Home

Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed

Verordening (EU) nr. 1259/2010 van de Raad van 20 december 2010 tot nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 81, lid 3,

Gezien Besluit 2010/405/EU van de Raad van 12 juli 2010 houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed(1),

Gezien het voorstel van de Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Parlement,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,

Handelend volgens een bijzondere wetgevingsprocedure,

Overwegende hetgeen volgt:

  1. De Unie heeft zich ten doel gesteld een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht te handhaven en te ontwikkelen, waarin het vrije verkeer van personen gewaarborgd is. Met het oog op de geleidelijke totstandbrenging van die ruimte dient de Unie maatregelen te nemen op het gebied van de justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen, met name voor zover dit nodig is voor de goede werking van de interne markt.

  2. Volgens artikel 81 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie worden hiermee onder meer maatregelen bedoeld die de verenigbaarheid van de in de lidstaten geldende collisieregels beogen.

  3. Op 14 maart 2005 heeft de Commissie een groenboek over het toepasselijke recht en de rechterlijke bevoegdheid in echtscheidingszaken goedgekeurd. Dit groenboek gaf de aanzet tot een brede openbare raadpleging over mogelijke oplossingen voor de problemen die in de huidige situatie kunnen ontstaan.

  4. Op 17 juli 2006 heeft de Commissie een voorstel ingediend voor een verordening houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad(2) wat de bevoegdheid betreft en tot invoeging van regels inzake toepasselijk recht in huwelijkszaken.

  5. Tijdens de zitting van 5 en 6 juni 2008 in Luxemburg kwam de Raad tot de conclusie dat er over dit voorstel geen unanimiteit was en dat onoverkomelijke moeilijkheden beletten die unanimiteit nu of in de afzienbare toekomst te bewerkstelligen. Hij constateerde dat de met het voorstel beoogde doelen niet binnen een redelijke termijn op grond van de ter zake geldende bepalingen van de Verdragen konden worden verwezenlijkt.

  6. België, Bulgarije, Duitsland, Griekenland, Spanje, Frankrijk, Italië, Letland, Luxemburg, Hongarije, Malta, Oostenrijk, Portugal, Roemenië en Slovenië dienden vervolgens bij de Commissie een verzoek in waarin zij het voornemen te kennen gaven om onderling een nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht in huwelijkszaken. Griekenland trok op 3 maart 2010 zijn verzoek in.

  7. Op 12 juli 2010 heeft de Raad Besluit 2010/405/EU vastgesteld, houdende machtiging om nauwere samenwerking aan te gaan op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed.

  8. Luidens artikel 328, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie staat nauwere samenwerking open voor alle lidstaten op het moment waarop zij wordt aangegaan, mits de deelnemingsvoorwaarden worden nageleefd die eventueel zijn vastgesteld bij het besluit waarbij toestemming wordt verleend. Deelneming op een later tijdstip blijft steeds mogelijk, mits, naast de bedoelde voorwaarden, de in dit kader reeds vastgestelde handelingen worden nageleefd. De Commissie en de aan een nauwere samenwerking deelnemende lidstaten zien erop toe dat zoveel mogelijk lidstaten worden gestimuleerd deel te nemen. Deze verordening dient in al haar onderdelen verbindend te zijn, en overeenkomstig de Verdragen slechts in de deelnemende lidstaten rechtstreeks toepasselijk te zijn.

  9. Deze verordening moet een duidelijk en volledig rechtskader bieden voor het op echtscheiding en scheiding van tafel en bed toepasselijke recht in de deelnemende lidstaten en de burgers oplossingen aanreiken die rechtszekerheid, voorspelbaarheid en flexibiliteit waarborgen; tevens moet de verordening situaties voorkomen waarin de ene echtgenoot de andere tracht voor te zijn met het aanvragen van de echtscheiding om te bereiken dat de procedure wordt beheerst door het recht van een bepaald land, dat deze echtgenoot gunstiger acht voor de verdediging van zijn belangen.

  10. Het materiële toepassingsgebied en de bepalingen van deze verordening moeten in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 2201/2003. De onderhavige verordening mag echter niet van toepassing zijn op de nietigverklaring van het huwelijk.

    Deze verordening mag uitsluitend van toepassing zijn op de ontbinding of versoepeling van de huwelijksband. Het krachtens de collisieregels van deze verordening vastgestelde recht moet worden toegepast op de gronden van de echtscheiding en de scheiding van tafel en bed.

    Prealabele zaken, zoals de handelingsbekwaamheid en de geldigheid van het huwelijk, alsmede aangelegenheden zoals de gevolgen van echtscheiding of scheiding van tafel en bed uit het oogpunt van vermogensrecht, naam, ouderlijke verantwoordelijkheid, onderhoudsverplichtingen, en andere bijkomende maatregelen moeten door de collisieregels die van toepassing zijn in de betrokken lidstaten, worden vastgesteld.

