Home

Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) nr. 236/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2012 betreffende short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Op het hoogtepunt van de financiële crisis in september 2008 hebben de bevoegde autoriteiten van tal van lidstaten en toezichthoudende autoriteiten in derde landen, zoals de Verenigde Staten van Amerika en Japan, noodmaatregelen genomen om short selling in sommige of alle effecten te beperken of te verbieden. Hun optreden was ingegeven door de vrees dat short selling ten tijde van grote financiële instabiliteit de neerwaartse spiraal van de aandelenkoersen, en met name van aandelen van financiële instellingen, dermate zou kunnen versterken dat uiteindelijk de levensvatbaarheid van deze instellingen in het gedrang zou kunnen komen en systeemrisico’s zouden kunnen ontstaan. De door de lidstaten vastgestelde maatregelen waren uiteenlopend, omdat de Unie niet over een specifiek gemeenschappelijk reguleringskader voor short selling beschikt.

  2. Teneinde de goede werking van de interne markt te waarborgen en de voorwaarden waaronder deze functioneert te verbeteren, in het bijzonder wat de financiële markten betreft, en consumenten en beleggers een hoog beschermingsniveau te bieden, is het derhalve dienstig een gemeenschappelijk reguleringskader te bepalen voor de vereisten en bevoegdheden die met short selling en kredietverzuimswaps (credit default swaps) verband houden, en tevens voor een grotere mate van coördinatie en consistentie tussen de lidstaten te zorgen voor het geval dat er in uitzonderlijke omstandigheden maatregelen moeten worden genomen. Het is noodzakelijk de regels voor short selling en bepaalde aspecten van kredietverzuimswaps te harmoniseren om te voorkomen dat belemmeringen voor de goede werking van de interne markt ontstaan, omdat het anders waarschijnlijk is dat de lidstaten uiteenlopende maatregelen blijven nemen.

  3. Teneinde te garanderen dat bepalingen waarbij particuliere partijen rechtstreeks verplicht worden netto shortposities in bepaalde instrumenten en ongedekte short selling te melden en openbaar te maken, in de hele Unie op uniforme wijze worden toegepast, is het passend en noodzakelijk dat het wetgevingsinstrument de vorm aanneemt van een verordening. Een verordening is voorts noodzakelijk teneinde bevoegdheden toe te kennen aan de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Supervisory Authority (European Securities and Markets Authority)) (ESMA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(4), om de door bevoegde autoriteiten genomen maatregelen te coördineren of om zelf maatregelen te nemen.

  4. Het toepassingsgebied van deze verordening dient zo ruim mogelijk te zijn om te voorzien in een preventief reguleringskader waarvan in uitzonderlijke omstandigheden gebruik kan worden gemaakt. Dat kader moet op alle financiële instrumenten betrekking hebben, maar moet voorzien in een evenredige respons op de risico’s die short selling in verschillende instrumenten kan inhouden. Daarom zouden de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en ESMA slechts in uitzonderlijke omstandigheden gerechtigd moeten zijn om maatregelen ten aanzien van alle categorieën financiële instrumenten te nemen, welke verder gaan dan de permanente maatregelen die alleen van toepassing zijn op bepaalde categorieën instrumenten indien er duidelijk geïdentificeerde risico’s zijn die moeten worden ondervangen.

  5. Om een einde te maken aan de huidige gefragmenteerde situatie, waarin sommige lidstaten uiteenlopende maatregelen hebben genomen, en om de kans te verkleinen dat door bevoegde autoriteiten uiteenlopende maatregelen worden genomen, is het van belang om de potentiële risico’s die uit short selling en kredietverzuimswaps voortvloeien, op geharmoniseerde wijze te ondervangen. De op te leggen vereisten dienen de geïdentificeerde risico’s te ondervangen onnodig afbreuk te doen aan de voordelen die short selling voor de kwaliteit en de efficiëntie van de markten te bieden heeft. Hoewel short selling in sommige situaties negatieve gevolgen kan hebben, draagt short selling in normale marktomstandigheden in belangrijke mate bij aan de goede werking van de financiële markten, in het bijzonder wat marktliquiditeit en efficiënte prijsvorming betreft.

  6. Verwijzingen in deze verordening naar natuurlijke personen en rechtspersonen omvatten geregistreerde vennootschappen zonder rechtspersoonlijkheid.

  7. Een grotere transparantie ten aanzien van aanmerkelijke netto shortposities in specifieke financiële instrumenten zal waarschijnlijk zowel de toezichthouder als de marktdeelnemers ten goede komen. Voor aandelen die tot de handel op een handelsplatform in de Unie zijn toegelaten, dient een tweeledig model te worden ingevoerd, dat de transparantie van aanmerkelijke netto shortposities in aandelen op het toepasselijke niveau verbetert. Een positie die de lagere drempel bereikt dient, vertrouwelijk aan de betrokken toezichthouders te worden gemeld, zodat deze in staat zijn die positie te monitoren en, indien nodig, een onderzoek in te stellen naar short selling die systeemrisico’s kan creëren, misbruik kan behelzen of markten kan verstoren; posities die de hogere drempel bereiken, dienen aan de markt openbaar te worden gemaakt, teneinde andere marktdeelnemers te voorzien van nuttige informatie over aanmerkelijke individuele shortposities in aandelen.

  8. Een verplichte kennisgeving aan toezichthouders van aanmerkelijke netto shortposities in overheidsschuld in de Unie moet worden ingevoerd, aangezien een dergelijke kennisgeving toezichthouders voorzien van belangrijke informatie, aan de hand waarvan zij kunnen monitoren of die posities daadwerkelijk systeemrisico’s creëren of voor misbruikdoeleinden worden aangewend. Een dergelijk vereiste dient beperkt te blijven tot vertrouwelijke melding aan toezichthouders, omdat bekendmaking van informatie aan de markten voor dergelijke instrumenten nadelige gevolgen kan hebben op markten voor overheidsschuld waar er reeds van een verminderde liquiditeit sprake is.

  9. De meldingsvereisten met betrekking tot overheidsschuld dienen te gelden voor de schuldinstrumenten die worden uitgegeven door een lidstaat en door de Unie, met inbegrip van de Europese Investeringsbank, een overheidsdepartement van een lidstaat, agentschappen, special purpose vehicles of internationale financiële instellingen die zijn opgericht door twee of meer lidstaten die schuldpapier uitgeven namens een lidstaat of namens een aantal lidstaten, zoals de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit of het toekomstige Europees stabiliteitsmechanisme. Voor federale lidstaten, dienen de meldingsvereisten ook te gelden voor schuldinstrumenten die worden uitgegeven door een deelstaat van de federatie. Zij dienen evenwel niet van toepassing te zijn op andere regionale of lokale lichamen of semipublieke lichamen in een lidstaat die schuldinstrumenten uitgeven. Het doel van door de Unie uitgegeven schuldinstrumenten is om lidstaten betalingsbalanssteun of steun voor de financiële stabiliteit te bieden, of om macrofinanciële bijstand te verlenen aan derde landen.

  10. Om alomvattende en doeltreffende transparantie te waarborgen, is het van belang dat de meldingsvereisten niet alleen gelden voor shortposities die door het verhandelen van aandelen of overheidsschuld op handelsplatforms zijn ontstaan, maar ook voor shortposities die door handel buiten de handelsplatforms om zijn ontstaan, alsmede voor netto shortposities die zijn ontstaan door het gebruik van derivaten zoals opties, futures, indexgerelateerde instrumenten, contracten ter verrekening van verschillen en spread bets met betrekking tot aandelen of overheidsschuld.

  11. Om zowel voor toezichthouders als voor markten van nut te zijn, dient een transparantieregeling te waarborgen dat volledige en accurate informatie over posities van natuurlijke of rechtspersonen wordt verstrekt. In de aan de toezichthouder of aan de markt meegedeelde informatie dient in het bijzonder met zowel short- als longposities rekening te worden gehouden, zodat waardevolle informatie wordt verstrekt over de netto shortpositie van de natuurlijke of rechtspersoon in aandelen, overheidsschuld en kredietverzuimswaps.

