voor regelgevingsdoeleinden moeten worden opgelegd wanneer zij evenredig worden geacht aan de ernst van de inbreuk op de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen. Bij de uitoefening van toezichtbevoegdheden moeten de bevoegde autoriteiten naar behoren rekening houden met de belangen van beleggers en met de marktstabiliteit. Aangezien een ratingbureau bij de opstelling van zijn ratings onafhankelijk moet blijven, mogen de bevoegde autoriteiten noch de lidstaten zich bemoeien met de inhoud van ratings en met de methodologieën waarmee een bureau ratings vaststelt, ten einde te voorkomen dat ratings gecompromitteerd zijn. Ingeval er druk wordt uitgeoefend op een ratingbureau, moet dit bureau de Commissie en het CESR daarvan in kennis stellen. De Commissie moet van geval tot geval beoordelen of er verdere maatregelen moeten worden genomen tegen de betrokken lidstaat wegens niet-naleving van de verplichtingen uit hoofde van deze verordening.

  59. Het is wenselijk ervoor te zorgen dat de in deze verordening bedoelde besluitvorming stoelt op nauwe samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en daarom zouden de registratiebesluiten op basis van onderlinge overeenstemming worden genomen. Dit is een noodzakelijke voorwaarde voor een goed verloop van de registratie en van het toezicht. De besluitvorming moet doeltreffend zijn, vlot verlopen en op consensus berusten.

  60. Omwille van de efficiëntie van het toezicht en om dubbel werk te voorkomen, moeten de bevoegde autoriteiten van de lidstaten samenwerken.

  61. Ook moet worden gezorgd voor uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten die uit hoofde van deze verordening belast zijn met het toezicht op ratingbureaus en de bevoegde autoriteiten die toezien op financiële instellingen, in het bijzonder die welke verantwoordelijk zijn voor het bedrijfseconomische toezicht of voor de financiële stabiliteit in de lidstaten.

  62. Bevoegde autoriteiten van de lidstaten die niet de bevoegde autoriteiten van de lidstaten van herkomst zijn, moeten kunnen ingrijpen en passende toezichtmaatregelen kunnen treffen nadat ze de CESR en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op de hoogte hebben gebracht en het betrokken college hebben geraadpleegd in geval ze hebben vastgesteld dat een geregistreerd ratingbureau waarvan de ratings op hun grondgebied worden gebruikt, niet voldoet aan de uit deze verordening voortvloeiende verplichtingen.

  63. Tenzij deze verordening voorziet in een specifieke procedure inzake registratie of certificatie of intrekking daarvan, het nemen van toezichtmaatregelen en de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden, moet het nationale recht gelden dat de procedures in kwestie beheerst, met inbegrip van taalregelingen, beroepsgeheim en wettelijk privilege, en mogen de rechten van de onder dat recht ressorterende ratingbureaus en personen niet worden geschonden.

  64. De convergentie van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten moet in de hand worden gewerkt om ervoor te zorgen dat overal op de interne markt even intensief toezicht wordt gehouden op de naleving van de voorschriften.

  65. Het CESR moet zorgen voor samenhang in de toepassing van deze verordening. Het moet de samenwerking en coördinatie tussen de bevoegde autoriteiten bij het toezicht versterken en vergemakkelijken en waar nodig sturend optreden. Om de samenhang in de aanpak van de bevoegde autoriteiten te bevorderen, moet het CESR daarom een mediation mechanisme en peer review instellen.

  66. De lidstaten moeten regels vaststellen inzake sancties wegens inbreuken op de bepalingen van deze verordening en erop toezien dat deze regels worden uitgevoerd. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn en moeten ten minste betrekking hebben op gevallen waarin ernstige fouten zijn begaan bij de beroepsuitoefening en waarin niet de nodige zorgvuldigheid in acht is genomen. De lidstaten moeten de mogelijkheid bieden bestuursrechtelijke of strafrechtelijke sancties op te leggen. Het CESR moet richtsnoeren opstellen voor de convergentie van praktijken in verband met die sancties.

  67. Het uitwisselen of doorgeven van informatie tussen bevoegde autoriteiten, andere autoriteiten, instanties of personen moet in overeenstemming zijn met de voorschriften betreffende het doorgeven van persoonsgegevens neergelegd in Richtlijn 95/46/EG.

  68. De verordening moet ook regels geven met betrekking tot de uitwisseling van informatie met bevoegde autoriteiten in derde landen, in het bijzonder met de autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor het toezicht op de ratingbureaus die betrokken zijn bij de bekrachtiging en de certificatie.