  11. Het territoriale toepassingsgebied van deze verordening wordt duidelijk afgebakend door te bepalen welke lidstaten aan de nauwere samenwerking deelnemen.

  12. Deze verordening moet een universeel karakter hebben, dit wil zeggen dat de uniforme collisieregels die erin vervat zijn het recht moeten kunnen aanwijzen van een deelnemende lidstaat, van een niet-deelnemende lidstaat of van een staat die geen lid is van de Europese Unie.

  13. Deze verordening is van toepassing ongeacht de aard van het gerecht waarbij de zaak aanhangig wordt gemaakt. In voorkomend geval moet de rechter worden geacht in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 2201/2003 te zijn geadieerd.

  14. Wil men bereiken dat de echtgenoten de vrijheid hebben een toepasselijk recht te kiezen waarmee zij nauwe banden hebben, en dat, ook bij gebreke van een keuze, een dergelijk recht hun echtscheiding of scheiding van tafel en bed beheerst, dan moet dat recht tevens van toepassing zijn als het niet het recht van een deelnemende lidstaat is. Indien het recht van een andere lidstaat wordt aangewezen, kan het netwerk bedoeld in Beschikking 2001/470/EG van de Raad van 28 mei 2001 betreffende de oprichting van een Europees justitieel netwerk in burgerlijke en handelszaken(3), de rechterlijke instanties informatie verstrekken over de inhoud van het buitenlandse recht.

  15. De mobiliteit van de burgers verhogen vereist enerzijds meer flexibiliteit en anderzijds grotere rechtszekerheid. Om dat doel te bereiken moet deze verordening aan de partijen in een procedure van echtscheiding of scheiding van tafel en bed een grotere autonomie geven door hen tot op zekere hoogte de mogelijkheid te bieden het recht te kiezen dat hun echtscheiding of scheiding van tafel en bed beheerst.

  16. De echtgenoten moeten als het op hun echtscheiding of scheiding van tafel en bed toepasselijke recht het recht kunnen kiezen van een land waarmee zij een bijzondere band hebben, of het recht van de staat waar de zaak aanhangig is. Het door de echtgenoten gekozen recht moet in overeenstemming zijn met de grondrechten zoals die zijn erkend door de Verdragen en door het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

  17. Het is belangrijk dat de echtgenoten, voordat zij het toepasselijke recht kiezen, actuele informatie kunnen krijgen over de belangrijkste aspecten van het nationale recht, van het recht van de Unie en van de procedures van echtscheiding en scheiding van tafel en bed. Om te garanderen dat zij relevante informatie van goede kwaliteit kunnen krijgen, werkt de Commissie deze informatie voortdurend bij in het internetinformatiesysteem voor het publiek, dat is opgezet bij Beschikking 2001/470/EG van de Raad.

  18. Dat beide echtgenoten een geïnformeerde keuze kunnen maken, is in deze verordening van wezenlijk belang. Elke echtgenoot moet precies weten wat de juridische en sociale consequenties van de keuze van het toepasselijke recht zijn. De mogelijkheid om in onderling overleg het toepasselijke recht te kiezen moet de rechten van beide echtgenoten en hun gelijke kansen onverlet laten. In dit verband moeten de rechters in de deelnemende staten zich ervan bewust zijn hoe belangrijk het is dat beide echtgenoten met betrekking tot de juridische consequenties van de gesloten overeenkomst een geïnformeerde keuze kunnen maken.

  19. De materiële en formele geldigheid moet aan regels worden onderworpen, zodat de echtgenoten een beter geïnformeerde keuze kunnen maken en hun instemming wordt geëerbiedigd, en aldus rechtszekerheid en een toegankelijker rechtsbedeling worden bewerkstelligd. Wat de formele geldigheid betreft, moeten bepaalde maatregelen worden getroffen die waarborgen dat de echtgenoten zich bewust zijn van de consequenties van hun keuze. De overeenkomst over de keuze van het toepasselijke recht moet minstens schriftelijk worden vastgelegd, gedateerd zijn en door beide partijen worden ondertekend. Indien evenwel het recht van de deelnemende lidstaat waar beide echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst hun gewone verblijfplaats hebben, voorziet in bijkomende vormvoorschriften, moeten deze in acht worden genomen. Dergelijke bijkomende vormvoorschriften kunnen bijvoorbeeld bestaan in de eis dat de overeenkomst wordt opgenomen in een huwelijkscontract. Indien de echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst hun gewone verblijfplaats hebben in verschillende deelnemende lidstaten waarvan de wetgeving in verschillende vormvoorschriften voorziet, volstaat het dat de vormvoorschriften van een van deze staten worden nageleefd. Indien slechts een van de echtgenoten op het tijdstip van sluiting van de overeenkomst zijn gewone verblijfplaats heeft in een deelnemende lidstaat waarvan de wetgeving in bijkomende vormvoorschriften voorziet, moeten deze voorschriften worden nageleefd.