  12. Bij de berekening van short- of longposities moet rekening worden gehouden met alle vormen van economische belangen die een natuurlijke of rechtspersoon heeft met betrekking tot het uitgegeven aandelenkapitaal van een onderneming of de uitgegeven overheidsschuld van een lidstaat of van de Unie. Er dient in het bijzonder rekening te worden gehouden met een dergelijk economisch belang dat direct of indirect is verkregen via derivaten zoals opties, futures, contracten ter verrekening van verschillen en spread bets met betrekking tot aandelen of overheidsschuld, alsmede via indices, effectenmanden of indexfondsen. In het geval van posities in overheidsschuld dient ook rekening te worden gehouden met kredietverzuimswaps op emittenten van overheidsschuld.

  13. Naast de bij deze verordening ingestelde transparantieregeling dient de Commissie in het kader van haar herziening van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten(5) in overweging te nemen of het opnemen van informatie over shorttransacties in de transactiemeldingen van beleggingsondernemingen aan de bevoegde autoriteiten nuttige aanvullende informatie zou verschaffen, aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten de omvang van short selling kunnen monitoren.

  14. Het aankopen van kredietverzuimswaps zonder een longpositie te houden in de onderliggende overheidsschuld of activa, een activaportefeuille, financiële verplichtingen of financiële contracten waarvan de waarde gecorreleerd is aan de waarde van de overheidsschuld, kan economisch gezien gelijk staan aan het innemen van een shortpositie in het onderliggende schuldinstrument. In de berekening van een netto shortpositie in overheidsschuld dienen derhalve ook de kredietverzuimswaps op een verplichting van een emittent van overheidsschuld te worden meegenomen. De positie in kredietverzuimswaps dient in aanmerking te worden genomen zowel om te bepalen of een natuurlijke of rechtspersoon een aanmerkelijke netto shortpositie in overheidsschuld heeft, die aan een bevoegde autoriteit moet worden gemeld, alsook, indien een bevoegde autoriteit beperkingen inzake ongedekte kredietverzuimswaptransacties opschort, om te bepalen of een aanmerkelijke ongedekte positie is ingenomen in een aan de bevoegde autoriteit te melden kredietverzuimswap op een emittent van overheidsschuld.

  15. Om posities continu te kunnen monitoren dient in het transparantieregiem ook te worden bepaald dat een verandering in een netto shortpositie die in een overschrijding of onderschrijding van bepaalde drempels resulteert, gemeld of openbaar gemaakt moet worden.

  16. Ten einde doeltreffend te zijn is het van belang dat het transparantieregiem van toepassing is ongeacht de plaats waar de natuurlijke of rechtspersoon gevestigd is, waaronder in een derde land, wanneer die persoon een aanmerkelijke netto shortpositie heeft in een onderneming waarvan aandelen tot de handel op een handelsplatform in de Unie zijn toegelaten, of een netto shortpositie in overheidsschuld die door een lidstaat of door de Unie is uitgegeven.

  17. De definitie van een shorttransactie dient niet retrocessieovereenkomsten (repurchase agreements) tussen twee partijen te omvatten, waarbij een partij aan de andere een effect verkoopt tegen een bepaalde prijs onder de verbintenis dat het effect op een later tijdstip tegen een andere, vooraf bepaalde prijs wordt teruggekocht, noch een derivatencontract waarin wordt overeengekomen om effecten op een toekomstig tijdstip tegen een bepaalde prijs te verkopen. De definitie dient evenmin een overdracht van effecten uit hoofde van een effectenuitleenovereenkomst te omvatten.

  18. Ongedekte short selling in aandelen en overheidsschuld wordt soms geacht het potentiële risico te vergroten dat de afwikkeling mislukt en dat er volatiliteit optreedt. Om deze risico’s te beperken, is het raadzaam evenredige beperkingen op ongedekte short selling in dergelijke instrumenten in te stellen. Bij het bepalen van de gedetailleerde beperkingen dient rekening te worden gehouden met de verschillende regelingen waarvan momenteel voor gedekte short selling gebruik wordt gemaakt. Deze hebben onder meer betrekking op een aparte retrocessieovereenkomst waarbij de persoon die een effect short verkoopt, te gelegener tijd een gelijkwaardig effect terugkoopt teneinde de afwikkeling van de shorttransactie mogelijk te maken, en op zekerheidsovereenkomsten indien de zekerheidsnemer het effect kan gebruiken voor de afwikkeling van de shorttransactie. Andere voorbeelden hiervan zijn: emissies met voorkeursrecht (uitgiften) van ondernemingen aan bestaande aandeelhouders, leningenpools en faciliteiten voor retrocessieovereenkomsten die worden aangeboden door, bijvoorbeeld, handelsplatformen, clearingsystemen of centrale banken.

  19. Bij ongedekte short selling in aandelen moet een natuurlijke of rechtspersoon een regeling met een derde partij hebben, waarbij deze derde partij heeft bevestigd dat het aandeel gelokaliseerd is, hetgeen betekent dat de derde partij bevestigt dat hij het voor mogelijk houdt dat hij het aandeel voor afwikkeling beschikbaar kan stellen op de hiervoor vastgestelde datum. Om deze bevestiging te geven, is het nodig dat het gebaseerd is op jegens derde partijen genomen maatregelen, opdat de natuurlijke of rechtspersoon redelijkerwijs kan verwachten dat de afwikkeling op de gestelde datum zal plaatsvinden. Hieronder vallen maatregelen zoals die, waarbij een derde partij aandelen heeft gereserveerd voor lening of voor aankoop, zodat de vereffening op de gestelde datum kan plaatsvinden. Wat betreft shorttransacties die moeten worden afgedekt door aankoop van het aandeel in de loop van dezelfde dag, omvat dit de door de derde partij te geven bevestiging dat zij het aandeel als gemakkelijk te lenen of te kopen beschouwt. ESMA dient de liquiditeit van de aandelen, en in het bijzonder het niveau van de omzet en het gemak waarmee aankoop, verkoop en lening kan plaats vinden met een minimaal effect op de markt, in acht te nemen bij het bepalen welke maatregelen nodig zijn om een redelijke verwachting dat de afwikkeling op de gestelde datum kan plaatsvinden, te doen ontstaan.

  20. Bij ongedekte short selling in overheidsschuld kan het feit dat een shorttransactie zal worden afgedekt door de aankoop van de overheidsschuld in de loop van dezelfde dag, worden aangemerkt als voorbeeld van redelijke verwachting dat de afwikkeling op de gestelde datum zal plaatsvinden.

  21. Aan overheidsschuld gerelateerde kredietverzuimswaps dienen te zijn gebaseerd op het beginsel van verzekerbaar belang, terwijl wordt onderkend dat er naast het eigendom van obligaties ook nog andere belangen in een overheidsemittent zijn. Dergelijke belangen omvatten het zich indekken tegen het risico van in gebreke blijven van de overheidsemittent wanneer de natuurlijke of rechtspersoon een longpositie in de overheidsschuld van die emittent heeft, of het zich indekken tegen een waardedaling van de overheidsschuld wanneer de natuurlijke of rechtspersoon activa aanhoudt of verplichtingen heeft, die terug te voeren zijn op entiteiten in de publieke of private sector in de desbetreffende lidstaat, waarvan de waarde samenhangt met die van de overheidsschuld. Onder dergelijke activa moeten vallen: financiële contracten, een portfolio van activa of financiële verplichtingen, alsook rente- en valutaswaptransacties waarbij de kredietverzuimswap op overheidsschuld wordt gebruikt als een aan de tegenpartij gerelateerde risicobeheersinstrument om blootstelling aan financiële contracten en buitenlandse handelscontracten af te dekken. Posities of portfolio’s van posities die worden gebruikt voor het afdekken van blootstelling aan overheidsschuld dienen niet als ongedekte positie in een kredietverzuimswap op overheidsschuld te worden beschouwd. Dit omvat blootstelling aan schulden van centrale, regionale en lokale overheden, publiekrechtelijke entiteiten of elke vorm van blootstelling die door dergelijke entiteiten worden gegarandeerd. Dit dient ook blootstelling aan in de desbetreffende lidstaten gevestigde privaatrechtelijke entiteiten te omvatten. Alle vormen van blootstelling moeten in deze context in overweging worden genomen, waaronder leningen, tegenpartijkredietrisico (met inbegrip van mogelijke blootstelling indien voor die blootstelling wettelijk vereist kapitaal verplicht is), uitstaande vorderingen en garanties. Dit omvat ook indirecte blootstelling aan bovengenoemde entiteiten, onder meer via blootstelling aan indexen, fondsen of special purpose vehicles.

