Home

Verordening (EU) nr. 462/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus (Voor de EER relevante tekst)

Verordening (EU) nr. 462/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1060/2009 inzake ratingbureaus (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(1),

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Verordening (EG) nr. 1060/2009 van het Europees Parlement en de Raad(4) vereist dat ratingbureaus aan gedragsregels voldoen om mogelijke belangenconflicten te beperken, en om voor een hoge kwaliteit en voldoende transparantie van de ratings en het ratingproces te zorgen. Ingevolge de bij Verordening (EU) nr. 513/2011 van het Europees Parlement en de Raad(5) ingevoerde wijzigingen heeft de Europese toezichthoudende autoriteit (de Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Securities and Markets Authority — ESMA), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(6) de bevoegdheid om ratingbureaus te registreren en er toezicht op uit te oefenen. Deze verordening vult het huidige regelgevingskader voor ratingbureaus aan. Enkele van de meest prangende kwesties, zoals belangenconflicten als gevolg van het „issuer-pays-model” en openbaarmaking voor gestructureerde financieringsinstrumenten, zijn aangepakt en het kader zal moeten worden herzien na gedurende een redelijke tijdsspanne van kracht te zijn geweest, om te beoordelen of het deze kwesties volledig oplost. Ondertussen is de noodzaak om de transparantie- en procedurele eisen en het moment voorbekendmaking specifiek voor de overheidsratings te herzien, door de huidige schuldencrisis onderstreept.

  2. In zijn resolutie van van 8 juni 2011 over kredietratingsbureaus: toekomstperspectieven, heeft het Europees Parlement opgeroepen om de regelgeving inzake ratingbureaus te versterken(7). Op een informele vergadering van 30 september en 1 oktober 2010 heeft de Ecofin-Raad bevestigd dat verdere inspanningen moeten worden geleverd om een aantal kwesties aan te pakken in verband met ratingactiviteiten,met inbegrip van het risico van een overmatig vertrouwen op ratings en het risico op belangenconflicten als gevolg van het beloningsmodel van ratingbureaus. De Europese Raad van 23 oktober 2011 heeft geconcludeerd dat vooruitgang noodzakelijk is aangaande het verminderen van het overmatig vertrouwen op ratings.

  3. Op internationaal niveau heeft de Raad voor financiële stabiliteit (Financial Stability Board — FSB), waarvan de Europese Centrale Bank (ECB) als instelling lid is, op 20 oktober 2010 beginselen bekrachtigd om het vertrouwen door de autoriteiten en de financiële instellingen op de ratings van ratingbureaus te verminderen (hierna „de FSB-beginselen” genoemd). De FSB-beginselen zijn bekrachtigd door de G20-top in Seoul in november 2010. Het is derhalve passend dat de sectoraal bevoegde autoriteiten de praktijken van de marktdeelnemers beoordelen en hen aansporen de gevolgen van dergelijke praktijken te beperken. Het is aan de sectoraal bevoegde autoriteiten te beslissen welke maatregelen ter aansporing hiervoor het meest geschikt zijn. De ESMA dient, in voorkomend geval in samenwerking met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(8) en met de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen), ingesteld bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(9), maatregelen te nemen om de convergentie van toezichtactiviteiten te vergemakkelijken in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 1095/2010, en binnen het kader van de onderhavige verordening.

  4. Ratingbureaus moeten investeerders op de hoogte stellen van de gegevens inzake de kans op gebreken in ratings en ratingoutlooks op basis van historische prestatiegegevens als bekendgemaakt in de door ESMA opgezette centrale databank.

  5. Krachtens de FSB-beginselen „[moeten] centrale banken hun eigen kredietbeoordelingen van financiële instrumenten maken die zij voor markttransacties aanvaarden, zowel als onderpand alsook als directe aankopen. Centrale banken dienen mechanische benaderingswijzen te vermijden die kunnen leiden tot onnodig abrupte en vergaande veranderingen in de beleenbaarheid van financiële instrumenten en het niveau van haircuts, wat zogenoemde „cliff-effecten” kan verergeren. Daarnaast heeft de ECB in haar advies van 2 april 2012 zijn toewijding uitgesproken steun te geven aan de gemeenschappelijke doelstelling aangaande het verminderen van het in overmatig vertrouwen op externe kredietratings. In dit verband brengt de ECB regelmatig verslag uit over de diverse maatregelen die door het Eurosystem worden genomen om het overmatig vertrouwen op kredietratings te verminderen. Krachtens artikel 284, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) stelt de ECB een jaarverslag over de werkzaamheden van het Europees Stelsel van centrale banken (European System of Central Banks — ESCB) en over het monetair beleid in het afgelopen jaar en het lopende jaar op voor het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, alsmede voor de Europese Raad. De president van de ECB legt dit verslag voor aan het Europees Parlement dat op die basis een algemeen debat kan houden, en aan de Raad. De ECB kan voorts in dergelijke verslagen beschrijven op welke wijze zij uitvoering heeft gegeven aan de FSB-beginselen en de door haar gebruikte alternatieve beoordelingsmechanismen.

  6. De Unie streeft een herziening na van, in een eerste stadium, iedere verwijzing in het Unierecht naar ratings die uitsluitend of mechanisch vertrouwen op ratings teweegbrengen of teweeg kunnen brengen, en van, in een tweede stadium, alle verwijzingen naar ratings voor regelgevende doeleinden met de bedoeling deze tegen 2020 te schrappen, op voorwaarde dat passende alternatieven voor kredietrisicobeoordeling zijn ontwikkeld en worden toegepast.

  7. De relevantie van de ratingoutlooks voor de beleggers en de uitgevende instellingen en de effecten ervan op de markten zijn vergelijkbaar met de relevantie en de effecten van de ratings. Bijgevolg moeten alle vereisten van Verordening (EG) nr. 1060/2009 die erop gericht zijn ervoor te zorgen dat ratingactiviteiten nauwkeurig, transparant en vrij van belangenconflicten zijn ook op de ratingoutlooks van toepassing zijn. Volgens de huidige toezichtpraktijk is een aantal vereisten van die verordening van toepassing op ratingoutlooks. Deze verordening moet zorgen voor verduidelijking van de regels en voor rechtszekerheid door het invoeren van een definitie van ratingoutlooks en door te verduidelijken welke specifieke bepalingen op ratingoutlooks van toepassing zijn. De definitie van ratingoutlooks dient ook te omvatten opinies betreffende de waarschijnlijke richting van een rating op korte termijn, gewoonlijk „credit watches” genoemd.

  8. Op middellange termijn moet het belang van vervolgmaatregelen worden beoordeeld om verwijzingen naar ratings ten behoeve van regelgevende doelen uit financiele regelgeving te schrappen en om risicoweging van activa middels ratings uit te sluiten. Kredietratingbureaus zijn momenteel belangrijke deelnemers aan de financiële markten. Als gevolg hiervan zijn de onafhankelijkheid en de integriteit van de ratingbureaus en hun ratingactiviteiten van bijzonder belang om hun geloofwaardigheid tegenover de marktdeelnemers, in het bijzonder de beleggers en de andere gebruikers van kredietratings, te waarborgen. Verordening (EG) nr. 1060/2009 bepaalt dat ratingbureaus geregistreerd moeten zijn en onder toezicht moeten staan omdat hun diensten een aanzienlijke impact hebben op het algemeen belang. Ratings, anders dan beleggingsonderzoek, zijn niet louter opinies over een waarde of een prijs voor een financieel instrument of een financiële verplichting. Ratingbureaus zijn niet louter financiële analisten of beleggingsadviseurs. Ratings hebben regelgevingswaarde voor de gereguleerde beleggers, zoals kredietinstellingen, verzekeringsmaatschappijen en andere institutionele beleggers. Hoewel de prikkels om excessief op ratings te vertrouwen momenteel worden verminderd, sturen, met name wegens informatieasymmetrie en voor efficiëntiedoeleinden, ratings nog steeds beleggingskeuzen. In deze context moeten ratingbureaus onafhankelijk zijn en als zodanig door de marktdeelnemers worden ervaren, en moeten hun ratingmethodes transparant zijn en als zodanig moeten worden ervaren.

  9. Overmatig vertrouwen op ratings moet worden verminderd en alle automatische effecten die uit ratings voortvloeien, moeten geleidelijk aan worden geëlimineerd. Kredietinstellingen en beleggingsinstellingen moeten worden aangemoedigd interne procedures voor het uitvoeren van eigen kredietrisicobeoordelingen in te voeren en zij moeten beleggers aansporen om een due diligence-onderzoek uit te voeren. In dat verband wordt in deze verordening bepaald dat financiële instellingen niet uitsluitend of op een mechanische wijze op ratings moeten vertrouwen. Deze instellingen dienen om die reden te vermijden dat zij contracten sluiten, waarbij uitsluitend of op een mechanische wijze op ratings wordt vertrouwd, en zij dienen te vermijden deze in contracten te gebruiken als de enige parameter voor het beoordelen van de kredietwaardigheid van investeringen of voor het besluiten om te kopen of te verkopen.

  10. Verordening (EG) nr. 1060/2009 voorzag reeds in een eerste ronde van maatregelen om de kwestie van de onafhankelijkheid en de integriteit van de ratingbureaus en hun ratingactiviteiten aan te pakken. De doelstellingen van waarborging van de onafhankelijkheid van de ratingbureaus en identificatie, beheer en, voor zover mogelijk, vermijding van alle belangenconflicten die zouden kunnen ontstaan, lagen al ten grondslag aan verschillende bepalingen van die verordening. De selectie en beloning van het ratingbureau door de beoordeelde entiteit (het „issuer-pays-model”) veroorzaakt inherente belangenconflicten. Onder dat model zijn er voor de ratingbureaus prikkels om zelfgenoegzame ratings over de uitgevende instelling af te geven teneinde een langdurige zakelijke relatie die inkomsten garandeert veilig te stellen of extra werkzaamheden en inkomsten veilig te stellen. Bovendien kunnen de relaties tussen de aandeelhouders van ratingbureaus en de beoordeelde entiteiten belangenconflicten veroorzaken die door de bestaande regels niet voldoende worden behandeld. Bijgevolg kunnen onder het issuer-pays-model afgegeven ratings gezien worden als ratings die geschikt zijn voor de uitgevende instelling in plaats van ratings waaraan de belegger behoefte heeft. Het is essentieel de voorwaarden van onafhankelijkheid voor de ratingbureaus te versterken om het niveau van geloofwaardigheid van de volgens het issuer-pays-model afgegeven ratings te vergroten.

  11. Om concurrentie te vergroten op een markt die tot nu toe door drie ratingbureaus werd gedomineerd, dienen maatregelen te worden genomen ter stimulering van het gebruik van kleinere ratingbureaus. Het is een praktijk van de laatste tijd dat uitgevende instellingen of gelieerde derden ratings vragen van twee of meer ratingbureaus, en om die reden moet de uitgevende instelling of een gelieerde derde, wanneer om meer dan één rating wordt gevraagd, overwegen ten minste één ratingbureau in te schakelen dat een marktaandeel van niet meer dan 10 % heeft en dat door de uitgevende instelling of een gelieerde derde in staat wordt geacht de desbetreffende uitgifte of entiteit te beoordelen.

  12. De ratingmarkt laat zien dat ratingbureaus en beoordeelde entiteiten traditioneel langdurige relaties aangaan. Dit geeft aanleiding tot het risico van een te grote mate van vertrouwdheid, aangezien het kan voorkomen dat het ratingbureau te veel met de verlangens van de beoordeelde entiteit sympathiseert. In die omstandigheden zou de onpartijdigheid van het ratingbureau mettertijd twijfelachtig kunnen worden. Door een emitterende onderneming aangestelde en betaalde ratingbureaus hebben immers een prikkel om al te gunstige ratings over die beoordeelde entiteit of haar schuldinstrumenten af te geven teneinde de zakelijke relatie met die uitgevende instelling gaande te houden. Uitgevende instellingen zijn ook onderhevig aan prikkels die langdurige relaties bevorderen, zoals het lock-in-effect waarbij een uitgevende instelling ervan afziet van ratingbureau te veranderen omdat dit bij de beleggers bezorgdheid over de kredietwaardigheid van de uitgevende instelling zou kunnen veroorzaken. Dit probleem is reeds geïdentificeerd in Verordening (EG) nr. 1060/2009, op grond waarvan de ratingbureaus een roulatiemechanisme dienden toe te passen dat zorgde voor geleidelijke wijzigingen in de samenstelling van de analistenteams en ratingcomités zodat de onafhankelijkheid van de ratinganalisten en degenen die de ratings goedkeurden niet in gevaar kwam. Het succes van die regels was echter in hoge mate afhankelijk van een gedragsoplossing binnen het ratingbureau, namelijk de feitelijke onafhankelijkheid en het feitelijke professionalisme van de werknemers van het ratingbureau tegenover de commerciële belangen van het ratingbureau zelf. Deze regels waren niet bestemd om aan derden voldoende waarborg te verschaffen dat de belangenconflicten als gevolg van de langdurige relatie effectief zouden worden beperkt of vermeden. Een manier om dit te realiseren, kan erin bestaan de periode gedurende dewelke een ratingbureau ononderbroken ratings over dezelfde uitgevende instelling of haar schuldinstrumenten kan afgeven, te beperken. Het instellen van een maximumduur voor de contractsrelatie tussen de beoordeelde uitgevende instelling of de uitgevende instelling van het beoordeelde schuldinstrument en het ratingbureau, moet de prikkel wegnemen om gunstige ratings met betrekking tot die uitgevende instelling af te geven. Aanvullend zal het verplicht stellen van roulatie van ratingbureaus als een normale en regelmatige marktpraktijk, ook het probleem van het lock-in-effect daadwerkelijk minder groot maken. Ten slotte moet de roulatie van ratingbureaus positieve effecten hebben op de ratingmarkt aangezien nieuwe markttoetredingen zullen worden vergemakkelijkt en bestaande ratingbureaus de kans zullen krijgen om nieuwe activiteiten te ondernemen.