  69. Onverminderd de toepassing van Gemeenschapsrecht moeten vorderingen tegen ratingbureaus in verband met inbreuken op de bepalingen van deze verordening worden gesteld overeenkomstig het toepasselijke nationale recht inzake wettelijke aansprakelijkheid.

  70. De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(15).

  71. Met name moet de Commissie de bevoegdheid krijgen om, rekening houdend met internationale ontwikkelingen, de bijlagen I en II, waarin de concrete criteria zijn opgenomen aan de hand waarvan kan worden nagegaan of een ratingbureau zijn verplichtingen op het gebied van interne organisatie, operationele regelingen, werknemersvoorschriften, de presentatie van ratings en de openbaarmaking nakomt, te wijzigen en de criteria voor het vaststellen van gelijkwaardigheid van het regelgevings- en toezichtkader van derde landen met de bepalingen van deze verordening, te specificeren of te wijzigen. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze verordening door haar aan te vullen met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij worden vastgesteld volgens de in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG bepaalde regelgevingsprocedure met toetsing.

  72. Om rekening te houden met nieuwe ontwikkelingen op de financiële markten, moet de Commissie een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij de toepassing van deze verordening beoordeelt, en met name in welke mate voor regelgevingsdoeleinden op ratings is vertrouwd en of de beloning van het ratingbureau door de beoordeelde entiteit passend is. In het licht van deze beoordeling moet de Commissie passende wetgevingsvoorstellen indienen.

  73. De Commissie moet ook een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij een oordeel geeft over maatregelen om uitgevende instellingen aan te sporen om voor een deel van hun ratings gebruik te maken van in de Gemeenschap opgerichte ratingbureaus, over mogelijke alternatieven voor het „de uitgevende instelling betaalt”-model, met inbegrip van het opzetten van een openbaar communautair ratingbureau, en over de convergentie van nationale voorschriften met betrekking tot inbreuken op de bepalingen van deze verordening. In het licht van deze beoordeling moet de Commissie passende wetgevingsvoorstellen indienen.

  74. Ook moet de Commissie een verslag voorleggen aan het Europees Parlement en de Raad waarin zij de ontwikkelingen in het regelgevings- en toezichtkader voor ratingbureaus in derde landen evalueert, alsook de gevolgen van deze ontwikkelingen en van overgangsbepalingen van deze verordening voor de stabiliteit van de financiële markten in de Gemeenschap.

  75. Aangezien de doelstelling van deze verordening, namelijk waarborging van een goede bescherming van consument en belegger door vaststelling van een gemeenschappelijk kader voor de kwaliteit van ratings die op de interne markt worden afgegeven, verder gaat dan hetgeen de lidstaten kunnen verwezenlijken, omdat er thans op dit gebied een gebrek aan nationale regelgeving is en een meerderheid van de bestaande ratingbureaus buiten de Gemeenschap is gevestigd, en derhalve beter op Gemeenschapsniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap maatregelen goedkeuren overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel van artikel 5 van het Verdrag. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

TITEL I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Deze verordening voorziet in een gemeenschappelijk regelgevingskader dat moet zorgen voor verbetering van de integriteit, de transparantie, de verantwoordelijkheid, de governance en de betrouwbaarheid van ratingactiviteiten en draagt aldus bij tot de kwaliteit van in de Gemeenschap afgegeven ratings en daarmee tot de goede werking van de interne markt, waarbij tevens een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming wordt bewerkstelligd. De verordening stelt voorwaarden vast voor de afgifte van ratings en bevat voorschriften betreffende de organisatie en het gedrag van ratingbureaus om hun onafhankelijkheid te bevorderen en belangenconflicten te vermijden.

1.

Deze verordening is van toepassing op ratings die door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus worden afgegeven en die openbaar worden gemaakt of op basis van abonnement worden verspreid.

2.

Deze verordening is niet van toepassing op:

  1. niet-openbare ratings die worden opgesteld naar aanleiding van een afzonderlijke opdracht en alleen worden afgegeven aan de opdrachtgever, en die niet bedoeld zijn voor openbaarmaking of voor verspreiding per abonnement;

  2. kredietscores, kredietscorestelsels en soortgelijke beoordelingen in verband met verplichtingen welke voortvloeien uit consumenten-, commerciële of industriële betrekkingen;

  3. kredietratings die worden opgesteld door exportkredietagentschappen overeenkomstig punt 1.3 van deel 1 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG, of

  4. ratings die door de centrale banken worden opgesteld en die:

    1. niet door de beoordeelde entiteit worden betaald;

    2. niet openbaar worden gemaakt;

    3. worden afgegeven overeenkomstig de beginselen, normen en procedures die zorgen voor voldoende integriteit en onafhankelijkheid van ratingactiviteiten overeenkomstig deze verordening, en

    4. geen betrekking hebben op door de respectieve centrale banken van de lidstaten uitgegeven financiële instrumenten.