  22. Aangezien het aangaan van een kredietverzuimswap op overheidsschuld zonder onderliggende maatregelen tegen blootstelling aan het risico op een waardedaling van de overheidsschuld een negatief effect kan hebben op de stabiliteit van de overheidsschuldmarkten, moet het natuurlijke en rechtspersonen verboden worden ongedekte posities in kredietverzuimswaps in te nemen. Bij de eerste tekenen dat de overheidsschuldmarkt niet goed functioneert, moet de bevoegde autoriteit de mogelijkheid hebben om deze beperking tijdelijk op te schorten. De bevoegde autoriteiten moet een dergelijke opschorting baseren op objectieve gronden die voortkomen uit de analyse van de in deze verordening opgenomen indicatoren. Bevoegde autoriteiten moeten ook de mogelijkheid hebben om aanvullende indicatoren te gebruiken.

  23. Het verdient ook aanbeveling in vereisten voor centrale tegenpartijen te voorzien met betrekking tot buy-in-procedures en boeten voor een eventuele mislukte afwikkeling van transacties in aandelen. De buy-in-procedures en vereisten inzake laattijdige afwikkeling zouden als basisnormen voor de afwikkelingsdiscipline moeten fungeren. De vereisten inzake buy-in en boeten moeten voldoende flexibel geformuleerd zijn om de centrale tegenpartij die voor dergelijke procedures verantwoordelijk is, de mogelijkheid te geven om de operationele uitvoering van een buy-in of het opleggen van een boete aan een andere marktdeelnemer over te laten. Niettemin blijft het voor de goede werking van de financiële markten noodzakelijk dat de bredere aspecten van de afwikkelingsdiscipline in het kader van een horizontaal wetgevingsvoorstel worden aangepakt.

  24. De maatregelen betreffende overheidsschuld en kredietverzuimswaps op overheidsschuld, waaronder transparantievoorschriften en beperkingen op ongedekte short selling, moeten vereisten opleggen, die evenredig zijn en die tegelijkertijd geen negatieve impact hebben op de liquiditeit van de markten voor overheidsobligaties en op de markten voor retrocessieovereenkomsten met betrekking tot overheidsobligaties.

  25. Het komt steeds vaker voor dat aandelen tot de handel zijn toegelaten op verschillende handelsplatforms binnen de Unie en in derde landen. Aandelen van tal van grote ondernemingen die in derde landen zijn gevestigd, zijn ook tot de handel op een handelsplatform in de Unie toegelaten. Uit efficiëntieoverwegingen is het passend om effecten van bepaalde meldings- en openbaarmakingsvereisten vrij te stellen wanneer het belangrijkste platform voor de verhandeling van het betrokken instrument zich in een derde land bevindt.

  26. Activiteiten van marketmakers spelen een cruciale rol bij het verzekeren van de liquiditeit van de markten in de Unie en de marketmakers dienen shortposities in te nemen om deze rol te kunnen vervullen. Het opleggen van vereisten aan dergelijke activiteiten kan het vermogen van marketmakers om de liquiditeit te verzekeren ernstig beperken en een aanmerkelijk ongunstig effect hebben op de efficiëntie van de markten in de Unie. Bovendien wordt ervan uitgegaan dat marketmakers slechts voor zeer korte termijn aanmerkelijke shortposities innemen. Het is daarom dienstig om natuurlijke of rechtspersonen die dergelijke activiteiten ontplooien, vrij te stellen van vereisten die hen kunnen hinderen bij het vervullen van een dergelijke functie en die daardoor de markten van de Unie in negatieve zin kunnen beïnvloeden. Om die vereisten ook voor gelijkwaardige entiteiten uit derde landen te doen gelden, is een procedure vereist om de gelijkwaardigheid van markten van derde landen te toetsen. De vrijstelling dient van toepassing te zijn op de verschillende categorieën activiteiten ten behoeve van market-making maar niet op handel voor eigen rekening. Het is ook dienstig om bepaalde transacties op de primaire markt, zoals die met betrekking tot overheidsschuld en stabilisatieregelingen, vrij te stellen omdat dit belangrijke activiteiten zijn die tot de efficiënte werking van de markten bijdragen. De bevoegde autoriteiten dienen in kennis te worden gesteld wanneer van vrijstellingen gebruik wordt gemaakt en zij dienen de bevoegdheid te hebben een natuurlijke of rechtspersoon te verbieden van een vrijstelling gebruik te maken als hij niet aan de relevante vrijstellingscriteria voldoet. De bevoegde autoriteiten dienen tevens in staat te zijn informatie van de natuurlijke of rechtspersoon te verlangen om het gebruik dat van de vrijstelling wordt gemaakt, te monitoren.

  27. De bevoegde autoriteiten dienen te beschikken over interventiebevoegdheden om, ingeval van ongunstige ontwikkelingen die een ernstige bedreiging voor de financiële stabiliteit of voor het marktvertrouwen in een lidstaat of de Unie vormen, meer transparantie te verlangen of tijdelijke beperkingen op short selling, kredietverzuimswaps of andere transacties in te stellen teneinde te voorkomen dat de koers van een financieel instrument op wanordelijke wijze daalt. Dergelijke maatregelen kunnen noodzakelijk blijken als gevolg van uiteenlopende ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen, waarbij het niet alleen gaat om financiële of economische gebeurtenissen maar bijvoorbeeld ook om natuurrampen of terroristische daden. Bovendien kunnen bepaalde ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen die het nemen van maatregelen vereisen, zich in slechts één lidstaat voordoen en geen grensoverschrijdende gevolgen hebben. Deze bevoegdheden dienen derhalve flexibel genoeg te zijn om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen op een breed scala van verschillende uitzonderlijke omstandigheden in te spelen. Bij het nemen van dergelijke maatregelen moeten bevoegde autoriteiten naar behoren rekening houden met het evenredigheidsbeginsel.

  28. Aangezien deze verordening alleen beperkingen op short selling en kredietverzuimswaps oplegt om te voorkomen dat de koers van het financiële instrument op wanordelijke wijze daalt, kan de noodzaak van andere soorten beperkingen, zoals positielimieten en beperkingen op producten, die aanleiding kunnen geven tot ernstige bezorgdheid over de bescherming van investeerders, beter aan de orde worden gesteld bij de herziening door de Commissie van Richtlijn 2004/39/EG.

  29. Hoewel bevoegde autoriteiten veelal in de beste positie verkeren om de marktomstandigheden te monitoren en om, als eerste respons op een ongunstige gebeurtenis of ontwikkeling, uit te maken of zich een ernstige bedreiging van de financiële stabiliteit of van het marktvertrouwen heeft voorgedaan, en of het nemen van maatregelen noodzakelijk is om een dergelijke situatie te ondervangen, dienen bevoegdheden ter zake en de voorwaarden en procedures voor de uitoefening ervan zoveel mogelijk te worden geharmoniseerd.

  30. De bevoegde autoriteiten moeten tevens de bevoegdheid hebben om in geval van een aanmerkelijke daling van de koers van een financieel instrument op een handelsplatform short selling in het financiële instrument op het betrokken handelsplatform in hun eigen jurisdictie tijdelijk te beperken, of om ESMA te verzoeken deze short selling in andere jurisdicties te beperken, zodat zij, waar passend, snel en gedurende een korte termijn kunnen optreden teneinde te voorkomen dat de koers van het instrument in kwestie op wanordelijke wijze daalt. De bevoegde autoriteit dient ESMA op de hoogte te stellen van een dergelijk besluit zodat ESMA onmiddellijk de bevoegde autoriteiten van overige lidstaten met handelsplatformen waarop hetzelfde instrument wordt verhandeld, op de hoogte kan stellen, de maatregelen kan coördineren die door deze andere lidstaten worden genomen en, indien nodig, hen kan bijstaan bij het bereiken van overeenstemming, of zelf een besluit neemt, in overeenstemming met artikel 19 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

  31. Wanneer een ongunstige gebeurtenis of ontwikkeling verder reikt dan één enkele lidstaat of andere grensoverschrijdende gevolgen heeft, bijvoorbeeld indien een financieel instrument tot de handel is toegelaten op verschillende handelsplatforms in meer dan één lidstaat, is het van essentieel belang dat er nauw overleg en nauwe samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten plaatsvindt. In een dergelijke situatie moet ESMA een sleutelrol vervullen als coördinator en trachten de consistentie tussen de bevoegde autoriteiten te verzekeren. De samenstelling van ESMA, waarvan vertegenwoordigers van de bevoegde autoriteiten deel uitmaken, zal haar helpen in de uitvoering van een dergelijke rol. Bovendien moeten de bevoegde autoriteiten de bevoegdheid krijgen om maatregelen te nemen wanneer zij er belang bij hebben om te interveniëren.