  13. Het is evenwel van belang dat de tenuitvoerlegging van een roulatiemechanisme zodanig wordt ontworpen dat de voordelen van een dergelijk mechanisme ruimschoots opwegen tegen de negatieve effecten die het kan hebben. Een frequente roulatie kan bijvoorbeeld resulteren in hogere kosten voor uitgevende instellingen en ratingbureaus omdat de kosten verbonden aan het beoordelen van een nieuwe entiteit of een nieuw financieel instrument normaal gezien hoger liggen dan de kosten van het doorlichten van een reeds uitgegeven rating. Ook kost het een aanzienlijke hoeveelheid tijd en middelen om als ratingbureau een plaats te verwerven, ongeacht of dit als een nichespeler is dan wel als ratingbureau dat alle activaklassen dekt. Daarnaast kan een voortdurende roulatie van ratingbureaus aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de kwaliteit en de continuïteit van ratings. Even belangrijk is dat de implementatie van een roulatiemechanisme met voldoende waarborgen gepaard gaat, opdat de markt zich geleidelijk kan aanpassen voordat het mechanisme in de toekomst eventueel wordt aangescherpt. Dit kan worden bereikt door de werkingssfeer van het mechanisme te beperken tot hersecuritisaties, hetgeen een beperkte bron van bankfinanciering is, en tegelijk te toestaan dat reeds uitgegeven ratings worden doorgelicht op aanvraag, zelfs nadat het roulatiemechanisme verplicht wordt. Roulatie moet dus in de regel alleen van invloed zijn op nieuwe hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator. De Commissie moet nagaan of het gepast is een beperkt roulatiemechanisme te handhaven of het ook toe te passen op andere activaklassen en, indien dit het geval is, of andere activaklassen een andere behandeling behoeven met betrekking tot bijvoorbeeld de maximale duur van de contractuele relatie. Indien het roulatiemechanisme voor andere activaklassen wordt ingesteld, dient de Commissie te beoordelen of het ratingbureau verplicht moet worden aan het eind van de maximale duur van de contractuele relatie aan het inkomende ratingbureau gegevens te overleggen over de uitgevende instelling en over de beoordeelde financiële instrumenten (het zogenaamde „handover”-dossier).

  14. Het is passend om roulatie op de ratingmarkt voor hersecuritisaties te introduceren. Ten eerste is dat het segment van de Europese markt voor securitisaties dat sinds de financiële crisis ondermaats heeft gepresteerd, en derhalve is de noodzaak om belangenconflicten aan te pakken in dit marktsegment het grootst. Ten tweede is het kredietrisico in hersecuritisaties in de regel uniek voor elke transactie, terwijl het kredietrisico van bijvoorbeeld door rechtspersonen uitgegeven schuldinstrumenten in hoge mate afhangt van de schuldaflossingscapaciteit van de uitgevende instelling zelf. Het risico dat kennis bij het inschakelen van een nieuw ratingbureau verloren gaat, is derhalve niet groot. Met andere woorden, hoewel op dit moment slechts een beperkt aantal ratingbureaus op de ratingmarkt voor hersecuritisaties actief is, is deze markt uit haar aard meer open voor concurrentie en een roulatiemechanisme kan de stuwende kracht voor een grotere dynamiek op deze markt zijn. Tot slot zij erop gewezen dat de ratingmarkt van hersecuritisaties door een paar grote ratingkantoren wordt gedomineerd maar dat er ook andere spelers zijn die knowhow op dit gebied hebben opgebouwd.

  15. Regelmatige roulatie van ratingbureaus die ratings over hersecuritisaties afgeven, moet de evaluatie van de kredietwaardigheid gedifferentieerder maken. Wanneer de ratingbureaus talrijke en verschillende zienswijzen, perspectieven en methodologieën hanteren, moet dit leiden tot meer gediversifieerde ratings en moet daardoor uiteindelijk de beoordeling van de kredietwaardigheid van hersecuritisaties verbeteren. Om dergelijke diversiteit een rol te laten spelen en zelfgenoegzaamheid van zowel de initiatoren als de ratingbureaus te voorkomen, moet de maximumperiode tijdens welke het ratingbureau ratings over hersecuritisaties van dezelfde initiator mag afgeven, worden beperkt tot een niveau dat een regelmatige nieuwe beoordeling van de kredietwaardigheid waarborgt. Op grond van deze factoren is, mede gelet op de behoefte om te voorzien in enige continuïteit in de benadering van ratings, een periode van vier jaar passend. Indien ten minste vier ratingbureaus zijn aangesteld, zijn de doelstellingen voor een roulatiemechanisme reeds gehaald en is het roulatievereiste bijgevolg niet van toepassing. Teneinde voor daadwerkelijke concurrentie te zorgen, moet een dergelijke uitzondering uitsluitend gelden indien ten minste vier van de aangestelde ratingbureaus ratings afgeven voor een bepaalde deel van de uitstaande financiële instrumenten van de initiator.

  16. Een roulatiemechanisme voor hersecuritisaties dient rond een initiator te zijn georganiseerd. Hersecuritisaties worden uitgegeven uit voor een bijzonder doel opgerichte vehikels zonder enige significante schuldaflossingscapaciteit. Het rond een uitgevende instelling structureren van een roulatiemechanisme betekent derhalve dat het mechanisme niet doeltreffend zou zijn. Omgekeerd zou het rond een sponsor structureren van een roulatiemechanisme betekenen dat de uitzondering in vrijwel alle gevallen van toepassing zou zijn.

  17. Een roulatiemechanisme kan een belangrijk instrument zijn voor het verlagen van de obstakels voor de toegang tot de ratingmarkt voor hersecuritisaties. Tegelijkertijd zou zo’n mechanisme het moeilijker maken voor nieuwe spelers om zich een vaste plaats op de markt te verwerven aangezien het hen niet zou worden toegestaan vervolgcontracten met hun klanten te sluiten. Derhalve dienen kleine ratingbureaus van deelname aan roulatiemechanismen te worden vrijgesteld.

  18. Om doeltreffend te zijn moet het roulatiemechanisme op geloofwaardige wijze worden toegepast. De roulatievereiste zou haar doelstellingen niet bereiken indien het uitgaande ratingbureau binnen een te korte periode opnieuw ratingdiensten voor hersecuritisaties van dezelfde initiator zou mogen verrichten. Bijgevolg is het belangrijk te voorzien in een passende periode waarbinnen het uitgaande ratingbureau niet kan worden aangesteld om ratingdiensten voor hersecuritisaties van dezelfde initiator te verrichten. Die periode moet voldoende lang zijn om het inkomende ratingbureau in de mogelijkheid te stellen zijn ratingdiensten effectief voor de uitgevende instelling te verrichten teneinde ervoor te zorgen dat de hersecuritisaties echt aan een nieuw nauwkeurig onderzoek worden onderworpen volgens een andere aanpak en te waarborgen dat de door het nieuwe ratingbureau afgegeven ratings voldoende continuïteit hebben. Tegelijkertijd geldt dat de goede werking van een roulatiemechanisme mede wordt bepaald door het aantal ratingbureaus dat over voldoende knowhow op het gebied van hersecuritisaties beschikt en, dus, door de duur van de roulatieperioden. De duur van de periode dient derhalve evenredig te zijn, dient gelijk te zijn aan de looptijd van de verlopen overeenkomst van het uitgaande ratingbureau maar mag niet langer duren dan vier jaar.

  19. Een regelmatige roulatie van ratingbureaus vereisen is evenredig met het nagestreefde doel. De eis is enkel van toepassing op geregistreerde ratingbureaus die gereguleerd zijn en die een dienst verrichten die van invloed is op het algemeen belang (het afgeven van ratings kan voor regelgevingsdoeleinden gebruikt worden), onder het issuer-pays-model en voor een bepaalde activaklasse (hersecuritisaties). Het voorrecht dat erkend wordt dat diensten een belangrijke rol spelen bij de regulering van de financiëledienstenmarkt en dat goedkeuring wordt verleend om deze functie uit te voeren, brengt met zich mee dat bepaalde verplichtingen moeten worden gerespecteerd om in alle omstandigheden de onafhankelijkheid en de perceptie van onafhankelijkheid te waarborgen. Een ratingbureau dat geen rating voor hersecuritisaties van een bepaalde initiator mag afgeven, mag nog steeds een rating afgeven voor hersecuritisaties van andere initiatoren en voor andere activaklassen. In een marktcontext waarin de roulatieregel op alle marktdeelnemers van toepassing is, zullen zich bedrijfskansen aandienen aangezien alle ratingbureaus dienen te rouleren. Bovendien kunnen ratingbureaus altijd niet aangevraagde ratings over hersecuritisaties van dezelfde initiator afgeven en zo hun ervaring exploiteren. Niet aangevraagde ratings worden niet beperkt door het issuer-pays-model en zijn bijgevolg in theorie minder onderhevig aan potentiële belangenconflicten. Ook voor de klanten van ratingbureaus vormen de maximumduur van de contractsrelatie met een ratingbureau en de eis meer dan één ratingbureau in dienst te nemen beperkingen van hun vrijheid om hun eigen bedrijf uit te oefenen. Deze beperkingen zijn evenwel noodzakelijk op gronden van algemeen belang gelet op de interferentie van het issuer-pays-model met de noodzakelijke onafhankelijkheid van ratingbureaus om onafhankelijke ratings te waarborgen die door de beleggers voor regelgevingsdoeleinden kunnen worden gebruikt. Tegelijkertijd gaan deze beperkingen niet verder dan hetgeen noodzakelijk is en moeten zij veeleer worden gezien als het vergroten van de kredietwaardigheid van de hersecuritisaties tegenover andere partijen, en uiteindelijk de markt, verhoogt.

  20. De onafhankelijkheid van een ratingbureau tegenover een beoordeelde entiteit is eveneens onderhevig aan mogelijke belangenconflicten van een van de significante aandeelhouders ervan met de beoordeelde entiteit. Een aandeelhouder van een ratingbureau is mogelijk lid van de raad van bestuur of de raad van toezicht van een beoordeelde entiteit of een gelieerde derde. Verordening (EG) nr. 1060/2009 behandelt dit soort situatie slechts ten aanzien van de belangenconflicten die werden veroorzaakt door ratinganalisten, personen die de ratings goedkeuren of andere werknemers van het ratingbureau. Die verordening zwijgt echter over potentiële belangenconflicten die door aandeelhouders of vennoten van ratingbureaus werden veroorzaakt. Met het oog op het verbeteren van de perceptie van onafhankelijkheid van de ratingbureaus tegenover de beoordeelde entiteiten is het passend de in die verordening vervatte bestaande regels betreffende belangenconflicten die door werknemers van de ratingbureaus worden veroorzaakt, uit te breiden tot belangenconflicten die worden veroorzaakt door aandeelhouders of vennoten die een significante positie binnen het ratingbureau hebben. Bijgevolg moet het ratingbureau zich ervan onthouden ratings af te geven of moet het ratingbureau openbaar maken dat de rating kan worden beïnvloed, wanneer een aandeelhouder of een vennoot die in een positie is significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteit van dat agentschap ook lid is van de raad van bestuur of de raad van toezicht van de beoordeelde entiteit of in de beoordeelde entiteit heeft belegd wanneer de belegging een bepaalde omvang bereikt. Voorts moet het feit dat een aandeelhouder of een vennoot die ten minste 5 % van de stemrechten van het ratingbureau heeft, in de beoordeelde entiteit heeft belegd of lid is van de raad van bestuur of de raad van toezicht van de beoordeelde entiteit, openbaar worden gemaakt, althans indien deze belegging een bepaalde omvang bereikt. Bovendien mag, wanneer een aandeelhouder of een vennoot in een positie is significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteit van het ratingbureau, die persoon geen consultancy- of adviesdiensten betreffende ondernemingsstructuur of rechtsstructuur, activa, passiva of activiteiten ervan voor de beoordeelde entiteit of een gelieerde derde verrichten.

  21. Om te zorgen voor een werkbare toepassing van de regels inzake onafhankelijkheid en het voorkomen van belangenverstrengeling, zoals vastgelegd in Verordening (EG) nr. 1060/2009, en om te voorkomen dat zij ondoeltreffend geraken, is er een voldoende hoog aantal ratingbureaus nodig die niet verbonden zijn aan zowel het uitgaande ratingbureau in geval van roulatie als aan het ratingbureau dat gelijktijdig ratingdiensten verricht voor dezelfde uitgevende instelling. Het is derhalve passend een strikte scheiding tussen het uitgaande bureau en het inkomende ratingbureau te vereisen in het geval van roulatie en ook in het geval van twee ratingbureaus die gelijktijdig voor dezelfde uitgevende instelling ratingdiensten verrichten. De desbetreffende ratingbureaus dienen niet met elkaar verbonden te zijn door zeggenschap, door lidmaatschap van dezelfde groep van ratingbureaus, door aandeelhouderschap of vennootschap van of het bezit van stemrechten in een ander ratingbureau, of doordat zij in staat zijn leden te benoemen van de toezichthoudende of bestuursorganen van een ander ratingbureau.

  22. Ratingbureaus dienen een doeltreffende internecontrolestructuur in te stellen, in stand te houden, te handhaven en te documenteren die de tenuitvoerlegging van beleidsmaatregelen en procedures voor de preventie van en het toezicht op mogelijke belangenconflicten regelt, en voor het verzekeren van de onafhankelijkheid van ratings, ratinganalisten en ratingteams ten opzichte van aandeelhouders, administratieve en bestuursorganen en van de verkoop- en marketingactiviteiten. Standaardwerkvoorschriften dienen te worden ingesteld met betrekking tot corporate governance, organisatorische kwesties en het beheer van belangenconflicten. Deze standaardwerkvoorschriften dienen periodiek te worden herzien en worden gecontroleerd om de doeltreffendheid ervan te beoordelen en om na te gaan of zij bijgewerkt moeten worden.