3.

Een ratingbureau vraagt registratie aan volgens deze verordening, hetgeen een voorwaarde is voor erkenning als externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) overeenkomstig deel 2 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG, tenzij het bureau alleen de in lid 2 bedoelde ratings afgeeft.

4.

Om te eenduidige toepassing van lid 2, onder d), te waarborgen, kan de Commissie, op verzoek van een lidstaat, overeenkomstig de in artikel 38, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure en overeenkomstig lid 2, onder d), van dit artikel, een besluit vaststellen waarin wordt verklaard dat een centrale bank binnen de werkingssfeer daarvan valt en derhalve is ontheven van de toepassing van deze verordening.

De Commissie publiceert op haar website de lijst van centrale banken die binnen de werkingssfeer van lid 2, onder d), van dit artikel vallen.

1.

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

  1. „rating”: een oordeel over de kredietwaardigheid van een entiteit, een schuldinstrument of financiële verplichting, obligaties, preferente aandelen of andere financiële instrumenten, dan wel van een uitgevende instelling van een schuldinstrument of financiële verplichting, van obligaties, preferente aandelen of andere financiële instrumenten, voor het afgeven waarvan wordt gebruikgemaakt van een vast en welomschreven rangordesysteem van ratingcategorieën;

  2. „ratingbureau”: een rechtspersoon tot wiens activiteit de afgifte van ratings op professionele basis behoort;

  3. „lidstaat van herkomst”: de lidstaat waar het ratingbureau zijn statutaire zetel heeft;

  4. „ratinganalist”: een persoon die analyserende taken verricht die noodzakelijk zijn voor de afgifte van een rating;

  5. „hoofdratinganalist”: een persoon die hoofdverantwoordelijk is voor het opstellen van een rating of voor de communicatie met de uitgevende instelling in verband met een bepaalde rating of in het algemeen in verband met de kredietwaardigheidsbeoordeling van instrumenten die afkomstig zijn van die uitgevende instelling, alsook, indien toepasselijk, voor het opstellen van aanbevelingen voor het ratingcomité in verband daarmee;

  6. „beoordeelde entiteit”: een rechtspersoon wiens kredietwaardigheid expliciet of impliciet wordt beoordeeld in de rating, ongeacht of hij om die rating heeft gevraagd of informatie heeft verstrekt voor de opstelling ervan;

  7. „regelgevingsdoeleinden”: het gebruik van ratings specifiek met het oog op de naleving van het Gemeenschapsrecht, zoals dat ten uitvoer wordt gelegd door de nationale wetgeving van de lidstaten;

  8. „ratingcategorie”: ratingsymbool, zoals een letter of een nummersymbool dat vergezeld kan gaan van identificerende lettertekens, dat in een rating wordt gebruikt als relatieve risicomaatstaf ter onderscheiding van de verschillende risicokenmerken van de soorten beoordeelde entiteiten, uitgevende instellingen of andere activa;

  9. „gelieerde derde”: de originator, bemiddelaar, sponsor, beheerder of enigerlei andere partij die namens een beoordeelde entiteit contacten heeft met een ratingbureau, met inbegrip van een persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband;

  10. „zeggenschap”: de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, als bepaald in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening(16), of een nauwe band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;

  11. „financiële instrumenten”: de instrumenten bedoeld in afdeling C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten(17);

  12. „gestructureerd financieringsinstrument”: een financieel instrument of andere activa, resulterend uit een securitisatietransactie of -regeling als bedoeld in artikel 4, punt 36), van Richtlijn 2006/48/EG;

  13. „groep ratingbureaus”: een in de Gemeenschap gevestigde groep ondernemingen bestaande uit een moederonderneming en haar dochterondernemingen in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad, alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG en tot wier activiteit de afgifte van ratings behoort. Voor de toepassing van artikel 4, lid 3, onder a), behelst een groep ratingbureaus ook in derde landen gevestigde ratingbureaus;

  14. „senior management”: de persoon of de personen die de daadwerkelijke leiding hebben over het ratingbureau en het lid of de leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan ervan;

  15. „ratingactiviteiten”: analyse van gegevens en informatie, evaluatie, goedkeuring, afgifte en toetsing van ratings.