  32. In aanvulling op de coördinatie van de maatregelen van de bevoegde autoriteiten, moet ESMA er voor zorg dragen dat de bevoegde autoriteiten maatregelen nemen alleen wanneer noodzakelijk en evenredig. ESMA moet de bevoegdheid krijgen om de bevoegde autoriteiten advies te geven over de uitoefening van interventiebevoegdheden.

  33. Hoewel de bevoegde autoriteiten veelal in de beste positie zullen verkeren om een ongunstige gebeurtenis of ontwikkeling te monitoren en daar snel op te reageren, moet ESMA ook bevoegd zijn om maatregelen te nemen wanneer short selling en andere daarmee samenhangende activiteiten een bedreiging vormen voor het ordelijk functioneren en de integriteit van de financiële markten of voor de stabiliteit van het gehele financiële systeem van de Unie of een deel ervan, wanneer er grensoverschrijdende gevolgen zijn en de bevoegde autoriteiten onvoldoende maatregelen hebben genomen om de bedreiging te ondervangen. ESMA dient waar mogelijk overleg te plegen met het Europees Comité voor systeemrisico’s (European Systemic Risk Board, ESRB), zoals opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico’s(6), alsook met andere relevante autoriteiten, wanneer de gevolgen van een dergelijke maatregel verder zouden kunnen reiken dan de financiële markten, zoals dit het geval kan zijn voor goederenderivaten die worden gebruikt om fysieke posities af te dekken.

  34. De bevoegdheden waarover ESMA krachtens deze verordening beschikt om short selling en andere daarmee samenhangende activiteiten in uitzonderlijke omstandigheden te beperken, zijn in overeenstemming met artikel 9, lid 5, van Verordening (EU) nr. 1095/2010. Deze bevoegdheden dienen de bevoegdheden waarover ESMA krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 in noodsituaties beschikt, onverlet te laten. ESMA dient in het bijzonder in staat te zijn krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 individuele besluiten vast te stellen, op grond waarvan bevoegde autoriteiten maatregelen dienen te nemen, of individuele besluiten die tot financiële marktdeelnemers zijn gericht.

  35. Verwijzingen in deze verordening naar de artikelen 18 en 38 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 zijn van declaratoire aard. Die bepalingen zijn zelfs in afwezigheid van deze verwijzingen van toepassing.

  36. De interventiebevoegdheden van de bevoegde autoriteiten en ESMA om short selling, kredietverzuimswaps en andere transacties te beperken, dienen slechts van tijdelijke aard te zijn en dienen te worden uitgeoefend alleen voor zolang en voor zover dat noodzakelijk is om de specifieke bedreiging te ondervangen.

  37. Wegens de specifieke risico’s die uit het gebruik van kredietverzuimswaps kunnen voortvloeien, dienen de bevoegde autoriteiten dergelijke transacties nauwlettend te monitoren. In het bijzonder moeten de bevoegde autoriteiten in uitzonderlijke gevallen over de bevoegdheid beschikken om van natuurlijke of rechtspersonen die dergelijke transacties aangaan, informatie te verlangen over het doel waartoe de transactie is aangegaan.

  38. Aan ESMA dient de bevoegdheid te worden toegekend om een onderzoek in te stellen naar een kwestie of praktijk die met short selling of het gebruik van kredietverzuimswaps verband houdt, teneinde na te gaan of de kwestie of praktijk een potentiële bedreiging voor de financiële stabiliteit of voor het marktvertrouwen vormt. Wanneer ESMA een dergelijk onderzoek instelt, dient zij een verslag met haar bevindingen te publiceren.

  39. Aangezien een aantal van de bepalingen van deze verordening op natuurlijke of rechtspersonen en acties in derde landen van toepassing kunnen zijn, is het noodzakelijk dat bevoegde autoriteiten en toezichthoudende autoriteiten van derde landen in bepaalde situaties samenwerken. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten dienen daartoe regelingen aan te gaan met autoriteiten van derde landen. ESMA dient als coördinator op te treden bij de uitwerking van dergelijke samenwerkingsregelingen en bij de uitwisseling tussen bevoegde autoriteiten van informatie die van derde landen is ontvangen.

  40. Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en de beginselen die in het bijzonder door het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) zijn erkend, en in het bijzonder het recht op de bescherming van persoonsgegevens zoals in artikel 16 VWEU en in artikel 8 van het Handvest is voorzien. Transparantie ten aanzien van aanmerkelijke netto shortposities, inclusief de openbaarmaking ervan aan het publiek boven een bepaalde drempel indien deze verordening daarin voorziet, is noodzakelijk met het oog op de stabiliteit van de financiële markten en de bescherming van de beleggers. Die transparantie zal toezichthouders in staat stellen om in het oog te houden of short selling voor misbruikstrategieën wordt ingezet en welke gevolgen short selling heeft voor de goede werking van de markten. Voorts kan die transparantie informatieasymmetrie helpen verminderen en er aldus voor zorgen dat alle marktdeelnemers adequaat worden geïnformeerd over de mate waarin short selling de koersen beïnvloedt. Het uitwisselen of doorzenden van informatie door bevoegde autoriteiten moet plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens neergelegd in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(7). Het uitwisselen of doorgeven van informatie door ESMA moet plaatsvinden in overeenstemming met de voorschriften betreffende het doorgeven van persoonsgegevens neergelegd in Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(8), die geheel van toepassing dient te zijn op de verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening.

  41. Lidstaten moeten, rekening houdend met de beginselen zoals deze zijn opgenomen in de mededeling van de Commissie over de aanscherping van sanctieregelingen in de sector financiële diensten en in de wetgevende handelingen van de Unie die zijn vastgesteld in opvolging van de mededeling, regels betreffende sancties en bestuursrechtelijke maatregelen vaststellen, die van toepassing zijn op overtredingen van deze verordening, en dienen zij ervoor zorg te dragen dat zij worden toegepast. Deze sancties en bestuursrechtelijke maatregelen moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. Zij moeten worden gebaseerd op de door ESMA vastgestelde richtsnoeren ter bevordering van de convergentie en de sectoroverschrijdende consistentie van de sanctieregelingen in de financiële sector.

  42. Om eenvormige voorwaarden te waarborgen voor de uitvoering van deze verordening, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend. Die bevoegdheden moeten worden uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren(9). De Commissie moet het Europees Parlement op de hoogte houden van de voortgang die wordt gemaakt met besluiten tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van de rechts- en toezichtskaders van derde landen met de vereisten van deze verordening.

  43. Aan de Commissie moet de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van de details inzake de berekening van shortposities, wanneer een natuurlijke of rechtspersoon een met een kredietverzuimswap verband houdende ongedekte positie heeft, meldings- of openbaarmakingsdrempels, en de nadere specificatie van criteria en factoren om uit te maken of een ongunstige gebeurtenis of ontwikkeling een ernstige bedreiging vormt voor de financiële stabiliteit of voor het marktvertrouwen in een lidstaat of de Unie. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op het niveau van de deskundigen van de relevante instellingen, autoriteiten en agentschappen, waar passend. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

  44. De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen, waarin de vastgestelde kennisgevings- en openbaarmakingsdrempels, het functioneren van de beperkingen en de transparantievereisten met betrekking tot netto shortposities op hun geschiktheid worden getoetst en waarin wordt nagegaan of eventuele andere beperkingen of voorwaarden met betrekking tot shortposities of kredietverzuimswaps aangewezen zouden zijn.

  45. Aangezien de doelstellingen van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, hoewel bevoegde autoriteiten in een betere positie verkeren om marktontwikkelingen te volgen en deze beter kennen, kan de totale impact van de problemen die met shortposities en kredietverzuimswaps verband houden, alleen in de context van de Unie ten volle worden ingeschat, en om die reden beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in datzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  46. Daar sommige lidstaten reeds beperkingen op short selling hebben ingesteld en aangezien deze verordening voorziet in gedelegeerde handelingen en bindende technische normen die moeten worden vastgesteld voordat het daadwerkelijk kan worden toegepast, is het met het oog op deze transitie noodzakelijk om te voorzien in een voldoende lange overgangstermijn. Aangezien het van essentieel belang is om voor 1 november 2012 de meest belangrijke niet-essentiële elementen te specificeren, die de naleving van deze verordening door marktdeelnemers en de handhaving daarvan door bevoegde autoriteiten moeten vergemakkelijken, is het eveneens noodzakelijk om de Commissie de middelen te verschaffen om voor die datum de technische normen en de gedelegeerde handelingen vast te stellen,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN

1.