  23. De perceptie van onafhankelijkheid van de ratingbureaus zou in het bijzonder worden beïnvloed mochten dezelfde aandeelhouders of vennoten beleggen in verschillende ratingbureaus die niet tot dezelfde groep van ratingbureaus behoren, althans indien dergelijke belegging een bepaalde omvang bereikt waardoor die aandeelhouders of vennoten invloed op het bedrijf van het ratingbureau zouden kunnen uitoefenen. Bijgevolg is het, om de onafhankelijkheid (en de perceptie van onafhankelijkheid) van de ratingbureaus te verzekeren, passend te voorzien in striktere regels betreffende de relaties tussen de ratingbureaus en hun aandeelhouders of vennoten. Om deze reden mag geen enkele persoon tegelijk een participatie van 5 % of meer in meer dan één ratingbureau hebben, tenzij de betrokken ratingbureaus tot dezelfde groep behoren.

  24. De doelstelling van het verzekeren van voldoende onafhankelijkheid van de ratingbureaus vereist dat beleggers niet tegelijk beleggingen van 5 % of meer in meer dan één ratingbureau mogen hebben. In Richtlijn 2004/109/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2004 betreffende de transparantievereisten die gelden voor informatie over uitgevende instellingen waarvan effecten tot de handel op een gereglementeerde markt zijn toegelaten(10), is bepaald dat die personen welke ten minste 5 % van de stemrechten in een beursgenoteerde onderneming controleren, dit feit openbaar maken, omdat onder meer de beleggers er belang bij hebben op de hoogte te zijn van wijzigingen in de stemverhoudingen van een dergelijke onderneming. Het niveau van 5 % wordt bijgevolg als een belangrijke deelneming beschouwd die de stemverhoudingen in een onderneming kan beïnvloeden. Het is bijgevolg passend het niveau van 5 % te gebruiken voor het beperken van de gelijktijdige belegging in meer dan één ratingbureau. De maatregel kan niet als onevenredig worden beschouwd aangezien alle geregistreerde ratingbureaus in de Unie niet-beursgenoteerde ondernemingen zijn die bijgevolg niet onderworpen zijn aan de transparantie- en procedureregels die overeenkomstig Richtlijn 2004/109/EG van toepassing zijn op beursgenoteerde ondernemingen in de Unie. Vaak zijn niet-beursgenoteerde ondernemingen aan aandeelhoudersprotocollen of -overeenkomsten onderworpen en is het aantal aandeelhouders of vennoten gewoonlijk laag. Bijgevolg zou zelfs een minderheidpositie in een niet-beursgenoteerd ratingbureau invloedrijk kunnen zijn. Niettemin mag, om ervoor te zorgen dat louter economische beleggingen in ratingbureaus mogelijk blijven, deze beperking op simultane beleggingen in meer dan één ratingbureau zich niet uitstrekken tot beleggingen via collectieve beleggingsregelingen welke beheerd worden door derden die onafhankelijk zijn van de belegger en niet onder de invloed van de belegger staan.

  25. De bepalingen in deze verordening betreffende belangenconflicten met betrekking tot de aandeelhoudersstructuur moeten niet alleen betrekking hebben op directe maar ook op indirecte aandelenportefeuilles, aangezien deze regels anders gemakkelijk kunnen worden omzeild. Ratingbureaus moeten hun uiterste best doen om te weten wie hun indirecte aandeelhouders zijn, ten einde belangenconflicten te vermijden.

  26. De effectiviteit van de regels betreffende onafhankelijkheid en preventie van belangenconflicten die vereisen dat ratingbureaus niet gedurende lange tijd ratingdiensten voor dezelfde uitgevende instelling mogen verrichten, zou kunnen worden ondermijnd indien ratingbureaus aandeelhouder met een significant belang of vennoten van andere ratingbureaus zouden mogen worden.

  27. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat wijzigingen van de ratingmethodologieën niet in minder rigoureuze methodologieën resulteren. Met het oog hierop moeten uitgevende instellingen, beleggers en andere belanghebbende partijen de gelegenheid hebben om opmerkingen te maken over elke voorgenomen wijziging van ratingmethodologieën. Dit zal hen helpen de achterliggende redenen voor de nieuwe methodologieën en voor de wijziging in kwestie te begrijpen. De opmerkingen van de uitgevende instellingen en beleggers over de ontwerpmethodologieën kunnen voor de ratingbureaus een waardevolle inbreng zijn bij het bepalen van de methodologieën. De ESMA moet van voorgenomen wijzigingen in kennis worden gesteld. Ofschoon Verordening (EG) nr. 1060/2009 de ESMA mandateert om na te gaan of de door ratingbureaus gebruikte methodologieën gekenmerkt worden door zorgvuldigheid, systematiek, continuïteit en op basis van historische ervaring kunnen worden gevalideerd, onder meer door back-testing, mag de ESMA in het kader van dat verificatieproces echter geen bevoegdheid krijgen om te beoordelen of de voorgestelde methodologie of de inhoud van de ratings die na de toepassing van de methodologieën worden afgegeven passend zijn. Waar van toepassing dienen ratingmethodologieën rekening te houden met financiële risico’s die voortvloeien uit milieugevaren.

  28. Wegens de complexiteit van gestructureerde financieringsinstrumenten zijn de ratingbureaus er niet altijd in geslaagd een voldoende hoge kwaliteit van de over dergelijke instrumenten afgegeven ratings te verzekeren. Dit heeft tot een verlies van marktvertrouwen in dit soort ratings geleid. Om het vertrouwen terug te winnen, zou het passend zijn te vereisen dat uitgevende instellingen of gelieerde derden ten minste twee verschillende ratingbureaus in dienst nemen voor het verstrekken van ratings over gestructureerde financieringsinstrumenten, hetgeen tot verschillende en concurrerende beoordelingen zou kunnen leiden. Tevens zou dit het overdreven vertrouwen op één rating kunnen verminderen.

  29. Het voorstel van richtlijn betreffende de toegang tot de werkzaamheden van kredietinstellingen en het bedrijfseconomisch toezicht op kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en het voorstel van verordening betreffende prudentiële vereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, ter vervanging van Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(11) en Richtlijn 2006/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 inzake de kapitaaltoereikendheid van beleggingsondernemingen en kredietinstellingen(12) voeren een vereiste in ten aanzien van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen om het kredietrisico te beoordelen van entiteiten en financiële instrumenten waarin zij zelf beleggen en in dat verband niet alleen op ratings te vertrouwen. Dit vereiste moet tot andere financiële marktdeelnemers die onder het Unierecht worden gereguleerd, inclusief beleggingsbeheerders, worden uitgebreid. Voor alle deelnemers op de markt voor financiële diensten geldt evenwel dat dit voorschrift op een proportionele manier moet worden gehandhaafd, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van de betrokken marktdeelnemer. Het dient niet aan de lidstaten te worden toegestaan om regels op te leggen of te handhaven die strikter vertrouwen door deze beleggers op ratings mogelijk maken.

  30. Voorts zal het vermogen van de beleggers om een geïnformeerde beoordeling van de kredietwaardigheid van gestructureerde financieringsinstrumenten te maken, worden verbeterd indien aan de beleggers voldoende informatie over deze instrumenten zou worden verstrekt. Zo moet, aangezien het risico in het geval van gestructureerde financieringsinstrumenten in belangrijke mate afhangt van de kwaliteit en de prestaties van de onderliggende activa, aan beleggers meer informatie over de onderliggende activa verschaft worden. Daardoor zou de afhankelijkheid van de beleggers van de ratings verminderen. Bovendien zal de openbaarmaking van relevante informatie over gestructureerde financieringsinstrumenten de concurrentie tussen de ratingbureaus waarschijnlijk versterken, omdat dit tot een groter aantal niet aangevraagde ratings zou kunnen leiden. De Commissie dient uiterlijk januari 2016 de geschiktheid te beoordelen van het uitbreiden van de reikwijdte van deze openbaarmakingseis tot andere financiële producten, en dient daarover te rapporteren. Er zijn andere financiële producten, zoals gedekte obligaties en andere schulden waarvoor een zekerheid is gesteld, waarbij het risico in belangrijke mate afhangt van de kenmerken van de onderliggende zekerheden en waar het relevant zou kunnen zijn beleggers meer informatie over deze zekerheden te verschaffen.

  31. Beleggers, uitgevende instellingen en andere belanghebbende partijen moeten toegang hebben tot actuele ratinginformatie op een centrale website. ESMA zal Europees ratingplatform oprichten, welke beleggers in staat moet stellen alle ratings voor een bepaalde beoordeelde entiteit makkelijk te vergelijken. Het is belangrijk dat op de website van het Europees ratingplatform alle beschikbare ratings per instrument staan om de beleggers in staat te stellen de hele verscheidenheid van opinies te bekijken alvorens hun eigen beleggingsbeslissing te nemen. Om ratingbureaus de mogelijkheid te laten volgens het investor-pays-model te werken, mogen deze ratings echter niet worden opgenomen in het Europees ratingplatform. Het Europees ratingplatform moet kleinere en nieuwe ratingbureaus helpen hun zichtbaarheid te vergroten. Het Europees ratingplatform dient het centrale register van de ESMA te incorporeren om één platform te creëren voor alle beschikbare ratings per instrument en voor informatie over in de centrale databank bekendgemaakte gegevens over de historische prestaties. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie betreffende ratings van 8 juni 2011 de instelling van een dergelijke publicatie van ratings bepleit.

  32. Ratings, al dan niet voor regelgevingsdoeleinden afgegeven, hebben een significante impact op beleggingsbeslissingen en op het imago en de financiële aantrekkingskracht van uitgevende instellingen. Ratingbureaus hebben bijgevolg een belangrijke verantwoordelijkheid tegenover de beleggers en uitgevende instellingen door ervoor te zorgen dat zij voldoen aan Verordening (EG) nr. 1060/2009 zodat hun ratings onafhankelijk, objectief en van voldoende kwaliteit zijn. Beleggers en uitgevende instellingen zijn evenwel niet altijd in een positie om de verantwoordelijkheid van een ratingbureau jegens hen af te dwingen. Het kan buitengewoon moeilijk zijn de wettelijke aansprakelijkheid van een ratingbureau vast te stellen, wanneer een contractuele relatie ontbreekt tussen een ratingbureau en bijvoorbeeld een belegger of een uitgevende instelling waarvoor ongevraagd een rating is afgegeven. Uitgevende instellingen kunnen ook moeilijkheden ondervinden wanneer zij de civielrechtelijke aansprakelijkheid van ratingbureaus jegens hen willen afdwingen, zelfs wanneer zij met het betrokken ratingbureau een contractuele relatie hebben: een afwaardering van de rating, waartoe wordt besloten op grond van een schending, opzettelijk of met grove nalatigheid, van Verordening (EG) nr. 1060/2009, kan bijvoorbeeld negatieve gevolgen hebben voor de reputatie en de financieringskosten van een uitgevende instelling, en deze uitgevende instelling bijgevolg schade berokkenen, ook al wordt deze niet door de contractuele aansprakelijkheid gedekt. Bijgevolg is het belangrijk te voorzien in een toereikend recht van verhaal voor beleggers die redelijkerwijs vertrouwd hebben op een rating die is afgegeven in strijd met Verordening (EG) nr. 1060/2009, alsook voor uitgevende instellingen die schade lijden als gevolg van een rating die is afgegeven in strijd met Verordening (EG) nr. 1060/2009. De belegger en de uitgevende instelling moeten het ratingbureau aansprakelijk kunnen stellen voor schade als gevolg van een schending van die verordening die een impact had op het resultaat van de rating. Ofschoon beleggers en uitgevende instellingen met een contractuele relatie met een ratingbureau ervoor kunnen kiezen een vordering tegen dat ratingbureau te baseren op wanprestatie, moet een vordering tot schadevergoeding wegens inbreuk op Verordening (EG) nr. 1060/2009 open staan voor alle beleggers en uitgevende instellingen, ongeacht er sprake is van een contractuele relatie tussen de partijen.

  33. Ratingbureaus moeten enkel aansprakelijk gesteld kunnen worden indien zij opzettelijk of met grove nalatigheid een van de voor hen geldende verplichtingen van Verordening (EG) nr. 1060/2009 schenden. Deze schuldnorm is passend omdat de ratingactiviteit in bepaalde mate de beoordeling van complexe economische factoren met zich meebrengt en de toepassing van verschillende methodologieën tot verschillende ratingresultaten kan leiden, waarvan er geen als onjuist kunnen worden beschouwd. Het is ook gepast ratingbureaus alleen aan een mogelijk onbeperkte aansprakelijkheid bloot te stellen als zij opzettelijk inbreuk op Verordening (EG) nr. 1060/2009 plegen of als sprake is van ernstige nalatigheid.

  34. De belegger of uitgevende instelling die schadevergoeding eist voor een inbreuk op Verordening (EG) nr. 1060/2009 dient accurate en gedetailleerde gegevens te overleggen waaruit blijkt dat het ratingbureau inderdaad inbreuk op die verordening heeft gepleegd. Dit wordt beoordeeld door de bevoegde rechter, die daarbij rekening houdt met het feit dat de belegger of uitgevende instelling mogelijkerwijs geen toegang heeft tot informatie die zich louter in de sfeer van het ratingbureau bevindt.

  35. Kwesties betreffende de civielrechtelijke aansprakelijkheid van een ratingbureau die niet onder deze verordening vallen of niet in deze verordening worden omschreven, daaronder begrepen causaliteit en het begrip „grove nalatigheid”, moeten worden geregeld door het toepasselijke nationale recht, vastgesteld middels de desbetreffende regels van internationaal privaatrecht. In het bijzonder moeten lidstaten nationale burgerrechtelijke aansprakelijkheidsregelingen die gunstiger zijn voor beleggers of uitgevende instellingen, of die niet op een schending van Verordening (EG) nr. 1060/2009 berusten, kunnen blijven toepassen. Welk rechtscollege bevoegd is om een oordeel te vellen over een wettelijkeaansprakelijkheidsclaim van een belegger of uitgevende instelling moet middels de toepasselijke regels van internationaal privaatrecht worden vastgesteld.