2.

Voor de toepassing van sub a) van lid 1, worden niet als ratings beschouwd:

  1. aanbevelingen in de zin van artikel 1, punt 3, van Richtlijn 2003/125/EG van de Commissie(18);

  2. onderzoek op beleggingsgebied zoals omschreven in artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2006/73/EG(19) en andere vormen van algemene aanbevelingen zoals „kopen”, „verkopen” of „aanhouden” in verband met transacties in financiële instrumenten of financiële verplichtingen, of

  3. opinies over de waarde van een financieel instrument of financiële verplichting.

1.

Kredietinstellingen als gedefinieerd in Richtlijn 2006/48/EG, beleggingsondernemingen als gedefinieerd in Richtlijn 2004/39/EG, verzekeringsondernemingen die onder de Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan vallen(20), verzekeringsondernemingen als gedefinieerd in Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering(21), herverzekeringsondernemingen als gedefinieerd in Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering(22), instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s) als gedefinieerd in Richtlijn 85/611/EG en instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening als gedefinieerd in Richtlijn 2003/41/EG mogen voor regelgevingsdoeleinden alleen gebruikmaken van ratings indien zijn afgegeven door in de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd.

Wanneer in een krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 gepubliceerd prospectus wordt verwezen naar een of meer ratings, draagt de uitgevende instelling, de aanbieder of de persoon die om toelating tot de handel op een gereglementeerde markt verzoekt, er zorg voor dat het prospectus ook duidelijke en opvallende informatie bevat over de vraag of die ratings zijn afgegeven door een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd.

2.

Een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd, wordt geacht een rating te hebben afgegeven wanneer de rating op de website van het ratingbureau of anderszins is bekendgemaakt of per abonnement is verspreid en overeenkomstig artikel 10 is gepresenteerd en openbaar gemaakt, waarbij duidelijk wordt aangegeven dat de rating overeenkomstig lid 3 van dit artikel is bekrachtigd.

3.

In de Gemeenschap gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd, kunnen een in een derde land afgegeven rating alleen bekrachtigen wanneer ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van een dergelijke rating, voldoen aan onderstaande voorwaarden:

  1. de ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van de te bekrachtigen rating worden geheel of gedeeltelijk uitgevoerd door het bekrachtigend ratingbureau of door ratingbureaus die tot dezelfde groep behoren;

  2. het ratingbureau heeft geverifieerd en kan te allen tijde tegenover de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst aantonen dat de door het ratingbureau van het derde land uitgevoerde ratingactiviteiten die tot de afgifte van de te bekrachtigen rating hebben geleid, voldoen aan vereisten die minstens even streng zijn als de vereisten van de artikelen 6 tot en met 12;

  3. het vermogen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het bekrachtigende ratingbureau, of van het in artikel 29 bedoelde college van bevoegde autoriteiten („college”), om te controleren of het in het derde land gevestigde ratingbureau voldoet aan de vereisten van onder b) is niet beperkt;

  4. het ratingbureau verstrekt de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op verzoek alle informatie die deze autoriteit nodig heeft om doorlopend te kunnen toezien op de naleving van de vereisten van deze verordening;

  5. er is een objectieve reden waarom de rating in een derde land is opgesteld;

  6. het in het derde land gevestigde ratingbureau is toegelaten of geregistreerd en staat onder toezicht in dat derde land;

  7. de regelgeving in dat derde land sluit bemoeienis van de bevoegde autoriteiten en andere overheden van dat derde land met de inhoud van ratings en de methodologieën uit, en

  8. er bestaat een passende samenwerkingsafspraak tussen de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het bekrachtigende ratingbureau en de bevoegde autoriteit van het in een derde land gevestigde ratingbureau. De bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zorgt ervoor dat deze samenwerkingsafspraken in elk geval onderstaande elementen expliciet vermelden:

    1. het mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten in kwestie, en

    2. de procedures voor het coördineren van toezichtactiviteiten, zodat de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van het bekrachtigende ratingbureau doorlopend controle kan uitoefenen op ratingactiviteiten die leiden tot de afgifte van de bekrachtigde rating.

4.

Een krachtens lid 3 bekrachtigde rating wordt geacht een rating te zijn die is afgegeven door een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd.

Een in de Gemeenschap gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd gebruikt deze bekrachtiging niet met de bedoeling de voorschriften van deze verordening te ontlopen.

5.