Deze verordening is van toepassing op het volgende:

  1. financiële instrumenten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), die tot de handel op een handelsplatform in de Unie zijn toegelaten, met inbegrip van zulke instrumenten indien zij buiten een handelsplatform om worden verhandeld;

  2. derivaten bedoeld in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, van Richtlijn 2004/39/EG, die verband houden met een in punt a) bedoeld financieel instrument of een emittent van een dergelijk financieel instrument, met inbegrip van deze derivaten wanneer zij buiten een handelsplatform om worden verhandeld;

  3. schuldinstrumenten die door een lidstaat of de Unie zijn uitgegeven en derivaten zoals bedoeld in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, van Richtlijn 2004/39/EG die betrekking hebben of gebaseerd zijn op deze door een lidstaat of de Unie uitgegeven schuldinstrumenten.

2.

De artikelen 18, 20 en 23 tot en met 30 zijn op alle financiële instrumenten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), van toepassing.

1.

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a) „financieel instrument” :
een van de instrumenten genoemd in bijlage I, deel C, van Richtlijn 2004/39/EG;
b) „shorttransactie” :

met betrekking tot een aandeel of schuldinstrument, elke verkoop van het aandeel of schuldinstrument dat de verkoper niet in eigendom heeft op het moment dat hij de verkoopovereenkomst sluit, met inbegrip van een dergelijke verkoop wanneer de verkoper op het moment dat hij de verkoopovereenkomst sluit, het aandeel of schuldinstrument heeft geleend of een overeenkomst heeft gesloten om het aandeel of schuldinstrument te lenen met het oog op het leveren ervan bij de afwikkeling, waaronder niet begrepen:

  1. een verkoop door een van de partijen onder een retrocessieovereenkomst waarbij één partij heeft aanvaard om de andere partij een effect tegen een bepaalde prijs te verkopen met als tegenprestatie van die andere partij het effect op een later tijdstip tegen een andere, vooraf bepaalde prijs terug te verkopen,

  2. een overdracht van effecten uit hoofde van een effectenuitleenovereenkomst voor, of

  3. het aangaan van een futures- of ander derivatencontract waarin wordt overeengekomen om effecten op een toekomstige datum tegen een bepaalde prijs te verkopen;

c) „kredietverzuimswap” :
een derivatencontract waarbij een partij een provisie betaalt aan een andere partij in ruil voor een betaling of een ander voordeel ingeval zich een credit event voordoet, die met die referentie-entiteit verband houdt, of enig ander met dat derivatencontract verband houdend verzuim dat een soortgelijk economisch effect heeft;
d) „overheidsemittent” :

een van de onderstaande uitgevers van schuldinstrumenten:

  1. de Unie,

  2. een lidstaat, met inbegrip van een regeringsdepartement, een agentschap of een special purpose vehicle van de lidstaat,

  3. in het geval van een lidstaat die een federale staat is, een lid van de federatie,

  4. een special purpose vehicle voor verscheidene lidstaten,

  5. een door twee of meer lidstaten opgerichte internationale financiële instelling die tot doel heeft middelen bijeen te brengen en financiële bijstand te verlenen ten behoeve van haar leden als deze ernstige financiële problemen ondervinden of dreigen te ondervinden, of

  6. de Europese Investeringsbank;

e) „kredietverzuimswap op overheidsschuld” :
kredietverzuimswap waarbij in geval van een aan een overheidsemittent gerelateerde credit event of verzuim een geldbedrag of een ander voordeel wordt uitgekeerd;
f) „overheidsschuld” :
een schuldinstrument uitgegeven door een overheidsemittent;
g) „uitgegeven overheidsschuld” :
het totaal door een overheidsemittent uitgegeven overheidsschuld die niet is afgelost;
h) „geplaatst kapitaal” :
met betrekking tot een onderneming, het totaal van gewone en preferentiële door de onderneming uitgegeven aandelen, met uitzondering van converteerbare obligaties;
i) „lidstaat van herkomst” :
  1. met betrekking tot een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG, of tot een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG, de lidstaat van herkomst in de zin van artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2004/39/EG,

  2. met betrekking tot een kredietinstelling, de lidstaat van herkomst in de zin van artikel 4, punt 7), van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(10),

  3. met betrekking tot elke rechtspersoon die niet onder i) of onder ii) wordt genoemd, de lidstaat waar deze zijn statutaire zetel heeft, of wanneer hij geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar hij zijn hoofdkantoor heeft,

  4. met betrekking tot een natuurlijke persoon, de lidstaat waar deze persoon zijn of haar hoofdkantoor heeft, of, wanneer er geen hoofdkantoor is, de lidstaat waar deze persoon zijn woonplaats heeft;

j) „relevante bevoegde autoriteit” :
  1. met betrekking tot de overheidsschuld van een lidstaat of, in het geval van een lidstaat die een federale staat is, met betrekking tot de overheidsschuld van een lid van de federatie, of een kredietverzuimswap met betrekking tot een lidstaat of een lid van een federatie, de bevoegde autoriteit van die lidstaat,

  2. met betrekking tot overheidsschuld van de Unie of een kredietverzuimswap met betrekking tot de Unie, de bevoegde autoriteit van het rechtsgebied waar de dienst die de schuld uitgeeft, zich bevindt,

  3. met betrekking tot overheidsschuld van verschillende lidstaten die via een special purpose vehicle optreden, of een kredietverzuimswap op dat special purpose vehicle, de bevoegde autoriteit van het rechtsgebied waar het special purpose vehicle is gevestigd,

  4. met betrekking tot overheidsschuld van een door twee of meer lidstaten opgerichte internationale financiële instelling die tot doel heeft middelen bijeen te brengen en financiële bijstand te verlenen ten behoeve van haar leden als deze ernstige financiële problemen ondervinden of dreigen te ondervinden, de bevoegde autoriteit van het rechtsgebied waar de internationale financiële instelling is gevestigd,

  5. met betrekking tot een ander dan een in punt i) tot en met iv) bedoeld financieel instrument, de bevoegde autoriteit voor dat financieel instrument als omschreven in artikel 2, punt 7, van Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie(11) en bepaald overeenkomstig hoofdstuk III van die verordening,

  6. met betrekking tot een financieel instrument dat niet onder de punten i) tot en met v) valt, de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het financieel instrument voor het eerst tot de handel op een handelsplatform is toegelaten,

  7. met betrekking tot een door de Europese Investeringsbank uitgegeven schuldinstrument, de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de Europese Investeringsbank gelegen is;

k) „activiteiten van marketmakers” :

de activiteiten van een beleggingsonderneming, een kredietinstelling, een entiteit van een derde land, of een onderneming als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder l), van Richtlijn 2004/39/EG, die lid is van een handelsplatform of van een markt in een derde land, waarvan het juridisch en toezichtskader door de Commissie uit hoofde van artikel 17, lid 2, gelijkwaardig is verklaard, wanneer deze als opdrachtgever handelt in een financieel instrument, ongeacht of dit op of buiten een handelsplatform om wordt verhandeld, op een van de volgende wijzen:

  1. door gelijktijdig vaste bied- en laatkoersen van een vergelijkbare omvang en tegen concurrerende prijzen bekend te maken, met als resultaat dat de markt op regelmatige en voortdurende basis van liquiditeit wordt voorzien,

  2. door in het kader van zijn gewone bedrijfsvoering orders uit te voeren die door klanten zijn geïnitieerd of waarvoor klanten een handelsverzoek hebben gedaan,

  3. door posities die uit het vervullen van de onder punt i) en ii) genoemde taken voortvloeien, af te dekken;

l) „handelsplatform” :
een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG, of een multilaterale handelsfaciliteit in de zin van artikel 4, lid 1, punt 15, van Richtlijn 2004/39/EG;
m) „belangrijkste handelsplatform” :
met betrekking tot een aandeel, het handelsplatform waar de hoogste omzet in dat aandeel wordt gerealiseerd;
n) „vergunninghoudende primary dealer” :
een natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft getekend met een overheidsemittent of die door of namens een overheidsemittent formeel als primary dealer is erkend en die zich er overeenkomstig die overeenkomst of erkenning toe verbindt als opdrachtgever te handelen met betrekking tot transacties op de primaire of secundaire markt die verband houden met de schuld die door deze emittent wordt uitgegeven;
o) „centrale tegenpartij” :
een juridische entiteit die zichzelf tussen tegenpartijen plaatst bij contracten die op één of meer financiële markten worden verhandeld, daarbij de koper wordt voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper, en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een clearingsysteem;
p) „handelsdag” :
een handelsdag als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1287/2006;
q) „omzet” van een aandeel:
omzet in de zin van artikel 2, punt 9, van Verordening (EG) nr. 1287/2006.
2.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 42 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1 van dit artikel bepaalde definities te specificeren, in het bijzonder om te specificeren wanneer een natuurlijke of rechtspersoon geacht wordt een financieel instrument in eigendom te hebben voor de toepassing van de in lid 1, onder b), bepaalde definitie van shorttransactie.