  36. Het feit dat institutionele beleggers inclusief beleggingsbeheerders verplicht zijn hun eigen beoordeling van de kredietwaardigheid van activa te maken, mag er niet aan in de weg staan dat rechtscolleges oordelen dat een schending van Verordening (EG) nr. 1060/2009 door een ratingbureau aan een belegger schade heeft toegebracht waarvoor dat ratingbureau aansprakelijk is. Terwijl deze verordening de mogelijkheden van beleggers om een eigen risicobeoordeling te maken, zal vergroten, zullen deze steeds een beperktere informatietoegang hebben dan de ratingbureaus zelf. Voorts kan het met name kleinere beleggers aan de capaciteit ontbreken om een door een ratingbureau verstrekte rating kritisch te beoordelen.

  37. De lidstaten en de ESMA moeten erop toezien dat elke krachtens Verordening (EG) nr. 1060/2009 opgelegde sanctie openbaar wordt gemaakt indien openbaarmaking proportioneel is.

  38. Om belangenconflicten verder te verminderen en eerlijke concurrentie op de ratingmarkt te bevorderen, is het belangrijk ervoor te zorgen dat de door de ratingbureaus aan cliënten in rekening gebrachte vergoedingen niet discriminerend zijn. Verschillen in vergoedingen die voor hetzelfde soort dienst in rekening worden gebracht, mogen enkel te rechtvaardigen zijn wegens een verschil in de werkelijke kosten bij het verrichten van deze dienst voor andere cliënten. Bovendien mogen de aan een bepaalde uitgevende instelling voor ratingdiensten in rekening gebrachte vergoedingen niet afhangen van de resultaten of het effect van de verrichte werkzaamheden of van de verrichting van daarmee verband houdende (neven-)diensten. Voorts moeten ratingbureaus, om het effectieve toezicht op die regels mogelijk te maken, aan de ESMA de van elk van hun klanten ontvangen vergoedingen en hun algemene prijsstellingsbeleid openbaar maken.

  39. Om aan de afgifte van actuele en geloofwaardige overheidsratings bij te dragen en om het inzicht van de gebruikers te bevorderen, is het belangrijk deze ratings regelmatig te herzien. Het is tevens belangrijk transparantie te vergroten over de uitgevoerde onderzoekswerkzaamheden, het personeel dat wordt toegewezen aan het opstellen van overheidsratings en de onderliggende aannamen van de door ratingbureaus met betrekking tot overheidsschuld gemaakte ratings.

  40. Het is van essentieel belang dat beleggers over passende informatie beschikken om de kredietwaardigheid van lidstaten te beoordelen. In het kader van haar toezicht op het economisch en financieel beleid van de lidstaten verzamelt en verwerkt de Commissie gegevens over de economische, financiële en fiscale situatie en prestaties van alle lidstaten, waarvan het grootste deel door de Commissie wordt gepubliceerd en die derhalve door beleggers kunnen worden gebruikt om de potentiële kredietwaardigheid van lidstaten te beoordelen. Indien passend en beschikbaar, en met inachtneming van de relevante vertrouwelijkheidsregels die in het kader van haar toezicht op het economisch en financieel beleid van de lidstaten gelden, vult de Commissie de bestaande gegevensverstrekking over de economische prestaties van de lidstaten aan met aanvullende elementen of indicatoren, die de beleggers kunnen helpen bij het beoordelen van de kredietwaardigheid van de lidstaten. Deze elementen moeten openbaar worden gemaakt, als aanvulling op bestaande publicaties en andere informatie die openbaar wordt gemaakt, teneinde beleggers de beschikking te geven over aanvullende gegevens om hen te helpen bij het beoordelen van de kredietwaardigheid van overheidsentiteiten en de informatie die zij over hun schuldensituatie hebben verstrekt. Met inachtneming hiervan moet de Commissie bekijken of een Europese kredietwaardigheidsbeoordeling moet worden ontwikkeld, teneinde beleggers in staat te stellen een onpartijdige en objectieve beoordeling van de kredietwaardigheid van de lidstaten te maken, rekening houdend met de specifieke sociaaleconomische ontwikkeling. Indien noodzakelijk, dient de Commissie passende wetgevingsvoorstellen in te dienen.

  41. Volgens de huidige regels moeten ratings 12 uur voor de publicatie ervan aan de beoordeelde entiteit worden meegedeeld. Om te vermijden dat een dergelijke mededeling buiten de werkuren plaatsvindt en om de beoordeelde entiteit voldoende tijd te gunnen om de juistheid van de aan de rating ten grondslag liggende gegevens te controleren, moet de beoordeelde entiteit een volledige werkdag voor publicatie van de rating of de ratingoutlook in kennis worden gesteld. Een lijst van de personen die recht op een dergelijke kennisgeving hebben, dient beperkt te zijn en dient duidelijk door de beoordeelde entiteit te zijn aangewezen.

  42. Gezien de specificiteit van overheidsratings en om het volatiliteitsrisico te verminderen, is het passend en evenredig te vereisen dat de ratingbureaus deze ratings pas na sluiting van de in de Unie gevestigde handelsplatformen en ten minste één uur voor de opening ervan publiceren. Op dezelfde basis is het ook passend en evenredig dat ratingbureaus eind december een kalender voor de daaropvolgende twaalf maanden publiceren met de datums voor de publicatie van overheidsratings en, in voorkomend geval, daarmee corresponderend, de datums voor de publicatie van daaraan gerelateerde ratingoutlooks. Deze datums moeten vrijdagen zijn. Alleen voor ongevraagde overheidsratings mag het aantal publicaties worden beperkt tot twee of drie. Indien dit nodig is om aan de op hen rustende wettelijke verplichtingen te voldoen, moet het ratingbureaus worden toegestaan van hun aangekondigde kalender af te wijken, mits zij gedetailleerd aangeven wat de redenen daarvoor zijn. Dergelijke afwijkingen mogen niet routinematig worden.

  43. Op basis van de marktontwikkeling legt de Commissie het Europees Parlement en de Raad een verslag voor waarin wordt ingegaan op de wenselijkheid van en de mogelijkheden voor ondersteuning van een Europees openbaar ratingbureau, dat zich bezighoudt met het beoordelen van de kredietwaardigheid van de overheidsschuld van de lidstaten, en/of een Europese ratingstichting voor alle andere ratings. Indien nodig, legt de Commissie passende wetgevingsvoorstellen voor.

  44. Met het oog op het speciale karakter van overheidsratings en om een besmettingsrisico in de gehele Unie te voorkomen, zijn verklaringen waarin een herziening van een bepaalde groep landen wordt aangekondigd verboden indien deze niet vergezeld gaan van rapporten over de individuele landen. Daarnaast, teneinde de geldigheid en toegankelijkheid van de bronnen van informatie die door ratingbureaus in het geval van mededelingen over mogelijke wijzigingen in ratings van overheidsschulden worden gebruikt, andere dan kredietratings, ratingoutlooks en begeleidende persmededelingen, te vergroten, dienen deze mededelingen altijd te worden gebaseerd op informatie die zich in de sfeer van de beoordeelde entiteit bevindt en die met toestemming van deze entiteit openbaar is gemaakt, tenzij de informatie ook via openbare bronnen beschikbaar is. Indien in het wettelijk kader dat voor de beoordeelde entiteit geldt wordt bepaald dat de beoordeelde entiteit deze informatie niet openbaar mag maken, zoals in het geval van voorwetenschap als bedoeld in artikel 1, punt 1), van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2003 betreffende handel met voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik)(13), mag de beoordeelde entiteit niet met de openbaarmaking instemmen.

  45. Met het oog op transparantie moeten ratingbureaus, wanneer zij overheidsratings publiceren, in hun persmededelingen of verslagen uitleg geven over de belangrijkste elementen die aan deze ratings ten grondslag liggen. Transparantie met betrekking tot overheidsratings mag zich evenwel niet uitstrekken tot de richting van het nationale beleid (op economisch, werkgelegenheids- en/of enig ander gebied). Dit houdt in dat, hoewel dat beleid voor het ratingbureau een element kan zijn bij het beoordelen van de kredietwaardigheid van een overheidsentiteit of van zijn instrumenten, en de achtergrond van een overheidsrating kan helpen verklaren, ratingbureaus overheidsentiteiten geen directe of expliciete eisen mogen opleggen of aanbevelingen mogen doen met betrekking tot dat beleid. Ratingbureaus onthouden zich van directe of expliciete aanbevelingen met betrekking tot het beleid van overheidsentiteiten.

  46. Technische normen in de sector voor financiële diensten moeten zorgen voor een toereikende bescherming van de depositohouders, beleggers en consumenten in de gehele Unie. Het zou efficiënt en passend zijn om de ESMA, als orgaan met hooggespecialiseerde knowhow, te belasten met de uitwerking van aan de Commissie voor te leggen ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen die geen beleidskeuzen inhouden.

  47. De Commissie moet de ontwerpen van technische reguleringsnormen vaststellen die door de ESMA zijn ontwikkeld betreffende, de inhoud, frequentie en presentatie van de informatie die door de uitgevende instellingen over gestructureerde financieringsinstrumenten moet worden verstrekt, de presentatie van de informatie, inclusief structuur, formaat, methode en tijdschema van de rapportage, die de ratingbureaus aan de ESMA moeten openbaar maken in verband met het Europees ratingplatform en de inhoud en het format van de periodieke rapportage betreffende de door ratingbureaus in rekening gebrachte vergoedingen met het oog op het doorlopend toezicht door de ESMA. De Commissie moet die normen vaststellen middels gedelegeerde handelingen ingevolge artikel 290 VWEU en overeenkomstig de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010.

  48. Verordening (EG) nr. 1060/2009 maakt het mogelijk dat in derde landen afgegeven ratings voor regelgevingsdoeleinden worden gebruikt indien zij door gecertificeerde ratingbureaus overeenkomstig die verordening worden afgegeven of door in de Unie gevestigde ratingbureaus overeenkomstig die verordening worden bekrachtigd. Certificatie vereist dat de Commissie een gelijkwaardigheidsbesluit heeft vastgesteld betreffende het regelgevingsregime inzake ratingbureaus van het derde land en bekrachtiging vereist dat het gedrag van de ratingbureau van het derde land aan vereisten voldoet die ten minste even streng zijn als de desbetreffende uniale regels. Sommige door deze verordening ingevoerde bepalingen dienen niet van toepassing te zijn op de gelijkwaardigheids- en bekrachtigingsbeoordelingen. Dit is het geval met die bepalingen welke enkel verplichtingen voor uitgevende instellingen, maar niet voor ratingbureaus instellen. Bovendien mogen bepalingen die op de structuur van de ratingmarkt binnen de Unie en niet op de gedragsregels voor ratingbureaus betrekking hebben in deze context niet in aanmerking worden genomen. Om derde landen voldoende tijd te verlenen voor het herzien van hun regelgevingskader betreffende de resterende nieuwe materiële bepalingen, moeten deze laatste met het oog op de gelijkwaardigheids- en bekrachtigingsbeoordelingen pas vanaf 1 juni 2018 van toepassing zijn. Het is belangrijk in dit verband eraan te herinneren dat het regelgevingsregime van een derde land geen identieke regels moet omvatten als die waarin deze verordening voorziet. Zoals reeds is voorzien in Verordening (EG) nr. 1060/2009 moet het, om als gelijkwaardig aan of even streng als het regelgevingsregime van de Unie te worden beschouwd, voldoende zijn dat het regelgevingsregime van het derde land in de praktijk dezelfde doelstellingen en effecten bereikt.

  49. Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk het versterken van de onafhankelijkheid van de ratingbureaus, het bevorderen van gezonde ratingprocessen en -methodologieën, het beperken van de risico’s die verband houden met overheidsratings, het verminderen van het risico van het overdreven vertrouwen op ratings door de marktdeelnemers en het waarborgen van een recht van verhaal voor de beleggers, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de panuniale structuur en de impact van de onder toezicht staande ratingactiviteiten beter op Unieniveau kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  50. De Commissie dient uiterlijk aan het eind van 2013 een verslag in te dienen over de haalbaarheid van een netwerk van kleinere ratingbureaus om de mededinging op de markt te vergroten. In dat verslag moet de mogelijkheid worden beoordeeld dat de Unie financiële en niet-financiële steun en stimulansen biedt voor het oprichten van een dergelijk netwerk, rekening houdende met de mogelijke belangenvermenging die uit zulke overheidsfinanciering zou kunnen voortvloeien.

  51. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd in overeenstemming met artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(14) en heeft een advies uitgebracht(15).

  52. Verordening (EG) nr. 1060/2009 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1 Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1060/2009

Verordening (EG) nr. 1060/2009 wordt als volgt gewijzigd:

  1. Artikel 1 wordt vervangen door:

    Deze verordening voorziet in een gemeenschappelijk regelgevingskader dat moet zorgen voor verbetering van de integriteit, de transparantie, de verantwoordelijkheid, de governance en de onafhankelijkheid van ratingactiviteiten en draagt aldus bij tot de kwaliteit van in de Unie afgegeven ratings en tot de goede werking van de interne markt, waarbij tevens een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming wordt bewerkstelligd. De verordening stelt voorwaarden vast voor de afgifte van ratings en bevat voorschriften betreffende de organisatie en het gedrag van ratingbureaus, inclusief hun aandeelhouders en vennoten, om de onafhankelijkheid van de ratingbureaus te bevorderen, belangenconflicten te vermijden en de consumenten- en beleggersbescherming te verhogen.

    Deze verordening stelt ook verplichtingen voor in de Unie gevestigde uitgevende instellingen, initiators en sponsors vast betreffende gestructureerde financieringsinstrumenten.”.

  2. In artikel 2, lid 1, artikel 3, lid 1, onder m), artikel 4, lid 2, artikel 4, lid 3, inleidende zin, artikel 4, lid 4, eerste en twee alinea, artikel 5, lid 1, inleidende zin, artikel 14, lid 1, en bijlage II, punt 1), wordt „Gemeenschap” vervangen door „Unie”.