Het ratingbureau dat een in een derde land afgegeven rating heeft bekrachtigd overeenkomstig lid 3 blijft volledig verantwoordelijk voor die rating en voor de naleving van de voorwaarden van dat lid.

6.

Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 5, lid 6, het juridisch en toezichtkader van een derde land heeft erkend als gelijkwaardig aan de vereisten van deze verordening en indien de in artikel 5, lid 7, bedoelde samenwerkingsafspraken operationeel zijn, wordt van een ratingbureau dat in dat derde land afgegeven ratings bekrachtigt niet langer geëist dat het verifieert of aantoont dat aan de voorwaarde van lid 3, onder g), is voldaan.

1.

Ratings van entiteiten die gevestigd zijn of financiële instrumenten die uitgegeven zijn in derde landen door een in een derde land gevestigd ratingbureau, kunnen in de Gemeenschap worden gebruikt overeenkomstig artikel 4, lid 1, zonder overeenkomstig artikel 4, lid 3, te zijn bekrachtigd, op voorwaarde dat:

  1. het ratingbureau in dat derde land toegelaten of geregistreerd is en daar onder toezicht staat;

  2. de Commissie een gelijkwaardigheidbesluit heeft genomen overeenkomstig lid 6 van dit artikel, waarin zij het juridische en toezichtkader van dat derde land erkent als gelijkwaardig aan de vereisten van deze verordening;

  3. de in lid 7 van dit artikel bedoelde samenwerkingsafspraken operationeel zijn;

  4. de door het ratingbureau afgegeven ratings en zijn ratingactiviteiten niet van systemisch belang zijn voor de financiële stabiliteit of integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten, en

  5. het ratingbureau overeenkomstig lid 2 van dit artikel is gecertificeerd.

2.

Het in lid 1 bedoelde ratingbureau kan een certificatieaanvraag indienen. De aanvraag wordt bij het Comité van Europese effectenregelgevers („CESR”) ingediend overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van artikel 15. Uiterlijk vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag zendt het CESR de aanvraag door naar de bevoegde autoriteiten van alle lidstaten en verzoekt hen te overwegen lid te worden van het betrokken college overeenkomstig artikel 29, lid 3, onder b). De bevoegde autoriteiten die besloten hebben lid te worden van het college, stellen het CESR uiterlijk tien werkdagen na ontvangst van de uitnodiging van het CESR daarvan in kennis. De bevoegde autoriteiten die het CESR overeenkomstig dit lid in kennis stellen, zijn leden van het college. Uiterlijk twintig werkdagen na ontvangst van de certificatieaanvraag stelt het CESR een lijst op van de bevoegde autoriteiten die lid zijn van het college, en publiceert het deze lijst op zijn website. Uiterlijk tien werkdagen na publicatie van de lijst, kiezen de leden van het college overeenkomstig de criteria van artikel 29, lid 5, uit hun midden een facilitator. Na de instelling van het college worden de samenstelling en werking ervan beheerst door artikel 29.

3.

De aanvraag voor certificatie wordt behandeld overeenkomstig de procedure van artikel 16. Het besluit inzake de certificatie is gebaseerd op de criteria van lid 1, onder a) tot en met d), van dit artikel.

Voor de kennisgeving en publicatie van het besluit inzake de certificatie geldt het bepaalde in artikel 18.

4.

Het ratingbureau kan ook een afzonderlijke aanvraag indienen tot ontheffing:

  1. van de naleving van sommige of alle vereisten van bijlage I, afdeling A en artikel 7, lid 4, op ad-hocbasis, indien het kan aantonen dat de vereisten gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de door hem af te geven ratings niet evenredig zijn;

  2. van de verplichting tot fysieke aanwezigheid in de Gemeenschap, indien een dergelijk vereiste een te zware last zou betekenen en niet evenredig is gezien de aard, schaal en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de door hem af te geven ratings.

Bij de beoordeling van de aanvraag houden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten rekening met de omvang van het desbetreffende ratingbureau, in het licht van de aard, de schaal en de complexiteit van zijn bedrijf, de aard en het gamma van de af te geven ratings en de impact van de door het ratingbureau afgegeven ratings op de financiële stabiliteit en de integriteit van de financiële markten van een of meer lidstaten. Op grond van die overwegingen kunnen de bevoegde autoriteiten aan het ratingbureau een dergelijke ontheffing verlenen.

5.