1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt een positie die uit een van de volgende gevallen voortvloeit, aangemerkt als een shortpositie in geplaatst kapitaal of in uitgegeven overheidsschuld:

  1. een shorttransactie in een door een onderneming uitgegeven aandeel of in een door een overheidsemittent uitgegeven schuldinstrument;

  2. het aangaan van een transactie die een ander financieel instrument dan een in punt a) bedoeld instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het gevolg of een van de gevolgen is dat de natuurlijke of rechtspersoon die de transactie aangaat een financieel voordeel geniet in het geval de koers of de waarde van het aandeel of het schuldinstrument daalt.

2.

Voor de toepassing van deze verordening wordt een positie die uit een van de volgende gevallen voortvloeit, aangemerkt als een longpositie in geplaatst kapitaal of in uitgegeven overheidsschuld:

  1. het houden van een door een onderneming uitgegeven aandeel of van een door een overheidsemittent uitgegeven schuldinstrument;

  2. het aangaan van een transactie die een ander financieel instrument dan een in punt a) bedoeld instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het gevolg of een van de gevolgen is dat die natuurlijke of rechtspersoon die de transactie aangaat een financieel voordeel geniet in het geval de koers of de waarde van het aandeel of het schuldinstrument stijgt.

3.

Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt de berekening van een short- en van een longpositie, voor wat betreft elke positie die door de desbetreffende persoon indirect wordt aangehouden (waaronder via of door middel van een index, effectenmand of een belang in een indexfonds of soortgelijke entiteit), uitgevoerd door de natuurlijke of rechtspersoon in kwestie, die in redelijkheid handelt met inachtneming van openbaar beschikbare informatie over de samenstelling van de desbetreffende index, effectenmand of de belangen van het desbetreffende indexfonds of soortgelijke entiteit. Bij het berekenen van een dergelijke short- en longpositie, is niemand verplicht om van een ander realtime informatie over deze samenstelling te verkrijgen.

Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt in de berekening van de short- en de longpositie in overheidsschuld ook iedere kredietverzuimswap op overheidsschuld meegenomen, die verband houdt met de overheidsemittent.

4.

Voor de toepassing van deze verordening wordt de positie die overblijft nadat elke longpositie van een natuurlijke of rechtspersoon in het uitgegeven aandelenkapitaal in mindering is gebracht op enige shortpositie van deze natuurlijke of rechtspersoon in dat kapitaal, aangemerkt als een netto shortpositie in het uitgegeven aandelenkapitaal van de desbetreffende onderneming.

5.

Voor de toepassing van deze verordening wordt de positie die overblijft nadat elke longpositie van een natuurlijke of rechtspersoon in uitgegeven overheidsschuld en elke longpositie in schuldinstrumenten van een overheidsemittent, waarvan de koers een hoge correlatie heeft met de koers van diezelfde overheidsschuld, in mindering zijn gebracht op elke shortpositie van deze natuurlijke of rechtspersoon in diezelfde overheidsschuld, aangemerkt als een netto shortpositie in de uitgegeven overheidsschuld van de desbetreffende overheidsemittent.

6.

De berekening van overheidsschuld krachtens de leden 1 tot en met 5 wordt per individuele overheidsemittent verricht, ook indien onderscheiden entiteiten namens de overheidsemittent overheidsschuld uitgeven.

7.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 42 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te specificeren:

  1. de gevallen waarin een natuurlijke of rechtspersoon voor de toepassing van lid 2 geacht wordt een aandeel of schuldinstrument te bezitten;

  2. de gevallen waarin een natuurlijke of rechtspersoon voor de toepassing van de leden 4 en 5 een netto shortpositie heeft, alsook welke methode voor het berekenen van een dergelijke positie wordt gehanteerd;

  3. de methode voor het berekenen van posities voor de toepassing van de leden 3, 4 en 5 wanneer verschillende entiteiten in een groep long- of shortposities hebben of voor fondsbeheeractiviteiten met betrekking tot afzonderlijke fondsen.

Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea moet de berekeningsmethode in het bijzonder rekening houden met de vraag, of er met betrekking tot een bepaalde emittent verschillende investeringsstrategieën worden gevolgd via verscheidene afzonderlijke fondsen die door dezelfde fondsbeheerder worden beheerd, of met betrekking tot een bepaalde emittent dezelfde investeringsstrategie wordt gevolgd via verscheidene fondsen, en of met betrekking tot een bepaalde emittent verscheidene portfolio’s binnen dezelfde entiteit op discretionaire basis worden beheerd aan de hand van dezelfde investeringsstrategie.

1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt een natuurlijke of rechtspersoon geacht een ongedekte positie in een kredietverzuimswap op overheidsschuld te hebben, als de kredietverzuimswap op overheidschuld niet dient om:

  1. het risico op het in gebreke blijven van de emittent af te dekken, waar de natuurlijke of rechtspersoon een longpositie heeft in de overheidsschuld van de emittent waarop de kredietverzuimswap op overheidsschuld betrekking heeft, of

  2. het risico van een waardedaling van de overheidsschuld af te dekken, waar de natuurlijke of rechtspersoon activa aanhoudt of verplichtingen heeft, met inbegrip van maar niet beperkt tot financiële contracten, een portfolio van activa of financiële verplichtingen waarvan de waarde samenhangt met die van de overheidsschuld.

2.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 42 gedelegeerde handelingen vast te stellen om voor de toepassing van lid 1 van dit artikel te specificeren:

  1. de gevallen waarin een kredietverzuimswaptransactie op overheidsschuld wordt geacht om een risico op in gebreke blijven af te dekken of het risico van een vermindering van de waarde van de overheidsschuld, en de methode voor het berekenen van een ongedekte positie in een kredietverzuimswap op overheidsschuld;

  2. de methode voor het berekenen van posities als verschillende entiteiten in een groep long- of shortposities hebben of voor fondsbeheeractiviteiten met betrekking tot afzonderlijke fondsen.

Artikel 1 Toepassingsgebied

1.

Deze verordening is van toepassing op het volgende:

  1. financiële instrumenten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), die tot de handel op een handelsplatform in de Unie zijn toegelaten, met inbegrip van zulke instrumenten indien zij buiten een handelsplatform om worden verhandeld;

  2. derivaten bedoeld in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, van Richtlijn 2004/39/EG, die verband houden met een in punt a) bedoeld financieel instrument of een emittent van een dergelijk financieel instrument, met inbegrip van deze derivaten wanneer zij buiten een handelsplatform om worden verhandeld;

  3. schuldinstrumenten die door een lidstaat of de Unie zijn uitgegeven en derivaten zoals bedoeld in bijlage I, deel C, punten 4 tot en met 10, van Richtlijn 2004/39/EG die betrekking hebben of gebaseerd zijn op deze door een lidstaat of de Unie uitgegeven schuldinstrumenten.

2.

De artikelen 18, 20 en 23 tot en met 30 zijn op alle financiële instrumenten in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), van toepassing.

Artikel 2 Definities

1.

Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:

a) „financieel instrument” :
een van de instrumenten genoemd in bijlage I, deel C, van Richtlijn 2004/39/EG;
b) „shorttransactie” :

met betrekking tot een aandeel of schuldinstrument, elke verkoop van het aandeel of schuldinstrument dat de verkoper niet in eigendom heeft op het moment dat hij de verkoopovereenkomst sluit, met inbegrip van een dergelijke verkoop wanneer de verkoper op het moment dat hij de verkoopovereenkomst sluit, het aandeel of schuldinstrument heeft geleend of een overeenkomst heeft gesloten om het aandeel of schuldinstrument te lenen met het oog op het leveren ervan bij de afwikkeling, waaronder niet begrepen:

  1. een verkoop door een van de partijen onder een retrocessieovereenkomst waarbij één partij heeft aanvaard om de andere partij een effect tegen een bepaalde prijs te verkopen met als tegenprestatie van die andere partij het effect op een later tijdstip tegen een andere, vooraf bepaalde prijs terug te verkopen,

  2. een overdracht van effecten uit hoofde van een effectenuitleenovereenkomst voor, of

  3. het aangaan van een futures- of ander derivatencontract waarin wordt overeengekomen om effecten op een toekomstige datum tegen een bepaalde prijs te verkopen;

c) „kredietverzuimswap” :
een derivatencontract waarbij een partij een provisie betaalt aan een andere partij in ruil voor een betaling of een ander voordeel ingeval zich een credit event voordoet, die met die referentie-entiteit verband houdt, of enig ander met dat derivatencontract verband houdend verzuim dat een soortgelijk economisch effect heeft;
d) „overheidsemittent” :

een van de onderstaande uitgevers van schuldinstrumenten:

  1. de Unie,

  2. een lidstaat, met inbegrip van een regeringsdepartement, een agentschap of een special purpose vehicle van de lidstaat,

  3. in het geval van een lidstaat die een federale staat is, een lid van de federatie,

  4. een special purpose vehicle voor verscheidene lidstaten,

  5. een door twee of meer lidstaten opgerichte internationale financiële instelling die tot doel heeft middelen bijeen te brengen en financiële bijstand te verlenen ten behoeve van haar leden als deze ernstige financiële problemen ondervinden of dreigen te ondervinden, of

  6. de Europese Investeringsbank;

e) „kredietverzuimswap op overheidsschuld” :
kredietverzuimswap waarbij in geval van een aan een overheidsemittent gerelateerde credit event of verzuim een geldbedrag of een ander voordeel wordt uitgekeerd;
f) „overheidsschuld” :
een schuldinstrument uitgegeven door een overheidsemittent;
g) „uitgegeven overheidsschuld” :
het totaal door een overheidsemittent uitgegeven overheidsschuld die niet is afgelost;
h) „geplaatst kapitaal” :
met betrekking tot een onderneming, het totaal van gewone en preferentiële door de onderneming uitgegeven aandelen, met uitzondering van converteerbare obligaties;
i) „lidstaat van herkomst” :
  1. met betrekking tot een beleggingsonderneming in de zin van artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2004/39/EG, of tot een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG, de lidstaat van herkomst in de zin van artikel 4, lid 1, punt 20), van Richtlijn 2004/39/EG,

  2. met betrekking tot een kredietinstelling, de lidstaat van herkomst in de zin van artikel 4, punt 7), van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(10),

  3. met betrekking tot elke rechtspersoon die niet onder i) of onder ii) wordt genoemd, de lidstaat waar deze zijn statutaire zetel heeft, of wanneer hij geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar hij zijn hoofdkantoor heeft,

  4. met betrekking tot een natuurlijke persoon, de lidstaat waar deze persoon zijn of haar hoofdkantoor heeft, of, wanneer er geen hoofdkantoor is, de lidstaat waar deze persoon zijn woonplaats heeft;

j) „relevante bevoegde autoriteit” :
  1. met betrekking tot de overheidsschuld van een lidstaat of, in het geval van een lidstaat die een federale staat is, met betrekking tot de overheidsschuld van een lid van de federatie, of een kredietverzuimswap met betrekking tot een lidstaat of een lid van een federatie, de bevoegde autoriteit van die lidstaat,

  2. met betrekking tot overheidsschuld van de Unie of een kredietverzuimswap met betrekking tot de Unie, de bevoegde autoriteit van het rechtsgebied waar de dienst die de schuld uitgeeft, zich bevindt,

  3. met betrekking tot overheidsschuld van verschillende lidstaten die via een special purpose vehicle optreden, of een kredietverzuimswap op dat special purpose vehicle, de bevoegde autoriteit van het rechtsgebied waar het special purpose vehicle is gevestigd,

  4. met betrekking tot overheidsschuld van een door twee of meer lidstaten opgerichte internationale financiële instelling die tot doel heeft middelen bijeen te brengen en financiële bijstand te verlenen ten behoeve van haar leden als deze ernstige financiële problemen ondervinden of dreigen te ondervinden, de bevoegde autoriteit van het rechtsgebied waar de internationale financiële instelling is gevestigd,

  5. met betrekking tot een ander dan een in punt i) tot en met iv) bedoeld financieel instrument, de bevoegde autoriteit voor dat financieel instrument als omschreven in artikel 2, punt 7, van Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie(11) en bepaald overeenkomstig hoofdstuk III van die verordening,

  6. met betrekking tot een financieel instrument dat niet onder de punten i) tot en met v) valt, de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het financieel instrument voor het eerst tot de handel op een handelsplatform is toegelaten,

  7. met betrekking tot een door de Europese Investeringsbank uitgegeven schuldinstrument, de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de Europese Investeringsbank gelegen is;

k) „activiteiten van marketmakers” :

de activiteiten van een beleggingsonderneming, een kredietinstelling, een entiteit van een derde land, of een onderneming als bedoeld in artikel 20, lid 1, onder l), van Richtlijn 2004/39/EG, die lid is van een handelsplatform of van een markt in een derde land, waarvan het juridisch en toezichtskader door de Commissie uit hoofde van artikel 17, lid 2, gelijkwaardig is verklaard, wanneer deze als opdrachtgever handelt in een financieel instrument, ongeacht of dit op of buiten een handelsplatform om wordt verhandeld, op een van de volgende wijzen:

  1. door gelijktijdig vaste bied- en laatkoersen van een vergelijkbare omvang en tegen concurrerende prijzen bekend te maken, met als resultaat dat de markt op regelmatige en voortdurende basis van liquiditeit wordt voorzien,

  2. door in het kader van zijn gewone bedrijfsvoering orders uit te voeren die door klanten zijn geïnitieerd of waarvoor klanten een handelsverzoek hebben gedaan,

  3. door posities die uit het vervullen van de onder punt i) en ii) genoemde taken voortvloeien, af te dekken;

l) „handelsplatform” :
een gereglementeerde markt in de zin van artikel 4, lid 1, punt 14, van Richtlijn 2004/39/EG, of een multilaterale handelsfaciliteit in de zin van artikel 4, lid 1, punt 15, van Richtlijn 2004/39/EG;
m) „belangrijkste handelsplatform” :
met betrekking tot een aandeel, het handelsplatform waar de hoogste omzet in dat aandeel wordt gerealiseerd;
n) „vergunninghoudende primary dealer” :
een natuurlijke of rechtspersoon die een overeenkomst heeft getekend met een overheidsemittent of die door of namens een overheidsemittent formeel als primary dealer is erkend en die zich er overeenkomstig die overeenkomst of erkenning toe verbindt als opdrachtgever te handelen met betrekking tot transacties op de primaire of secundaire markt die verband houden met de schuld die door deze emittent wordt uitgegeven;
o) „centrale tegenpartij” :
een juridische entiteit die zichzelf tussen tegenpartijen plaatst bij contracten die op één of meer financiële markten worden verhandeld, daarbij de koper wordt voor elke verkoper en de verkoper voor elke koper, en verantwoordelijk is voor de exploitatie van een clearingsysteem;
p) „handelsdag” :
een handelsdag als bedoeld in artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1287/2006;
q) „omzet” van een aandeel:
omzet in de zin van artikel 2, punt 9, van Verordening (EG) nr. 1287/2006.
2.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 42 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1 van dit artikel bepaalde definities te specificeren, in het bijzonder om te specificeren wanneer een natuurlijke of rechtspersoon geacht wordt een financieel instrument in eigendom te hebben voor de toepassing van de in lid 1, onder b), bepaalde definitie van shorttransactie.

Artikel 3 Short- en longposities

1.