  3. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. punt g) wordt vervangen door:

        „g) „regelgevingsdoeleinden” :
        het gebruik van ratings specifiek met het oog op het naleven van Unierecht of van Unierecht zoals dat ten uitvoer wordt gelegd door de nationale wetgeving van de lidstaten;”;

      2. de volgende punten worden toegevoegd:

        „p bis) „kredietinstelling” :
        een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, punt 1), van Richtlijn 2006/48/EG;
        p ter) „beleggingsonderneming” :
        een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1), van Richtlijn 2004/39/EG;
        p quater) „verzekeringsonderneming” :
        een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 13, punt 1), van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)(*);
        p quinquies) „herverzekeringsonderneming” :
        herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 13, punt 4), van Richtlijn 2009/138/EG;
        p sexies) „instelling voor bedrijfspensioenvoorziening” :
        een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening als gedefinieerd in artikel 6, punt a), van Richtlijn 2003/41/EG;
        p septies) „beheermaatschappij” :
        een beheermaatschappij als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)(**);
        p octies) „beleggingsmaatschappij” :
        een beleggingsmaatschappij waaraan toelating is verleend in overeenstemming met Richtlijn 2009/65/EG;
        p nonies) „beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen” :
        een abi-beheerder als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen(***);
        p decies) „centrale tegenpartij” :
        een centrale tegenpartij (CTP) als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters(****), aan welk een vergunning is verleend in overeenstemming met artikel 14 of die verordening;
        p undecies) „prospectus” :
        een krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 gepubliceerd prospectus.

      3. punten q) en r) worden vervangen door:

        „q) „sectorale wetgeving” :
        de uniale wetgevingshandelingen als bedoeld in punten p bis) tot en met p undecies);
        r) „sectoraal bevoegde autoriteiten” :
        de nationale bevoegde autoriteiten die uit hoofde van de betreffende sectorale wetgeving zijn aangewezen voor het toezicht op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, beheermaatschappijen, beleggingsmaatschappijen, beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, centrale tegenpartijen en prospectussen;”;

      4. de volgende punten worden toegevoegd:

        „s) „uitgevende instelling” :
        een uitgevende instelling als gedefinieerd in punt h) van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2003/71/EG;
        t) „initiator” :
        een initiator als gedefinieerd in punt 41) van artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG;
        u) „sponsor” :
        een sponsor als gedefinieerd in punt 42) van artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG;
        v) „overheidsrating” :
        1. een rating waarbij de beoordeelde entiteit een staat of een regionale of lokale overheid van een staat is;

        2. een rating waarbij de uitgevende instelling van het schuldinstrument of de financiële verplichting, de obligaties of de andere financiële instrumenten een staat of een regionale of lokale overheid van een staat is, of een special purpose vehicle van een staat of van een regionale of lokale overheid;

        3. een rating waarbij de uitgevende instelling een door twee of meer staten opgerichte internationale financiële instelling is die tot doel heeft het vrijmaken van middelen en het verstrekken van financiële bijstand ten gunste van haar leden die te maken hebben met of worden bedreigd door ernstige financieringsproblemen;

        w) „ratingoutlook” :
        een opinie betreffende de waarschijnlijke richting van een rating op korte of middellange termijn of beide;
        x) „ongevraagde rating” en „ongevraagde overheidsrating” :
        een rating respectievelijk overheidsrating die anders dan op verzoek door een ratingbureau is afgegeven;
        y) „kredietscore” :
        een maatstaf van kredietwaardigheid die wordt verkregen door het samenvatten en het tot uitdrukking brengen van enkel op een voorafgaand vastgesteld statistisch systeem of model gebaseerde data, zonder enige aanvullende inhoudelijke ratingspecifieke analytische input van een ratinganalist;
        z) „gereglementeerde markt” :
        een gereglementeerde markt als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 14), van Richtlijn 2004/39/EG die in de Unie is gevestigd;
        aa) „hersecuritisatie” :
        een hersecuritisatie als gedefinieerd in artikel 4, punt 40 bis), van Richtlijn 2006/48/EG.”;

    2. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „3.

      Voor de toepassing van deze verordening omvat de term „aandeelhouder” ook uiteindelijke begunstigden volgens de definitie in artikel 3, punt 6), Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme(*).

  4. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      Kredietinstellingen, beleggingsonderneming, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, beheermaatschappijen en investeermaatschappijen, beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en centrale tegenpartijen mogen voor regelgevingsdoeleinden alleen gebruikmaken van ratings indien deze zijn afgegeven door in de Unie gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd.

      Wanneer in een prospectus wordt verwezen naar een of meer ratings, draagt de uitgevende instelling, de aanbieder of de persoon die om toelating tot de handel op een gereglementeerde markt verzoekt, er zorg voor dat het prospectus ook duidelijke en opvallende informatie bevat over de vraag of die ratings zijn afgegeven door een in de Unie gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd.”;

    2. in lid 3 wordt punt b) vervangen door:

      1. het ratingbureau heeft geverifieerd en kan te allen tijde tegenover de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Securities and Markets Authority — ESMA) opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(*) aantonen dat de door het ratingbureau van het derde land uitgevoerde ratingactiviteiten die tot de afgifte van de te bekrachtigen rating hebben geleid, voldoen aan vereisten die minstens even streng zijn als de vereisten van de artikelen 6 tot en met 12 en bijlage I, met uitzondering van de artikelen 6 bis, 6 ter, 8 bis, 8 ter, 8 quater en 11 bis, en bijlage I, afdeling B, punt 3, onder b bis), en punten 3 bis en 3 ter.

  5. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 6, tweede alinea, wordt punt b) vervangen door:

      1. ratingbureaus in dat derde land zijn onderworpen aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die van de artikelen 6 tot en met 12 en bijlage I, met uitzondering van de artikelen 6 bis, 6 ter, 8 bis, 8 ter, 8 quater en 11 bis en bijlage I, punt 3, onder b bis), punten 3 bis en 3 ter, en”;

    2. lid 8 wordt vervangen door:

      „8.

      De artikelen 20, 23 ter en 24 zijn van toepassing op ratingbureaus die overeenkomstig artikel 5, lid 3, zijn gecertificeerd en op de door hen afgegeven ratings.”.

  6. In titel I worden de volgende artikelen ingevoegd:

    1.

    De entiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, eerste alinea, maken hun eigen kredietrisicobeoordeling en vertrouwen niet uitsluitend of mechanisch op ratings voor het beoordelen van de kredietwaardigheid van een entiteit of een financieel instrument.

    2.

    De sectoraal bevoegde autoriteiten die met het toezicht op de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, bedoelde entiteiten zijn belast, houden in overeenstemming met specifieke sectorale wetgeving, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van hun activiteiten, toezicht op de toereikendheid van hun kredietbeoordelingsprocessen, beoordelen het gebruik van contractuele verwijzingen naar ratings en moedigen, waar passend, aan dat het effect van dergelijke verwijzingen wordt beperkt, opdat het uitsluitende en mechanische vertrouwen op ratings wordt beperkt.

    1.

    De Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (European Banking Authority — EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(*), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (European Insurance and Occupational Pensions Authority — EIOPA), opgericht de bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(**), en de ESMA verwijzen in hun richtsnoeren, aanbevelingen en ontwerpen van technische normen niet naar ratings indien zodanige verwijzingen potentieel aanleiding kunnen geven aan een mechanisch vertrouwen op ratings door de bevoegde autoriteiten, de sectoraal bevoegde autoriteiten, de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, genoemde entiteiten of andere financiële marktdeelnemers. Dienovereenkomstig, en uiterlijk op 31 december 2013 toetsen en verwijderen de EBA, de EIOPA en de ESMA in voorkomend geval al dergelijke verwijzingen naar ratings in bestaande richtsnoeren en aanbevelingen.

    2.

    Het Europees Comité voor systeemrisico (European Systemic Risk Board — ESRB), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico(***), verwijst in zijn waarschuwingen en aanbevelingen niet naar ratings indien zodanige verwijzingen potentieel aanleiding kunnen geven aan uitsluitend en mechanisch vertrouwen op ratings.

    Onverminderd haar recht van initiatief zet de Commissie haar herziening voort van verwijzingen naar ratings in het Unierecht die aanleiding geven of potentieel aanleiding kunnen geven tot een uitsluitend of mechanisch vertrouwen op ratings door de bevoegde autoriteiten, de sectoraal bevoegde autoriteiten, de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, bedoelde entiteiten of andere financiële marktdeelnemers, opdat uiterlijk 1 januari 2020 alle verwijzingen naar ratings in het Unierecht voor regelgevingsdoeleinden zijn verwijderd, op voorwaarde dat passende alternatieven voor kredietrisicobeoordeling zijn aangewezen en ten uitvoer zijn gelegd.

  7. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      Een ratingbureau neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de afgifte van een rating of een ratingoutlook niet wordt beïnvloed door een bestaand of mogelijk belangenconflict of zakelijke relatie waarbij het ratingbureau dat de rating of de ratingoutlook afgeeft, zijn aandeelhouders, bestuurders, ratinganalisten, werknemers of elke andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking of onder toezicht van het ratingbureau worden gesteld of enig persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband, betrokken is.”;

    2. in lid 3 wordt de inleidende formule vervangen door:

      „3.

      Op verzoek van een ratingbureau kan de ESMA een ratingbureau een ontheffing verlenen voor naleving van de eisen van bijlage I, afdeling A, punten 2, 5, 6 en 9, en van artikel 7, lid 4, indien het ratingbureau kan aantonen dat deze vereisten, gezien de aard, omvang en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de af te geven ratings, niet evenredig zijn en dat:”;

    3. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „4.

      Ratingbureaus stellen een doeltreffende internecontrolestructuur in, houden deze in stand, handhaven deze en documenten deze. Deze interne controlestructuur bepaalt de tenuitvoerlegging van beleid en procedures voor de preventie van en het beperken van mogelijke belangenconflicten en stelt de onafhankelijkheid van ratings, ratinganalisten en ratingteams zeker ten opzichte van aandeelhouders, administratieve en bestuursorganen en van de verkoop- en marketingactiviteiten. Ratingbureaus stellen standaardwerkvoorschriften in met betrekking tot corporate governance, organisatie en het beheer van belangenconflicten. Zij controleren en herzien op periodieke basis deze standaardwerkvoorschriften om hun doeltreffendheid te beoordelen en om na te gaan of zij bijgewerkt moeten worden.”.

  8. De volgende artikelen worden ingevoegd:

    1.

    Het is een aandeelhouder of een vennoot van een ratingbureau die ten minste 5 % van het kapitaal of de stemrechten in dat ratingbureau houdt, of in een onderneming die de bevoegdheid heeft om zeggenschap of een beslissende invloed op dat ratingbureau uit te oefenen, verboden om:

    1. 5 % of meer van het kapitaal in enig ander ratingbureau te houden;

    2. het recht of de bevoegdheid te hebben om 5 % of meer van de stemrechten in enig ander ratingbureau uit te oefenen;

    3. het recht of de bevoegdheid te hebben om leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een ander ratingbureau te benoemen of te ontslaan;

    4. lid te zijn van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een ander ratingbureau;

    5. de bevoegdheid uit te oefenen of te hebben om zeggenschap over of een beslissende invloed op enig ander ratingbureau uit te oefenen.

    Het verbod als bedoeld in eerste alinea, onder a), is niet van toepassing op deelnemingen in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging, inclusief beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen, mits de deelnemingen in deze instellingen de aandeelhouder of de vennoot in een ratingbureau niet in een positie brengen om significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteiten van die instellingen.

    2.

    Dit artikel is niet van toepassing op beleggingen in andere ratingbureaus die tot dezelfde groep van ratingbureaus behoren.

    1.

    Indien een ratingbureau een contract aangaat voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties, mag zij niet langer dan vier jaar ratings over nieuwe hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator afgeven.

    2.

    Indien een ratingbureau een contract aangaat voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties, verzoekt het de uitgevende instelling:

    1. vast te stellen hoeveel ratingbureaus een contractuele relatie hebben voor het afgeven van ratings over hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator;

    2. het percentage te berekenen van het totaal aantal uitstaande hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator waarvoor elk ratingbureau ratings afgeeft.

    Indien ten minste vier ratingbureaus elk voor meer dan 10 % van het totaal aantal uitstaande beoordeelde hersecuritisaties ratings afgeven, gelden de in lid 1 bedoelde beperkingen niet.

    De in de tweede alinea neergelegde vrijstelling blijft van toepassing ten minste tot het moment dat het ratingbureau een nieuwe overeenkomst sluit voor het afgeven van ratings voor hersecuritisaties met onderliggen activa van dezelfde initiator. Indien niet wordt voldaan aan de in de tweede alinea neergelegde criteria op het moment, waarop een dergelijke overeenkomst wordt gesloten, wordt de in lid 1 bedoelde periode berekend vanaf de datum waarop de nieuwe overeenkomst is gesloten.

    3.

    Vanaf het moment dat een contract zoals bedoeld in lid 1 verstrijkt, gaat een ratingbureau gedurende een periode die gelijk is aan de looptijd van het verstreken contract, met een maximum van vier jaar, geen nieuwe contractuele relatie voor het afgeven van ratings voor hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator aan.

    De eerste alinea is ook van toepassing op:

    1. een ratingbureau dat tot dezelfde groep van ratingbureaus behoort als het ratingbureau waarvan sprake in lid 1;

    2. een ratingbureau dat een aandeelhouder of een vennoot is van het ratingbureau waarvan sprake is in lid 1;

    3. een ratingbureau waarin het ratingbureau waarvan sprake in lid 1 een aandeelhouder of een vennoot is.

    4.

    Niettegenstaande lid 1, mag een ratingbureau, indien ratings over hersecuritisaties zijn uitgegeven vóór het einde van de maximumtermijn van de in lid 1 bedoelde contractuele relatie zijn afgegeven, op verzoek deze ratings blijven bewaken en bijstellen voor de volledige looptijd van de hersecuritisaties.

    5.

    Dit artikel geldt niet voor ratingbureaus met minder dan 50 werknemers die op het niveau van de groep betrokken zijn bij ratingactiviteiten, of met een met ratingactiviteiten gegenereerde jaaromzet van minder dan 10 miljoen EUR op het niveau van de groep.

    6.

    Indien een ratingbureau vóór 20 juni 2013 een overeenkomst voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties heeft gesloten, wordt de periode als bedoeld in lid 1 berekend vanaf die datum.”.

  9. Artikel 7, lid 5, wordt vervangen door:

    „5.