Besluiten inzake de ontheffingen uit hoofde van lid 4 van dit artikel zijn onderworpen aan de desbetreffende bepalingen en procedures van artikel 16, met uitzondering van de tweede alinea van lid 7 van dat artikel. Indien overeenstemming onder de leden van het betrokken college over het al dan niet verlenen van een ontheffing aan het ratingbureau uitblijft, neemt de facilitator een volledig met redenen omkleed besluit.

Voor de doeleinden van certificatie, met inbegrip van het verlenen van ontheffingen, en toezicht, vervult de facilitator in voorkomende gevallen de taken van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst.

6.

De Commissie kan overeenkomstig de regelgevingsprocedure van artikel 38, lid 3, een gelijkwaardigheidbesluit nemen waarin zij verklaart dat het juridische en toezichtkader van een derde land waarborgt dat in dat derde land toegelaten of geregistreerde ratingbureaus voldoen aan juridisch bindende vereisten die gelijkwaardig zijn aan de uit deze verordening voortvloeiende vereisten en dat zij onderworpen zijn aan feitelijk toezicht en effectieve handhaving in dat derde land.

Het juridische en toezichtkader van een derde land kan als gelijkwaardig aan deze verordening worden beschouwd indien dat kader ten minste aan de volgende voorwaarden voldoet:

  1. ratingbureaus in dat derde land zijn onderworpen aan toelating of registratie en zijn doorlopend onderworpen aan effectief toezicht en effectieve handhaving;

  2. ratingbureaus in dat derde land zijn onderworpen aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die van de artikelen 6 tot en met 12 en bijlage I bij deze verordening, en

  3. de regelgeving sluit bemoeienis van de bevoegde autoriteiten en andere overheden van dat derde land met de inhoud van ratings en de methodologieën uit.

De Commissie specificeert nader of wijzigt de criteria van de tweede alinea, onder a) tot en met c), teneinde rekening te houden met ontwikkelingen op de financiële markten. Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze verordening te wijzigen, worden vastgesteld volgens de in artikel 38, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.

7.

De facilitator sluit samenwerkingsovereenkomsten met de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het juridische en toezichtkader overeenkomstig lid 6 gelijkwaardig is bevonden aan deze verordening. In deze overeenkomsten wordt ten minste het volgende gespecificeerd:

  1. het mechanisme voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten in kwestie, en

  2. de procedures in verband met de coördinatie van toezichtactiviteiten.

Het CESR coördineert de totstandbrenging van samenwerkingsovereenkomsten tussen de bevoegde autoriteiten van lidstaten en de betrokken bevoegde autoriteiten van derde landen waarvan het juridische en toezichtkader overeenkomstig lid 6 gelijkwaardig is bevonden aan deze verordening.

8.

De artikelen 20, 24 en 25 zijn mutatis mutandis van toepassing op gecertificeerde ratingbureaus en op de door deze bureaus afgegeven ratings.

Artikel 1 Onderwerp

Deze verordening voorziet in een gemeenschappelijk regelgevingskader dat moet zorgen voor verbetering van de integriteit, de transparantie, de verantwoordelijkheid, de governance en de betrouwbaarheid van ratingactiviteiten en draagt aldus bij tot de kwaliteit van in de Gemeenschap afgegeven ratings en daarmee tot de goede werking van de interne markt, waarbij tevens een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming wordt bewerkstelligd. De verordening stelt voorwaarden vast voor de afgifte van ratings en bevat voorschriften betreffende de organisatie en het gedrag van ratingbureaus om hun onafhankelijkheid te bevorderen en belangenconflicten te vermijden.

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze verordening is van toepassing op ratings die door in de Gemeenschap geregistreerde ratingbureaus worden afgegeven en die openbaar worden gemaakt of op basis van abonnement worden verspreid.

2.

Deze verordening is niet van toepassing op:

  1. niet-openbare ratings die worden opgesteld naar aanleiding van een afzonderlijke opdracht en alleen worden afgegeven aan de opdrachtgever, en die niet bedoeld zijn voor openbaarmaking of voor verspreiding per abonnement;

  2. kredietscores, kredietscorestelsels en soortgelijke beoordelingen in verband met verplichtingen welke voortvloeien uit consumenten-, commerciële of industriële betrekkingen;

  3. kredietratings die worden opgesteld door exportkredietagentschappen overeenkomstig punt 1.3 van deel 1 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG, of

  4. ratings die door de centrale banken worden opgesteld en die:

    1. niet door de beoordeelde entiteit worden betaald;

    2. niet openbaar worden gemaakt;

    3. worden afgegeven overeenkomstig de beginselen, normen en procedures die zorgen voor voldoende integriteit en onafhankelijkheid van ratingactiviteiten overeenkomstig deze verordening, en

    4. geen betrekking hebben op door de respectieve centrale banken van de lidstaten uitgegeven financiële instrumenten.