Voor de toepassing van deze verordening wordt een positie die uit een van de volgende gevallen voortvloeit, aangemerkt als een shortpositie in geplaatst kapitaal of in uitgegeven overheidsschuld:

  1. een shorttransactie in een door een onderneming uitgegeven aandeel of in een door een overheidsemittent uitgegeven schuldinstrument;

  2. het aangaan van een transactie die een ander financieel instrument dan een in punt a) bedoeld instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het gevolg of een van de gevolgen is dat de natuurlijke of rechtspersoon die de transactie aangaat een financieel voordeel geniet in het geval de koers of de waarde van het aandeel of het schuldinstrument daalt.

2.

Voor de toepassing van deze verordening wordt een positie die uit een van de volgende gevallen voortvloeit, aangemerkt als een longpositie in geplaatst kapitaal of in uitgegeven overheidsschuld:

  1. het houden van een door een onderneming uitgegeven aandeel of van een door een overheidsemittent uitgegeven schuldinstrument;

  2. het aangaan van een transactie die een ander financieel instrument dan een in punt a) bedoeld instrument tot stand brengt of daarmee verband houdt en waarvan het gevolg of een van de gevolgen is dat die natuurlijke of rechtspersoon die de transactie aangaat een financieel voordeel geniet in het geval de koers of de waarde van het aandeel of het schuldinstrument stijgt.

3.

Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt de berekening van een short- en van een longpositie, voor wat betreft elke positie die door de desbetreffende persoon indirect wordt aangehouden (waaronder via of door middel van een index, effectenmand of een belang in een indexfonds of soortgelijke entiteit), uitgevoerd door de natuurlijke of rechtspersoon in kwestie, die in redelijkheid handelt met inachtneming van openbaar beschikbare informatie over de samenstelling van de desbetreffende index, effectenmand of de belangen van het desbetreffende indexfonds of soortgelijke entiteit. Bij het berekenen van een dergelijke short- en longpositie, is niemand verplicht om van een ander realtime informatie over deze samenstelling te verkrijgen.

Voor de toepassing van de leden 1 en 2 wordt in de berekening van de short- en de longpositie in overheidsschuld ook iedere kredietverzuimswap op overheidsschuld meegenomen, die verband houdt met de overheidsemittent.

4.

Voor de toepassing van deze verordening wordt de positie die overblijft nadat elke longpositie van een natuurlijke of rechtspersoon in het uitgegeven aandelenkapitaal in mindering is gebracht op enige shortpositie van deze natuurlijke of rechtspersoon in dat kapitaal, aangemerkt als een netto shortpositie in het uitgegeven aandelenkapitaal van de desbetreffende onderneming.

5.

Voor de toepassing van deze verordening wordt de positie die overblijft nadat elke longpositie van een natuurlijke of rechtspersoon in uitgegeven overheidsschuld en elke longpositie in schuldinstrumenten van een overheidsemittent, waarvan de koers een hoge correlatie heeft met de koers van diezelfde overheidsschuld, in mindering zijn gebracht op elke shortpositie van deze natuurlijke of rechtspersoon in diezelfde overheidsschuld, aangemerkt als een netto shortpositie in de uitgegeven overheidsschuld van de desbetreffende overheidsemittent.

6.

De berekening van overheidsschuld krachtens de leden 1 tot en met 5 wordt per individuele overheidsemittent verricht, ook indien onderscheiden entiteiten namens de overheidsemittent overheidsschuld uitgeven.

7.

De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 42 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te specificeren:

  1. de gevallen waarin een natuurlijke of rechtspersoon voor de toepassing van lid 2 geacht wordt een aandeel of schuldinstrument te bezitten;

  2. de gevallen waarin een natuurlijke of rechtspersoon voor de toepassing van de leden 4 en 5 een netto shortpositie heeft, alsook welke methode voor het berekenen van een dergelijke positie wordt gehanteerd;

  3. de methode voor het berekenen van posities voor de toepassing van de leden 3, 4 en 5 wanneer verschillende entiteiten in een groep long- of shortposities hebben of voor fondsbeheeractiviteiten met betrekking tot afzonderlijke fondsen.

Voor de toepassing van punt c) van de eerste alinea moet de berekeningsmethode in het bijzonder rekening houden met de vraag, of er met betrekking tot een bepaalde emittent verschillende investeringsstrategieën worden gevolgd via verscheidene afzonderlijke fondsen die door dezelfde fondsbeheerder worden beheerd, of met betrekking tot een bepaalde emittent dezelfde investeringsstrategie wordt gevolgd via verscheidene fondsen, en of met betrekking tot een bepaalde emittent verscheidene portfolio’s binnen dezelfde entiteit op discretionaire basis worden beheerd aan de hand van dezelfde investeringsstrategie.

Artikel 4 Ongedekte positie in een kredietverzuimswap op overheidschuld

HOOFDSTUK II TRANSPARANTIE VAN NETTO SHORTPOSITIES

Artikel 5 Melding van aanmerkelijke netto shortposities in aandelen aan de bevoegde autoriteiten

Artikel 6 Openbaarmaking van aanmerkelijke netto shortposities in aandelen aan het publiek

Artikel 7 Melding van aanmerkelijke netto shortposities in overheidsschuld aan de bevoegde autoriteiten

Artikel 8 Melding aan de bevoegde autoriteiten van ongedekte posities in kredietverzuimswaps op overheidschuld

Artikel 9 Methode voor melding en openbaarmaking

Artikel 10 Toepassing van meldings- en openbaarmakingsvereisten

Artikel 11 Aan ESMA te verstrekken informatie

HOOFDSTUK III ONGEDEKTE SHORTTRANSACTIES

Artikel 12 Beperkingen op ongedekte shorttransacties in aandelen

Artikel 13 Beperkingen op ongedekte shorttransacties in overheidsschuld

Artikel 14 Beperkingen op ongedekte kredietverzuimswaps op overheidsschuld

Artikel 15 Buy-in-procedures

HOOFDSTUK IV VRIJSTELLINGEN

Artikel 16 Vrijstelling indien het belangrijkste handelsplatform in een derde land gelegen is

Artikel 17 Vrijstelling voor activiteiten van marketmakers en handelingen op de primaire markt

HOOFDSTUK V INTERVENTIEBEVOEGDHEDEN VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN EN VAN DE EAEM

AFDELING 1 Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

Artikel 18 Melding en openbaarmaking in uitzonderlijke omstandigheden

Artikel 19 Melding door uitleners in uitzonderlijke omstandigheden

Artikel 20 Beperkingen op short selling en soortgelijke transacties in uitzonderlijke omstandigheden

Artikel 21 Beperkingen op kredietverzuimswaps op overheidschuld in uitzonderlijke omstandigheden

Artikel 22 Maatregelen door andere bevoegde autoriteiten

Artikel 23 De bevoegdheid om short selling in financiële instrumenten tijdelijk te beperken in het geval van een aanmerkelijke koersdaling

Artikel 24 Termijn voor beperkingen

Artikel 25 Mededeling over beperkingen

Artikel 26 Kennisgeving aan ESMA en de andere bevoegde autoriteiten

AFDELING 2 Bevoegdheden van ESMA

Artikel 27 Coördinatie door ESMA

Artikel 28 Interventiebevoegdheden van ESMA in uitzonderlijke omstandigheden

Artikel 29 Interventiebevoegdheden van ESMA in noodsituaties met betrekking tot overheidsschuld

Artikel 30 Nadere specificatie van ongunstige gebeurtenissen of ontwikkelingen

Artikel 31 Onderzoeken door ESMA

HOOFDSTUK VI TAAK VAN DE BEVOEGDE AUTORITEITEN

Artikel 32 Bevoegde autoriteiten

Artikel 33 Bevoegdheden van de bevoegde autoriteiten

Artikel 34 Beroepsgeheim

Artikel 35 Verplichting tot samenwerking

Artikel 36 Samenwerking met ESMA

Artikel 37 Samenwerking in geval van een verzoek om inspecties of onderzoeken ter plaatse te verrichten

Artikel 38 Samenwerking met derde landen

Artikel 39 Doorgifte en opslag van persoonsgegevens

Artikel 40 Openbaarmaking van informatie aan derde landen

Artikel 41 Sancties

HOOFDSTUK VII GEDELEGEERDE HANDELINGEN

Artikel 42 Uitoefening van de delegatie

Artikel 43 Uiterste termijn voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen

HOOFDSTUK VIII UITVOERINGSHANDELINGEN

Artikel 44 Comitéprocedure

HOOFDSTUK IX OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 45 Toetsing en rapportering

Artikel 46 Overgangsbepaling

Artikel 47 Personele en andere middelen van ESMA

Artikel 48 Inwerkingtreding