    De beloning en prestatiebeoordeling van personen die bij ratings of ratingoutlooks betrokken zijn, alsook van ratinganalisten en personen die ratings of ratingoutlooks goedkeuren, worden niet afhankelijk gesteld van het bedrag aan inkomsten dat het ratingbureau ontvangt van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derden.”.

  10. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 2 wordt vervangen door:

      „2.

      Een ratingbureau treft, implementeert en handhaaft passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de ratings en ratingoutlooks die het afgeeft, gebaseerd zijn op een grondige analyse van alle informatie die beschikbaar is en die relevant is voor zijn analyse volgens de toepasselijke ratingactiviteiten. Het treft alle nodige maatregelen opdat de informatie waarvan het voor de toekenning van een rating en ratingoutlook gebruikmaakt, van voldoende kwaliteit en uit betrouwbare bron afkomstig is. Bij het afgeven van ratings en ratingoutlooks vermeldt het ratingbureau dat de rating zijn standpunt vertegenwoordigt en dat er slechts in beperkte mate op vertrouwd mag worden.

      2 bis.

      Veranderingen in ratings worden afgegeven in overeenstemming met de gepubliceerde ratingmethodologie van het ratingbureau.”;

    2. aan lid 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:

      „Overheidsratings worden ten minste om de zes maanden bijgesteld.”;

    3. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „5a.

      Een ratingbureau dat voornemens is om wezenlijke wijzigingen aan te brengen aan zijn ratingmethodologieën, ratingmodellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, of nieuwe te gebruiken, met een mogelijk effect op een rating, maakt de voorgestelde wezenlijke wijzigingen of de voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën op zijn website bekend, waarbij belanghebbenden worden uitgenodigd opmerkingen in te dienen gedurende een periode van één maand en licht het de redenen voor en de gevolgen van de voorgestelde aanzienlijke wijzigingen of de voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën nader toe.”;

    4. lid 6 wordt als volgt gewijzigd:

      1. de inleidende zin komt als volgt te luiden:

        „6.

        Bij een wijziging van ratingmethodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die bij ratingactiviteiten worden gebruikt in overeenstemming met artikel 14, lid 3, gaat een ratingbureau over tot:”;

      2. de volgende punten worden ingevoegd:

        1. onmiddellijke kennisgeving aan de ESMA en publicatie op zijn website van de resultaten van de raadpleging en van de nieuwe ratingmethodologieën samen met een nadere toelichting daarbij, en de toepassingsdatum daarvan;

        2. onmiddellijke publicatie op zijn website van de reacties op de in lid 5 bis) bedoelde raadpleging, behalve in gevallen waarin de respondent om vertrouwelijkheid heeft gevraagd;”;

    5. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „7.

      Wanneer een ratingbureau kennis krijgt van fouten in zijn ratingmethodologieën of in de toepassing ervan gaat het onmiddellijk over tot:

      1. kennisgeving van die fouten aan de ESMA en alle beoordeelde entiteiten die daarvan de invloed hebben ondergaan, met uitleg betreffende de impact op zijn ratings, met inbegrip van de noodzaak om afgegeven ratings opnieuw te bekijken;

      2. publicatie van die fouten op zijn website in de gevallen waarin fouten impact op zijn rating hebben;

      3. correctie van die fouten in de ratingmethodologieën, en

      4. toepassing van de maatregelen waarvan sprake in de punten a), b) en c) van lid 6.”.

  11. De volgende artikelen worden ingevoegd:

    1.

    Overheidsratings worden uitgebracht op een wijze die garandeert dat de individuele specifieke kenmerken van een bepaalde lidstaat zijn geanalyseerd. Een verklaring waarin de herziening van de rating van een bepaalde groep landen wordt aangekondigd, is verboden als deze niet vergezeld gaat van individuele rapporten over de landen. Die rapporten worden voor het publiek toegankelijk gemaakt.

    2.

    Publieke mededelingen anders dan ratings, ratingoutlooks of begeleidende perscommuniqués en persberichten als bedoeld in bijlage I, afdeling D, deel I, punt 5, die betrekking hebben op mogelijke wijzigingen van ratings van overheidsschulden worden niet gebaseerd op informatie die zich in de sfeer van de beoordeelde entiteit bevindt en die zonder toestemming van deze entiteit openbaar is gemaakt, tenzij de informatie middels algemeen toegankelijke bronnen beschikbaar is of tenzij er geen geldige redenen voor de beoordeelde entiteit zijn om zijn toestemming voor de openbaarmaking van de informatie te onthouden.

    3.

    Een ratingbureau maakt eind december, met inachtneming van artikel 8, lid 5, tweede alinea, op zijn website een kalender voor de komende twaalf maanden bekend, waarin ten hoogste drie datums voor de bekendmaking van ongevraagde ratings van overheidsschulden en daaraan gerelateerde ratingoutlooks, en de datums voor de bekendmaking van gevraagde ratings van overheidsschulden en daaraan gerelateerde outlooks zijn opgenomen, en legt deze op jaarbasis aan ESMA voor, in overeenstemming met bijlage I, afdeling D, onderafdeling III, punt 3. Dergelijke datums moeten vrijdagen zijn.

    4.

    Afwijkingen van de kalender voor de bekendmaking van ratings van overheidsschulden of daaraan gerelateerde ratingoutlooks is alleen mogelijk indien dit voor het ratingbureau nodig is om te voldoen aan de in de artikel 8, lid 2, artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, bedoelde eisen, en vergezeld gaat met een gedetailleerde uitleg van de redenen voor de afwijking van de aangekondigde kalender.

    1.

    De in de Unie gevestigde uitgevende instelling, de initiator en de sponsor van een gestructureerd financieringsinstrument maken op de door ESMA opgerichte website krachtens lid 4, gezamenlijk informatie bekend over de kredietkwaliteit en prestaties van de onderliggende activa van het gestructureerd financieringsinstrument, de structuur van de securitisatietransactie, de kasstromen en alle zekerheden ter dekking van een securitisatie-uitzetting alsook de informatie die nodig is om omvangrijke en op goede informatie gebaseerde stresstests op de kasstromen en de waarde van de zekerheden voor de onderliggende uitzettingen te kunnen uitvoeren.

    2.

    De verplichting onder lid 1 tot het bekendmaken van informatie strekt zich niet uit tot de bekendmaking van informatie die een inbreuk zou vormen op nationaal of uniaal recht betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatiebronnen of de verwerking van persoonsgegevens.

    3.

    De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:

    1. de informatie die de in lid 1 bedoelde personen bekend moeten maken om te voldoen aan de verplichting als gevolg van lid 1, overeenkomstig de verplichting in lid 2;

    2. de frequentie waarmee informatie als bedoeld onder a) wordt geactualiseerd;

    3. de presentatie van de informatie als bedoeld onder a) middels een gestandaardiseerde openbaarmakingstemplate.

    De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 juni 2014 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure vast te stellen.

    4.

    De ESMA zet een website op voor de publicatie van de informatie over gestructureerde financieringsinstrumenten als bedoeld in lid 1.

    1.

    Wanneer een uitgevende instelling of een gelieerde derde voornemens is een rating van een gestructureerd financieringsinstrument aan te vragen, stelt zij onafhankelijk van elkaar ten minste twee ratingbureaus aan.

    2.

    De uitgevende instelling of haar gelieerde derde waarvan sprake in lid 1 zien erop toe dat de gemandateerde ratingbureaus voldoen aan de volgende voorwaarden:

    1. zij behoren niet tot dezelfde groep van ratingbureaus;

    2. zij zijn geen aandeelhouder of vennoot van een van de andere ratingbureaus;

    3. zij hebben niet het recht of de bevoegdheid om stemrechten in een van de andere ratingbureaus uit te oefenen;

    4. zij hebben niet het recht of de bevoegdheid om leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een van de andere ratingbureaus te benoemen of te ontslaan;

    5. geen van de leden van hun bestuurs- of toezichthoudende organen is lid van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een van de andere ratingbureaus;

    6. zij oefenen geen zeggenschap uit over een van de andere ratingbureaus, noch oefenen zij dominante invloed uit op een van de andere ratingbureaus, noch hebben zij daartoe de mogelijkheid.

    1.

    Indien een uitgevende instelling of een gelieerde derde voornemens is ten minste twee ratingbureaus aan te stellen voor het uitgeven van een rating voor dezelfde emissie of entiteit, neemt de uitgevende instelling of een gelieerde derde in overweging om ten minste één ratingbureau aan te stellen, dat een marktaandeel van maximaal 10 % van de totale markt heeft en die door de uitgevende instelling of een gelieerde derde in staat wordt geacht voor de desbetreffende emissie of entiteit een rating te af te geven, op voorwaarde dat er, op basis van de in lid 2 bedoelde lijst van de ESMA, een ratingbureau beschikbaar is voor het afgeven van een rating voor de desbetreffende emissie of entiteit. Indien de uitgevende instelling of een gelieerde derde niet ten minste één ratingbureau aanstelt dat een marktaandeel van maximaal 10 % van de totale markt heeft, wordt dit gedocumenteerd.

    2.

    Om de uitgevende instelling of een gelieerde derde te helpen bij de beoordeling onder het eerste lid, maakt de ESMA jaarlijks op haar website een lijst bekend van geregistreerde ratingbureaus, hun totale marktaandeel en het soort ratings dat deze bureaus hebben afgegeven, als uitgangspunt voor de beoordeling door de uitgevende instelling.

    3.

    Voor de doeleinden van dit artikel wordt onder totaal marktaandeel verstaan de jaarlijkse, met ratingactiviteiten en daaraan gelieerde diensten gegenereerde omzet op het niveau van de groep.”.

  12. In artikel 10 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

    „1.

    Een ratingbureau maakt alle ratings of ratingoutlooks, alsook alle besluiten om een rating niet langer op te stellen op niet-selectieve basis en tijdig openbaar. Indien een ratingbureau besluit een rating niet langer op te stellen, omvat de openbaargemaakte informatie de volledige redenen voor dit besluit.

    De eerste alinea is eveneens van toepassing op ratings die op basis van abonnement worden verspreid.

    2.

    Ratingbureaus zorgen ervoor dat ratings en ratingoutlooks worden gepresenteerd en behandeld overeenkomstig de vereisten van bijlage I, afdeling D, en geen andere factoren openbaar maken dan die welke verband houden met de ratings.

    2 bis.

    Tot het moment dat ratings, ratingoutlooks en daaraan gelieerde informatie openbaar worden gemaakt, worden zij als voorwetenschap beschouwd zoals gedefinieerd in, en in overeenstemming met, Richtlijn 2003/6/EG.

    Artikel 6, lid 3, van die richtlijn is van overeenkomstige toepassing op ratingbureaus wat betreft hun plichten aangaande vertrouwelijkheid en de verplichting om een lijst van personen bij te houden die vóór de publicatie ervan toegang tot de ratings, ratingoutlooks en daaraan gelieerde informatie hebben.

    De lijst van personen die van de rating op de hoogte worden gebracht voorafgaande aan de openbaarmaking ervan, wordt beperkt tot personen die door iedere beoordeelde entiteit voor dat doel geïdentificeerd zijn.”.

  13. In artikel 10, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:

    „5.

    Indien een ratingbureau een ongevraagde rating uitgeeft, vermeldt hij in de rating duidelijk of de beoordeelde instelling of een gelieerde derde partij al dan niet deelgenomen heeft aan het ratingproces en of het ratingbureau toegang heeft gekregen tot de rekeningen, het beheer en andere relevante interne documenten voor de beoordeelde instelling of een gelieerde derde partij, en gebruikt hij een duidelijk te onderscheiden, andere kleurcode voor de ratingcategorie.”;

  14. artikel 11, lid 2, wordt vervangen door:

    „2.

    Een geregistreerd of gecertificeerd ratingbureau stelt informatie over zijn historische prestatiegegevens, met inbegrip van de frequentie van ratingwijzigingen, en over in het verleden afgegeven ratings en de wijzigingen daarvan, ter beschikking in een centrale databank die door de ESMA is opgezet. Een dergelijk ratingbureau verstrekt informatie aan deze databank op een door de ESMA voorgeschreven gestandaardiseerd formulier. De ESMA shall make that information accessible to the public and shall publish summary information on the main developments observed on an annual basis.”.

  15. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    1.

    Een geregistreerd of gecertificeerd ratingbureau dient bij de afgifte van een rating of een ratingoutlook bij de ESMA ratinginformatie in, inclusief de rating van en de outlook voor het beoordeelde instrument, informatie over het soort rating, het soort ratingactie en datum en uur van publicatie.

    2.

    De ESMA publiceert de afzonderlijke bij hem krachtens lid 1 ingediende ratings op een website („Europees ratingplatform”).

    De in artikel 11, lid 2, bedoelde centrale databank wordt in het Europees ratingplatform geïntegreerd.

    3.

    Dit artikel is niet van toepassing op ratings en ratingoutlooks die uitsluitend, tegen een vergoeding, voor beleggers worden vervaardigd en openbaar worden gemaakt.”.

  16. In artikel 14, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „Onverminderd het bepaalde in de tweede alinea, stelt het ratingbureau de ESMA in kennis van de voorgenomen wezenlijke veranderingen aan ratingmethodologieën, ratingmodellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen of de voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën, ratingmodellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, wanneer het overeenkomstig artikel 8, lid 5 bis, de voorgestelde wijzigingen of voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën op zijn website publiceert. Na het verstrijken van de raadplegingsperiode stelt het ratingbureau de ESMA in kennis van elke wijziging naar aanleiding van de raadpleging.”.

  17. Artikel 18, lid 2, wordt vervangen door:

    „2.

    De ESMA deelt aan de Commissie, de EBA, de EIOPA, de bevoegde autoriteiten en de sectoriële bevoegde autoriteiten elk besluit uit hoofde van artikel 16, 17 of 20 mee.”.

  18. Artikel 19, lid 1, wordt vervangen door:

    „1.