  20. Een overeenkomst tot aanwijzing van het toepasselijke recht moet kunnen worden gesloten en gewijzigd tot op het tijdstip waarop de zaak aanhangig wordt gemaakt, en zelfs, indien het recht van de staat waar de zaak aanhangig is dit toestaat, tijdens de procedure. In dit geval moet het volstaan dat de rechter akte neemt van de rechtskeuze, conform het recht van de staat waar de zaak aanhangig is.

  21. Voor het geval dat geen rechtskeuze is gemaakt, moet deze verordening voorzien in geharmoniseerde collisieregels, met een reeks opeenvolgende aanknopingspunten die gebaseerd zijn op het bestaan van een nauwe band tussen de echtgenoten en het betrokken rechtsstelsel, om de rechtszekerheid en de voorspelbaarheid te waarborgen en om situaties te voorkomen waarin de ene echtgenoot de andere tracht voor te zijn met het aanvragen van de echtscheiding om ervoor te zorgen dat de procedure wordt beheerst door een bepaald rechtsstelsel, dat deze echtgenoot gunstiger acht voor de verdediging van zijn belangen. Deze aanknopingspunten moeten zo worden gekozen dat de procedure betreffende echtscheiding of scheiding van tafel en bed wordt beheerst door een rechtsstelsel waarmee de echtgenoten een nauwe band hebben.

  22. In de gevallen waarin deze verordening nationaliteit als aanknopingspunt voor de toepassing van het recht van een bepaalde staat hanteert, is ten aanzien van meervoudige nationaliteit het nationale recht van toepassing, met dien verstande dat de algemene beginselen van de Europese Unie ten volle moeten worden geëerbiedigd.

  23. Indien de rechter geadieerd wordt tot omzetting van een scheiding van tafel en bed in een echtscheiding, dient bij gebreke van een rechtskeuze door de partijen de wet die op de scheiding van tafel en bed is toegepast, ook op de echtscheiding van toepassing te zijn. Deze continuïteit komt de voorspelbaarheid voor de partijen en de rechtszekerheid ten goede. Indien de wet die op de scheiding van tafel en bed van toepassing is geweest, niet in een omzetting van de scheiding van tafel en bed in een echtscheiding voorziet, wordt de echtscheiding beheerst door de collisieregels welke gelden bij gebreke van een rechtskeuze. Dit mag de echtgenoten niet belemmeren een echtscheiding aan te vragen op basis van andere regels in deze verordening.

  24. In bepaalde gevallen evenwel, meer bepaald indien het toepasselijke recht niet voorziet in de mogelijkheid van echtscheiding of aan een van beide echtgenoten op grond van diens sekse geen gelijke toegang tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed verleent, dient het recht van de staat waar de zaak aanhangig is te worden toegepast. Dit moet echter onverlet laten dat een lidstaat zich op de openbare orde kan beroepen.

  25. Met het oog op het algemeen belang moeten de rechterlijke instanties van de deelnemende lidstaten in uitzonderlijke omstandigheden de mogelijkheid hebben om een bepaling van buitenlands recht niet toe te passen indien dit in een bepaalde zaak kennelijk onverenigbaar is met de openbare orde van het land van de rechter. De rechterlijke instanties mogen zich echter niet op de exceptie van de openbare orde kunnen beroepen om een bepaling van het recht van een andere staat terzijde te schuiven, als dit strijdig zou zijn met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name artikel 21 daarvan, dat elke vorm van discriminatie verbiedt.

  26. In de gevallen waarin in deze verordening gewag wordt gemaakt van het feit dat het recht van de deelnemende lidstaat waar de rechter wordt geadieerd niet in echtscheiding voorziet, moet daaraan de uitleg worden gegeven dat het recht van die lidstaat het instituut van de echtscheiding in het geheel niet kent. In dit geval moet het gerecht niet krachtens deze verordening verplicht zijn een echtscheiding uit te spreken.

    In de gevallen waarin in deze verordening gewag wordt gemaakt van het feit dat het recht van de deelnemende lidstaat waar de rechter wordt geadieerd het huwelijk niet als geldig beschouwt met het oog op een echtscheidingsprocedure, moet daaraan onder meer de uitleg worden gegeven dat het bedoelde huwelijk volgens het recht van die lidstaat niet bestaat. In dit geval moet het gerecht niet krachtens deze verordening verplicht zijn een echtscheiding of een scheiding van tafel en bed uit te spreken.