3.

Een ratingbureau vraagt registratie aan volgens deze verordening, hetgeen een voorwaarde is voor erkenning als externe kredietbeoordelingsinstelling (EKBI) overeenkomstig deel 2 van bijlage VI bij Richtlijn 2006/48/EG, tenzij het bureau alleen de in lid 2 bedoelde ratings afgeeft.

4.

Om te eenduidige toepassing van lid 2, onder d), te waarborgen, kan de Commissie, op verzoek van een lidstaat, overeenkomstig de in artikel 38, lid 3, bedoelde regelgevingsprocedure en overeenkomstig lid 2, onder d), van dit artikel, een besluit vaststellen waarin wordt verklaard dat een centrale bank binnen de werkingssfeer daarvan valt en derhalve is ontheven van de toepassing van deze verordening.

De Commissie publiceert op haar website de lijst van centrale banken die binnen de werkingssfeer van lid 2, onder d), van dit artikel vallen.

Artikel 3 Definities

1.

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

  1. „rating”: een oordeel over de kredietwaardigheid van een entiteit, een schuldinstrument of financiële verplichting, obligaties, preferente aandelen of andere financiële instrumenten, dan wel van een uitgevende instelling van een schuldinstrument of financiële verplichting, van obligaties, preferente aandelen of andere financiële instrumenten, voor het afgeven waarvan wordt gebruikgemaakt van een vast en welomschreven rangordesysteem van ratingcategorieën;

  2. „ratingbureau”: een rechtspersoon tot wiens activiteit de afgifte van ratings op professionele basis behoort;

  3. „lidstaat van herkomst”: de lidstaat waar het ratingbureau zijn statutaire zetel heeft;

  4. „ratinganalist”: een persoon die analyserende taken verricht die noodzakelijk zijn voor de afgifte van een rating;

  5. „hoofdratinganalist”: een persoon die hoofdverantwoordelijk is voor het opstellen van een rating of voor de communicatie met de uitgevende instelling in verband met een bepaalde rating of in het algemeen in verband met de kredietwaardigheidsbeoordeling van instrumenten die afkomstig zijn van die uitgevende instelling, alsook, indien toepasselijk, voor het opstellen van aanbevelingen voor het ratingcomité in verband daarmee;

  6. „beoordeelde entiteit”: een rechtspersoon wiens kredietwaardigheid expliciet of impliciet wordt beoordeeld in de rating, ongeacht of hij om die rating heeft gevraagd of informatie heeft verstrekt voor de opstelling ervan;

  7. „regelgevingsdoeleinden”: het gebruik van ratings specifiek met het oog op de naleving van het Gemeenschapsrecht, zoals dat ten uitvoer wordt gelegd door de nationale wetgeving van de lidstaten;

  8. „ratingcategorie”: ratingsymbool, zoals een letter of een nummersymbool dat vergezeld kan gaan van identificerende lettertekens, dat in een rating wordt gebruikt als relatieve risicomaatstaf ter onderscheiding van de verschillende risicokenmerken van de soorten beoordeelde entiteiten, uitgevende instellingen of andere activa;

  9. „gelieerde derde”: de originator, bemiddelaar, sponsor, beheerder of enigerlei andere partij die namens een beoordeelde entiteit contacten heeft met een ratingbureau, met inbegrip van een persoon die direct of indirect met de beoordeelde entiteit verbonden is door een zeggenschapsband;

  10. „zeggenschap”: de band die bestaat tussen een moederonderneming en een dochteronderneming, als bepaald in artikel 1 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 betreffende de geconsolideerde jaarrekening(16), of een nauwe band tussen een natuurlijke of rechtspersoon en een onderneming;

  11. „financiële instrumenten”: de instrumenten bedoeld in afdeling C van bijlage I bij Richtlijn 2004/39/EEG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten(17);

  12. „gestructureerd financieringsinstrument”: een financieel instrument of andere activa, resulterend uit een securitisatietransactie of -regeling als bedoeld in artikel 4, punt 36), van Richtlijn 2006/48/EG;

  13. „groep ratingbureaus”: een in de Gemeenschap gevestigde groep ondernemingen bestaande uit een moederonderneming en haar dochterondernemingen in de zin van de artikelen 1 en 2 van Richtlijn 83/349/EEG van de Raad, alsook ondernemingen die met elkaar verbonden zijn door een betrekking als bedoeld in artikel 12, lid 1, van Richtlijn 83/349/EEG en tot wier activiteit de afgifte van ratings behoort. Voor de toepassing van artikel 4, lid 3, onder a), behelst een groep ratingbureaus ook in derde landen gevestigde ratingbureaus;

  14. „senior management”: de persoon of de personen die de daadwerkelijke leiding hebben over het ratingbureau en het lid of de leden van het toezichthoudende of het bestuursorgaan ervan;

  15. „ratingactiviteiten”: analyse van gegevens en informatie, evaluatie, goedkeuring, afgifte en toetsing van ratings.