    De ESMA brengt de ratingbureaus vergoedingen in rekening overeenkomstig deze verordening en de in lid 2 bedoelde verordening van de Commissie inzake vergoedingen. De uitgaven van de ESMA welke nodig zijn voor de registratie en certificatie van en het toezicht op ratingbureaus en voor de terugbetaling van alle eventuele kosten die de bevoegde autoriteiten uit hoofde van deze verordening maken, in het bijzonder ingevolge overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde taken, worden door deze vergoedingen volledig gedekt.”.

  19. Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

      1. het inleidende deel komt als volgt te luiden:

        „4.

        De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:”

      2. punt e) wordt vervangen door:

        1. de inhoud en het formaat van de periodieke verslagen betreffende de ratinggegevens die met het oog op het doorlopend toezicht van de ESMA van de geregistreerde en gecertificeerde ratingbureaus worden verlangd.”;

      3. na punt e) worden de volgende alinea’s toegevoegd:

        „De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 juni 2014 voor aan de Commissie.

        Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”;

    2. de volgende leden worden ingevoegd:

      „4 bis.

      De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:

      1. de inhoud en de presentatie van de informatie, inclusief structuur, formaat, methode en tijdschema voor de rapportage, die ratingbureaus aan de ESMA openbaar maken overeenkomstig artikel 11 bis, lid 1, en tevens

      2. de inhoud en het formaat van de periodieke verslagen betreffende de door de ratingbureaus in rekening gebrachte vergoedingen met het oog op het doorlopend toezicht van de ESMA.

      De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 juni 2014 voor aan de Commissie.

      Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

      4 ter.

      De ESMA brengt uiterlijk op 21 juni 2015 bij de Commissie verslag uit over de mogelijkheid een of meer mappings van overeenkomstig artikel 11 bis, lid 1, ingediende ratings op te stellen. In dit verslag wordt met name het volgende beoordeeld:

      1. of een of meer mappings tot stand kunnen worden gebracht en wat de kosten en voordelen daarvan zijn;

      2. hoe een of meer mappings tot stand kunnen worden gebracht zonder ratings verkeerd weer te geven als gevolg van uiteenlopende ratingmethodes;

      3. welke effecten mappings kunnen hebben op de tot dusver ontwikkelde technische reguleringsnormen met betrekking tot artikel 21, lid 4 bis, onder a) en b).

      ESMA raadpleegt de ESMA de EBA en de EIOPA met betrekking tot eerste alinea, onder a) en onder b).”;

    3. lid 5 wordt vervangen door:

      „5.

      ESMA publiceert jaarlijks een verslag over de toepassing van deze verordening. Dat verslag bevat in het bijzonder een beoordeling van de uitvoering van bijlage I door de uit hoofde van deze verordening geregistreerde ratingbureaus, alsook een beoordeling van de toepassing van het in artikel 4, lid 3, bedoelde bekrachtigingsmechanisme.”.

  20. In artikel 22 bis wordt de titel vervangen door:

  21. Artikel 25 bis wordt vervangen door:

    De sectoraal bevoegde autoriteiten zijn overeenkomstig de toepasselijke sectorale wetgeving verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van artikel 4, lid 1, en artikelen 5 bis, 8 ter, 8 quater en 8 quinquies.”.

  22. De volgende titel wordt ingevoegd:

    1.

    Wanneer een ratingbureau opzettelijk of met grove nalatigheid een in de lijst van bijlage III opgenomen inbreuk heeft begaan die een impact heeft op een rating mag een belegger of uitgevende instelling een vordering wegens alle aan hem c.q. haar ten gevolg van die inbreuk toegebrachte schade tegen dat ratingbureau instellen.

    Een belegger kan uit hoofde van dit artikel een vordering tot een schadevergoeding instellen indien deze vaststelt dat hij of zij zich redelijkerwijs of anderszins met inachtneming van de nodige zorgvuldigheid, overeenkomstig artikel 5 bis, heeft vertrouwd op een rating om te beslissen in een onder die rating vallend financieel instrument te beleggen, bij dit instrument te blijven of uit dit instrument te stappen.

    Een uitgevende instelling kan een vordering tot schadevergoeding onder dit artikel instellen indien zij vaststelt dat zij of haar financiële instrumenten onder die rating vallen en dat de inbreuk niet is veroorzaakt doordat de uitgevende instelling het ratingbureau, direct of middels algemeen toegankelijke data, misleidende of onjuiste informatie heeft verstrekt.

    2.

    Het is de verantwoordelijkheid van de belegger of de uitgevende instelling om juiste en gedetailleerde informatie aan te dragen waaruit blijkt dat een ratingbureau een inbreuk op deze verordening heeft begaan en dat die inbreuk een impact heeft gehad op de afgegeven rating.

    De bevoegde nationale rechter beoordeelt wat onder accurate en gedetailleerde informatie valt, met inachtneming van het feit dat de belegger of uitgevende instelling mogelijkerwijs geen toegang heeft tot informatie die zich louter in de sfeer van het ratingbureau bevindt.

    3.

    De wettelijke aansprakelijkheid van ratingbureaus als bedoeld in lid 1 wordt vooraf enkel beperkt indien die beperking:

    1. redelijk en evenredig is;

    2. toegestaan is uit hoofde van het toepasselijke nationale recht in overeenstemming met lid 4.

    Beperkingen die niet aan het in de eerste alinea bepaalde voldoen, of uitsluitingen van burgerlijke aansprakelijkheid, hebben geen enkel rechtsgevolg.

    4.

    De begrippen, zoals „schade”, „opzet”, „grove nalatigheid”, „redelijk vertrouwen”, „nodige zorgvuldigheid”, „gevolgen”, „redelijkheid” en „evenredigheid”, die in dit artikel worden gebruikt maar niet worden gedefinieerd, worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht als aangewezen door de desbetreffende regels van het internationaal privaatrecht. Kwesties betreffende de wettelijke aansprakelijkheid van een ratingbureau die niet onder deze verordening vallen, worden beheerst door het toepasselijke nationale recht als bepaald door de desbetreffende regels van het internationaal privaatrecht. De bevoegde rechter voor een door een belegger of uitgevende instelling vordering inzake wettelijke aansprakelijkheid wordt middels de toepasselijke regels inzake internationale rechtsmacht vastgesteld.

    5.

    Dit artikel laat nadere wettelijke aansprakelijkheidsvorderingen overeenkomstig het nationale recht onverlet.

    6.

    Het in dit artikel vastgelegde verhaalsrecht belet de ESMA niet haar bevoegdheden als vastgelegd in artikel 36 bis volledig uit te oefenen.”.

  23. In artikel 36 bis, lid 2, wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:

    1. punten a) en b) worden vervangen door:

      1. voor de inbreuken bedoeld in de punten 1 tot en met 5, 11 tot en met 15, 19, 20, 23, 26 bis tot 26 quinquies, 28, 30, 32, 33, 35, 41, 43, 50, 51 en 55 tot en met 62 van afdeling I van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 500 000 EUR en niet meer dan 750 000 EUR;

      2. voor de inbreuken bedoeld in de punten 6, 7, 8, 16, 17, 18, 21, 22, 22 bis, 24, 25, 27, 29, 31, 34, 37 tot en met 40, 42, 42 bis, 42 ter, 45 tot en met 49 bis, 52, 53, 54 van afdeling I van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 300 000 EUR en niet meer dan 450 000 EUR;”;

    2. punten d) en e) worden vervangen door:

      1. voor de inbreuken bedoeld in de punten 1, 6, 7, 8 en 9 van afdeling II van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 50 000 EUR en niet meer dan 150 000 EUR;

      2. voor de inbreuken bedoeld in de punten 2, 3 bis tot en met 5 van afdeling II van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 25 000 EUR en niet meer dan 75 000 EUR;”;

    3. punt h) wordt vervangen door:

      1. voor de inbreuken bedoeld in punt 20 bis van afdeling I van bijlage III, punten 4 tot 4 quater, 6, 8 en 10 van afdeling III van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 90 000 EUR en niet meer dan 200 000 EUR;”.

  24. Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

    1. leden 1 en 3 worden geschrapt.

    2. de volgende alinea’s worden toegevoegd:

      „4.

      Na een technisch advies van de ESMA herziet de Commissie de situatie op de ratingmarkt voor gestructureerde financiële instrumenten, met name de markt voor ratings voor hersecuritisaties. In vervolg op die herziening, legt de Commissie uiterlijk 1 juli 2016 aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor waarin met name wordt nagegaan:

      1. of er voldoende keuze beschikbaar is om te voldoen aan de eisen van artikelen 6 ter en 8 quater;

      2. of het passend is de maximale duur van de contractuele relatie als bedoeld in artikel 6 ter, lid 1, en de minimumperiode die het ratingbureau in acht moet nemen voordat het opnieuw een contract mag aangaan met een uitgevende instelling of een gelieerde derde voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties als bedoeld in artikel 6 ter, lid 3, te verkorten of te verlengen;

      3. of het passend is de ontheffing als bedoeld in artikel 6 ter, lid 2, tweede alinea, te wijzigen.

      5.

      De Commissie herziet, na een technisch advies van de ESMA, de toestand op de ratingmarkt. In aansluiting op die herziening, legt de Commissie uiterlijk 1 januari 2016 aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor, indien passend vergezeld door een wetgevend voorstel, waarin met name wordt beoordeeld:

      1. of de werkingssfeer van de verplichtingen als bedoeld in artikel 8 ter tot andere financiële producten moet worden uitgebreid;

      2. of de vereisten als bedoeld in artikelen 6, 6 bis en 7 belangenconflicten in voldoende mate hebben beperkt;

      3. of de werkingssfeer van het in artikel 6 ter bedoelde roulatiemechanisme moet worden uitgebreid tot andere activaklassen en of het dienstig is onderscheiden termijnen voor verschillende activaklassen te gebruiken;

      4. of de bestaande en alternatieve modellen voor beloning geëigend zijn;

      5. of andere maatregelen nodig zijn om de concurrentie op de ratingmarkt te bevorderen;

      6. of aanvullende initiatieven nodig zijn voor het bevorderen van concurrentie op de ratingmarkt, tegen de achtergrond van de zich ontwikkelende structuur van de sector;

      7. of maatregelen moeten worden voorgesteld om het in te grote mate op ratings vertrouwen binnen contractuele relatie aan te pakken;

      8. hoe het is gesteld met de marktconcentratieniveaus, de uit sterke concentratie voortvloeiende risico’s en de impact op de algehele stabiliteit van de financiële sector.

      6.

      De Commissie brengt op zijn minst jaarlijks het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van elke nieuwe gelijkwaardigheidbesluiten als bedoeld in artikel 5, lid 6, die in de rapporteringsperiode zijn vastgesteld.”.

  25. Artikel 39 bis wordt vervangen door:

    Uiterlijk op 21 juni 2014 stelt de ESMA een raming op van haar personele en andere behoeften die voortvloeien uit de vervulling van haar taken en bevoegdheden overeenkomstig deze verordening en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.”.

  26. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    1.

    Uiterlijk 31 december 2015 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor over:

    1. de genomen stappen wat betreft het schrappen van verwijzingen naar ratings die uitsluitend of mechanistisch vertrouwen op ratings teweegbrengen of teweeg kunnen brengen, en

    2. alternatieve instrumenten die beleggers in staat stellen een eigen risicobeoordeling op te stellen van uitgevende instellingen en financiële instrumenten,

    om alle, in het uniale recht opgenomen verwijzingen naar ratings voor regelgevingsdoeleinden uiterlijk 1 januari 2020 te verwijderen, op voorwaarde dat er passende alternatieven zijn aangewezen en ten uitvoer gelegd. De ESMA verstrekt de Commissie technisch advies in het kader van dit lid.

    2.

    Uiterlijk 31 december 2014 legt de Commissie, met inachtneming van de marktsituatie op dat moment, een verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad over de vraag of het passend is een Europese kredietwaardigheidsbeoordeling voor overheidsschulden te ontwikkelen.

    Uiterlijk 31 december 2016 legt de Commissie, met inachtneming van de bevindingen in het in lid 1 bedoelde verslag en de marktsituatie, een verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad over de vraag of het passend en mogelijk is steun te geven aan een Europees ratingbureau dat belast is met het beoordelen van de kredietwaardigheid van de overheidschuld van de lidstaten, en/of aan een Europese stichting voor ratings met betrekking tot alle andere ratings.

    3.

    Uiterlijk december 2013 zal de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voorleggen over de haalbaarheid van een netwerk van kleinere ratingbureaus om de concurrentie op de markt te vergroten. In dat verslag wordt ingegaan op de financiële en niet-financiële steun voor de oprichting van een dergelijk netwerk, rekening houdend met de belangenconflicten die bij het toekennen van overheidssteun zouden kunnen ontstaan. In het licht van de bevindingen in dat rapport en rekening houdend met het technisch advies van de ESMA, kan de Commissie artikel 8 quinquies herzien en wijzigingen op dit artikel voorstellen.”.

  27. Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening;

  28. Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

„Artikel 1 Onderwerp

Verordening (EG) nr. 1060/2009 wordt als volgt gewijzigd:

  1. Artikel 1 wordt vervangen door:

    Deze verordening voorziet in een gemeenschappelijk regelgevingskader dat moet zorgen voor verbetering van de integriteit, de transparantie, de verantwoordelijkheid, de governance en de onafhankelijkheid van ratingactiviteiten en draagt aldus bij tot de kwaliteit van in de Unie afgegeven ratings en tot de goede werking van de interne markt, waarbij tevens een hoog niveau van consumenten- en beleggersbescherming wordt bewerkstelligd. De verordening stelt voorwaarden vast voor de afgifte van ratings en bevat voorschriften betreffende de organisatie en het gedrag van ratingbureaus, inclusief hun aandeelhouders en vennoten, om de onafhankelijkheid van de ratingbureaus te bevorderen, belangenconflicten te vermijden en de consumenten- en beleggersbescherming te verhogen.

    Deze verordening stelt ook verplichtingen voor in de Unie gevestigde uitgevende instellingen, initiators en sponsors vast betreffende gestructureerde financieringsinstrumenten.”.