  27. Aangezien er staten en deelnemende lidstaten zijn waar twee of meer rechtsstelsels of regelingen betreffende de bij deze verordening geregelde aangelegenheden naast elkaar bestaan, moet worden bepaald in welke mate de bepalingen van deze verordening van toepassing zijn in de verschillende territoriale eenheden van deze staten en deelnemende lidstaten, of op verschillende categorieën personen met een verschillend personeel statuut uit die staten en deelnemende lidstaten.

  28. Bij gebreke van regels tot aanwijzing van het toepasselijke recht, moeten partijen die het recht kiezen van de staat van de nationaliteit van een hunner, welke staat verschillende territoriale eenheden met een eigen rechtsstelsel of regeling betreffende echtscheiding telt, terzelfder tijd verklaren van welke territoriale eenheid zij samen het recht hebben gekozen.

  29. Aangezien de doelstellingen van deze verordening, te weten een grotere rechtszekerheid, voorspelbaarheid en flexibiliteit bij internationale procedures in huwelijkszaken, en bijgevolg de bevordering van het vrije verkeer van personen binnen de Europese Unie, niet voldoende door de lidstaten alleen kunnen worden bereikt, en derhalve, vanwege de omvang en de gevolgen van deze verordening, beter door de Unie kunnen worden gerealiseerd, kan de Unie maatregelen nemen, in voorkomend geval door middel van een nauwere samenwerking, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze verordening niet verder dan hetgeen nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  30. Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die zijn erkend bij het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en met name bij artikel 21 daarvan, dat elke discriminatie met name op grond van geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid verbiedt. Deze verordening moet door de rechterlijke instanties van de deelnemende lidstaten worden toegepast met eerbiediging van deze rechten en beginselen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED, VERHOUDING TOT VERORDENING (EG) Nr. 2201/2003, DEFINITIES EN UNIVERSELE TOEPASSING

Artikel 1 Toepassingsgebied

1.

Deze verordening is van toepassing in gevallen van een wetsconflict met betrekking tot echtscheiding en scheiding van tafel en bed.

2.

Deze verordening is niet van toepassing met betrekking tot de volgende aangelegenheden, zelfs indien deze slechts als prealabele vraag in de context van een procedure tot echtscheiding of scheiding van tafel en bed aan de orde komen:

  1. de handelingsbekwaamheid van natuurlijke personen;

  2. het bestaan, de geldigheid of de erkenning van een huwelijk;

  3. de nietigverklaring van een huwelijk;

  4. de naam van de echtgenoten;

  5. de vermogensrechtelijke gevolgen van het huwelijk;

  6. ouderlijke verantwoordelijkheid;

  7. onderhoudsverplichtingen;

  8. trusts of erfopvolgingen.

Artikel 2 Verhouding tot Verordening (EG) nr. 2201/2003

Deze verordening laat de toepassing van Verordening (EG) nr. 2201/2003 onverlet.

Artikel 3 Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  1. „deelnemende lidstaat”, een lidstaat die krachtens Besluit 2010/405/EU of krachtens een besluit dat overeenkomstig artikel 331, lid 1, tweede of derde alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is vastgesteld, deelneemt aan de nauwere samenwerking op het gebied van het toepasselijke recht inzake echtscheiding en scheiding van tafel en bed;

  2. „gerecht”, alle autoriteiten in de deelnemende lidstaten die bevoegd zijn ter zake van de aangelegenheden die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen.

Artikel 4 Universele toepassing

HOOFDSTUK II UNIFORME REGELS INZAKE HET OP ECHTSCHEIDING EN SCHEIDING VAN TAFEL EN BED TOEPASSELIJKE RECHT

Artikel 5 Rechtskeuze door de partijen

Artikel 6 Instemming en materiële geldigheid

Artikel 7 Formele geldigheid

Artikel 8 Het bij gebreke van een rechtskeuze door de partijen toepasselijke recht

Artikel 9 Omzetting van scheiding van tafel en bed in echtscheiding

Artikel 10 Toepassing van het recht van de geadieerde rechter

Artikel 11 Uitsluiting van renvoi

Artikel 12 Openbare orde

Artikel 13 Verschillen in nationaal recht

Artikel 14 Staten met twee of meer rechtsstelsels — Territoriale wetsconflicten

Artikel 15 Staten met twee of meer rechtsstelsels — Personele wetsconflicten

Artikel 16 Niet-toepassing van deze verordening op interne wetsconflicten

HOOFDSTUK III OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 17 Informatieverstrekking door de deelnemende lidstaten

Artikel 18 Overgangsbepalingen

Artikel 19 Verhouding tot bestaande internationale overeenkomsten

Artikel 20 Herzieningsclausule

HOOFDSTUK IV SLOTBEPALINGEN

Artikel 21 Inwerkingtreding en datum van toepassing