2.

Voor de toepassing van sub a) van lid 1, worden niet als ratings beschouwd:

  1. aanbevelingen in de zin van artikel 1, punt 3, van Richtlijn 2003/125/EG van de Commissie(18);

  2. onderzoek op beleggingsgebied zoals omschreven in artikel 24, lid 1, van Richtlijn 2006/73/EG(19) en andere vormen van algemene aanbevelingen zoals „kopen”, „verkopen” of „aanhouden” in verband met transacties in financiële instrumenten of financiële verplichtingen, of

  3. opinies over de waarde van een financieel instrument of financiële verplichting.

Artikel 4 Gebruikmaking van ratings

Artikel 5 Gelijkwaardigheid en certificatie op basis van gelijkwaardigheid

TITEL II AFGIFTE VAN RATINGS

Artikel 6 Onafhankelijkheid en vermijden van belangenconflicten

Artikel 7 Ratinganalisten, werknemers en andere personen die bij de afgifte van ratings betrokken zijn

Artikel 8 Methodologieën, modellen en belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen

Artikel 9 Uitbesteding

Artikel 10 Openbaarmaking en presentatie van ratings

Artikel 11 Algemene en periodieke openbaarmaking van informatie

Artikel 12 Transparantieverslag

Artikel 13 Openbaarmakingsvergoedingen

TITEL III TOEZICHT OP DE RATINGACTIVITEITEN

HOOFDSTUK I registratieprocedure

Artikel 14 Registratievereiste

Artikel 15 Registratieaanvraag

Artikel 16 Behandeling van de registratieaanvraag van een ratingbureau door de bevoegde autoriteiten

Artikel 17 Behandeling van de registratieaanvraag van een groep ratingbureaus door de bevoegde autoriteiten

Artikel 18 Kennisgeving van het besluit tot registratie, tot weigering van registratie of tot intrekking van de registratie van een ratingbureau

Artikel 19 Registratierecht en vergoeding voor toezicht

Artikel 20 Intrekking van een registratie

HOOFDSTUK II Het cesr en de bevoegde autoriteiten

Artikel 21 Comité van Europese effectenregelgevers

Artikel 22 Bevoegde autoriteiten

Artikel 23 Bevoegdheden van bevoegde autoriteiten

Artikel 24 Toezichtmaatregelen van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst

Artikel 25 Toezichtsmaatregelen van bevoegde autoriteiten die niet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst zijn

HOOFDSTUK III samenwerking tussen bevoegde autoriteiten

Artikel 26 Verplichting tot samenwerking

Artikel 27 Informatie-uitwisseling

Artikel 28 Samenwerking in het geval van een verzoek met betrekking tot inspecties of onderzoeken ter plaatse

Artikel 29 Colleges van bevoegde autoriteiten

Artikel 30 Mandateren van taken tussen bevoegde autoriteiten

Artikel 31 Mediation

Artikel 32 Beroepsgeheim

Artikel 33 Openbaarmaking van informatie uit een andere lidstaat

HOOFDSTUK IV samenwerking met derde landen

Artikel 34 Overeenkomst over uitwisseling van informatie

Artikel 35 Openbaarmaking van informatie uit derde landen

TITEL IV SANCTIES, COMITÉPROCEDURE, VERSLAG EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I sancties, comitéprocedure en verslag

Artikel 36 Sancties

Artikel 37 Wijzigingen in de bijlagen

Artikel 38 Comitéprocedure

Artikel 39 Verslagen

HOOFDSTUK II overgangs- en slotbepalingen

Artikel 40 Overgangsbepaling

Artikel 41 Inwerkingtreding

BIJLAGE IONAFHANKELIJKHEID EN VERMIJDING VAN BELANGENCONFLICTEN

BIJLAGE IIIN DE REGISTRATIEAANVRAAG TE VERSTREKKEN INFORMATIE