  2. In artikel 2, lid 1, artikel 3, lid 1, onder m), artikel 4, lid 2, artikel 4, lid 3, inleidende zin, artikel 4, lid 4, eerste en twee alinea, artikel 5, lid 1, inleidende zin, artikel 14, lid 1, en bijlage II, punt 1), wordt „Gemeenschap” vervangen door „Unie”.

  3. Artikel 3 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

      1. punt g) wordt vervangen door:

        „g) „regelgevingsdoeleinden” :
        het gebruik van ratings specifiek met het oog op het naleven van Unierecht of van Unierecht zoals dat ten uitvoer wordt gelegd door de nationale wetgeving van de lidstaten;”;

      2. de volgende punten worden toegevoegd:

        „p bis) „kredietinstelling” :
        een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, punt 1), van Richtlijn 2006/48/EG;
        p ter) „beleggingsonderneming” :
        een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1), van Richtlijn 2004/39/EG;
        p quater) „verzekeringsonderneming” :
        een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 13, punt 1), van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)(*);
        p quinquies) „herverzekeringsonderneming” :
        herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 13, punt 4), van Richtlijn 2009/138/EG;
        p sexies) „instelling voor bedrijfspensioenvoorziening” :
        een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening als gedefinieerd in artikel 6, punt a), van Richtlijn 2003/41/EG;
        p septies) „beheermaatschappij” :
        een beheermaatschappij als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, punt b), van Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad van13 juli 2009 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende bepaalde instellingen voor collectieve belegging in effecten (icbe’s)(**);
        p octies) „beleggingsmaatschappij” :
        een beleggingsmaatschappij waaraan toelating is verleend in overeenstemming met Richtlijn 2009/65/EG;
        p nonies) „beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen” :
        een abi-beheerder als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt b), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 inzake beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen(***);
        p decies) „centrale tegenpartij” :
        een centrale tegenpartij (CTP) als gedefinieerd in artikel 2, punt 1), van Verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende otc-derivaten, centrale tegenpartijen en transactieregisters(****), aan welk een vergunning is verleend in overeenstemming met artikel 14 of die verordening;
        p undecies) „prospectus” :
        een krachtens Richtlijn 2003/71/EG en Verordening (EG) nr. 809/2004 gepubliceerd prospectus.

      3. punten q) en r) worden vervangen door:

        „q) „sectorale wetgeving” :
        de uniale wetgevingshandelingen als bedoeld in punten p bis) tot en met p undecies);
        r) „sectoraal bevoegde autoriteiten” :
        de nationale bevoegde autoriteiten die uit hoofde van de betreffende sectorale wetgeving zijn aangewezen voor het toezicht op kredietinstellingen, beleggingsondernemingen, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen, beheermaatschappijen, beleggingsmaatschappijen, beheerders van alternatieve beleggingsfondsen, centrale tegenpartijen en prospectussen;”;

      4. de volgende punten worden toegevoegd:

        „s) „uitgevende instelling” :
        een uitgevende instelling als gedefinieerd in punt h) van artikel 2, lid 1, van Richtlijn 2003/71/EG;
        t) „initiator” :
        een initiator als gedefinieerd in punt 41) van artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG;
        u) „sponsor” :
        een sponsor als gedefinieerd in punt 42) van artikel 4 van Richtlijn 2006/48/EG;
        v) „overheidsrating” :
        1. een rating waarbij de beoordeelde entiteit een staat of een regionale of lokale overheid van een staat is;

        2. een rating waarbij de uitgevende instelling van het schuldinstrument of de financiële verplichting, de obligaties of de andere financiële instrumenten een staat of een regionale of lokale overheid van een staat is, of een special purpose vehicle van een staat of van een regionale of lokale overheid;

        3. een rating waarbij de uitgevende instelling een door twee of meer staten opgerichte internationale financiële instelling is die tot doel heeft het vrijmaken van middelen en het verstrekken van financiële bijstand ten gunste van haar leden die te maken hebben met of worden bedreigd door ernstige financieringsproblemen;

        w) „ratingoutlook” :
        een opinie betreffende de waarschijnlijke richting van een rating op korte of middellange termijn of beide;
        x) „ongevraagde rating” en „ongevraagde overheidsrating” :
        een rating respectievelijk overheidsrating die anders dan op verzoek door een ratingbureau is afgegeven;
        y) „kredietscore” :
        een maatstaf van kredietwaardigheid die wordt verkregen door het samenvatten en het tot uitdrukking brengen van enkel op een voorafgaand vastgesteld statistisch systeem of model gebaseerde data, zonder enige aanvullende inhoudelijke ratingspecifieke analytische input van een ratinganalist;
        z) „gereglementeerde markt” :
        een gereglementeerde markt als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 14), van Richtlijn 2004/39/EG die in de Unie is gevestigd;
        aa) „hersecuritisatie” :
        een hersecuritisatie als gedefinieerd in artikel 4, punt 40 bis), van Richtlijn 2006/48/EG.”;

    2. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „3.

      Voor de toepassing van deze verordening omvat de term „aandeelhouder” ook uiteindelijke begunstigden volgens de definitie in artikel 3, punt 6), Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme(*).

  4. Artikel 4 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      Kredietinstellingen, beleggingsonderneming, verzekeringsondernemingen, herverzekeringsondernemingen, instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, beheermaatschappijen en investeermaatschappijen, beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen en centrale tegenpartijen mogen voor regelgevingsdoeleinden alleen gebruikmaken van ratings indien deze zijn afgegeven door in de Unie gevestigde ratingbureaus die overeenkomstig deze verordening zijn geregistreerd.

      Wanneer in een prospectus wordt verwezen naar een of meer ratings, draagt de uitgevende instelling, de aanbieder of de persoon die om toelating tot de handel op een gereglementeerde markt verzoekt, er zorg voor dat het prospectus ook duidelijke en opvallende informatie bevat over de vraag of die ratings zijn afgegeven door een in de Unie gevestigd ratingbureau dat overeenkomstig deze verordening is geregistreerd.”;

    2. in lid 3 wordt punt b) vervangen door:

      1. het ratingbureau heeft geverifieerd en kan te allen tijde tegenover de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Securities and Markets Authority — ESMA) opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(*) aantonen dat de door het ratingbureau van het derde land uitgevoerde ratingactiviteiten die tot de afgifte van de te bekrachtigen rating hebben geleid, voldoen aan vereisten die minstens even streng zijn als de vereisten van de artikelen 6 tot en met 12 en bijlage I, met uitzondering van de artikelen 6 bis, 6 ter, 8 bis, 8 ter, 8 quater en 11 bis, en bijlage I, afdeling B, punt 3, onder b bis), en punten 3 bis en 3 ter.

  5. Artikel 5 wordt als volgt gewijzigd:

    1. in lid 6, tweede alinea, wordt punt b) vervangen door:

      1. ratingbureaus in dat derde land zijn onderworpen aan juridisch bindende voorschriften die gelijkwaardig zijn aan die van de artikelen 6 tot en met 12 en bijlage I, met uitzondering van de artikelen 6 bis, 6 ter, 8 bis, 8 ter, 8 quater en 11 bis en bijlage I, punt 3, onder b bis), punten 3 bis en 3 ter, en”;

    2. lid 8 wordt vervangen door:

      „8.

      De artikelen 20, 23 ter en 24 zijn van toepassing op ratingbureaus die overeenkomstig artikel 5, lid 3, zijn gecertificeerd en op de door hen afgegeven ratings.”.

  6. In titel I worden de volgende artikelen ingevoegd:

    1.

    De entiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, eerste alinea, maken hun eigen kredietrisicobeoordeling en vertrouwen niet uitsluitend of mechanisch op ratings voor het beoordelen van de kredietwaardigheid van een entiteit of een financieel instrument.

    2.

    De sectoraal bevoegde autoriteiten die met het toezicht op de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, bedoelde entiteiten zijn belast, houden in overeenstemming met specifieke sectorale wetgeving, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van hun activiteiten, toezicht op de toereikendheid van hun kredietbeoordelingsprocessen, beoordelen het gebruik van contractuele verwijzingen naar ratings en moedigen, waar passend, aan dat het effect van dergelijke verwijzingen wordt beperkt, opdat het uitsluitende en mechanische vertrouwen op ratings wordt beperkt.

    1.

    De Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (European Banking Authority — EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(*), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (European Insurance and Occupational Pensions Authority — EIOPA), opgericht de bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(**), en de ESMA verwijzen in hun richtsnoeren, aanbevelingen en ontwerpen van technische normen niet naar ratings indien zodanige verwijzingen potentieel aanleiding kunnen geven aan een mechanisch vertrouwen op ratings door de bevoegde autoriteiten, de sectoraal bevoegde autoriteiten, de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, genoemde entiteiten of andere financiële marktdeelnemers. Dienovereenkomstig, en uiterlijk op 31 december 2013 toetsen en verwijderen de EBA, de EIOPA en de ESMA in voorkomend geval al dergelijke verwijzingen naar ratings in bestaande richtsnoeren en aanbevelingen.

    2.

    Het Europees Comité voor systeemrisico (European Systemic Risk Board — ESRB), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico(***), verwijst in zijn waarschuwingen en aanbevelingen niet naar ratings indien zodanige verwijzingen potentieel aanleiding kunnen geven aan uitsluitend en mechanisch vertrouwen op ratings.

    Onverminderd haar recht van initiatief zet de Commissie haar herziening voort van verwijzingen naar ratings in het Unierecht die aanleiding geven of potentieel aanleiding kunnen geven tot een uitsluitend of mechanisch vertrouwen op ratings door de bevoegde autoriteiten, de sectoraal bevoegde autoriteiten, de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, bedoelde entiteiten of andere financiële marktdeelnemers, opdat uiterlijk 1 januari 2020 alle verwijzingen naar ratings in het Unierecht voor regelgevingsdoeleinden zijn verwijderd, op voorwaarde dat passende alternatieven voor kredietrisicobeoordeling zijn aangewezen en ten uitvoer zijn gelegd.

  7. Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 1 wordt vervangen door:

      „1.

      Een ratingbureau neemt alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de afgifte van een rating of een ratingoutlook niet wordt beïnvloed door een bestaand of mogelijk belangenconflict of zakelijke relatie waarbij het ratingbureau dat de rating of de ratingoutlook afgeeft, zijn aandeelhouders, bestuurders, ratinganalisten, werknemers of elke andere natuurlijke persoon wiens diensten ter beschikking of onder toezicht van het ratingbureau worden gesteld of enig persoon die er direct of indirect mee verbonden is door een zeggenschapsband, betrokken is.”;

    2. in lid 3 wordt de inleidende formule vervangen door:

      „3.

      Op verzoek van een ratingbureau kan de ESMA een ratingbureau een ontheffing verlenen voor naleving van de eisen van bijlage I, afdeling A, punten 2, 5, 6 en 9, en van artikel 7, lid 4, indien het ratingbureau kan aantonen dat deze vereisten, gezien de aard, omvang en complexiteit van zijn bedrijf en de aard en het gamma van de af te geven ratings, niet evenredig zijn en dat:”;

    3. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „4.

      Ratingbureaus stellen een doeltreffende internecontrolestructuur in, houden deze in stand, handhaven deze en documenten deze. Deze interne controlestructuur bepaalt de tenuitvoerlegging van beleid en procedures voor de preventie van en het beperken van mogelijke belangenconflicten en stelt de onafhankelijkheid van ratings, ratinganalisten en ratingteams zeker ten opzichte van aandeelhouders, administratieve en bestuursorganen en van de verkoop- en marketingactiviteiten. Ratingbureaus stellen standaardwerkvoorschriften in met betrekking tot corporate governance, organisatie en het beheer van belangenconflicten. Zij controleren en herzien op periodieke basis deze standaardwerkvoorschriften om hun doeltreffendheid te beoordelen en om na te gaan of zij bijgewerkt moeten worden.”.

  8. De volgende artikelen worden ingevoegd:

    1.

    Het is een aandeelhouder of een vennoot van een ratingbureau die ten minste 5 % van het kapitaal of de stemrechten in dat ratingbureau houdt, of in een onderneming die de bevoegdheid heeft om zeggenschap of een beslissende invloed op dat ratingbureau uit te oefenen, verboden om:

    1. 5 % of meer van het kapitaal in enig ander ratingbureau te houden;

    2. het recht of de bevoegdheid te hebben om 5 % of meer van de stemrechten in enig ander ratingbureau uit te oefenen;

    3. het recht of de bevoegdheid te hebben om leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een ander ratingbureau te benoemen of te ontslaan;

    4. lid te zijn van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een ander ratingbureau;

    5. de bevoegdheid uit te oefenen of te hebben om zeggenschap over of een beslissende invloed op enig ander ratingbureau uit te oefenen.

    Het verbod als bedoeld in eerste alinea, onder a), is niet van toepassing op deelnemingen in instellingen voor gediversifieerde collectieve belegging, inclusief beheerde fondsen, zoals pensioenfondsen of levensverzekeringen, mits de deelnemingen in deze instellingen de aandeelhouder of de vennoot in een ratingbureau niet in een positie brengen om significante invloed uit te oefenen op de bedrijfsactiviteiten van die instellingen.

    2.

    Dit artikel is niet van toepassing op beleggingen in andere ratingbureaus die tot dezelfde groep van ratingbureaus behoren.

    1.

    Indien een ratingbureau een contract aangaat voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties, mag zij niet langer dan vier jaar ratings over nieuwe hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator afgeven.

    2.

    Indien een ratingbureau een contract aangaat voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties, verzoekt het de uitgevende instelling:

    1. vast te stellen hoeveel ratingbureaus een contractuele relatie hebben voor het afgeven van ratings over hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator;

    2. het percentage te berekenen van het totaal aantal uitstaande hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator waarvoor elk ratingbureau ratings afgeeft.

    Indien ten minste vier ratingbureaus elk voor meer dan 10 % van het totaal aantal uitstaande beoordeelde hersecuritisaties ratings afgeven, gelden de in lid 1 bedoelde beperkingen niet.

    De in de tweede alinea neergelegde vrijstelling blijft van toepassing ten minste tot het moment dat het ratingbureau een nieuwe overeenkomst sluit voor het afgeven van ratings voor hersecuritisaties met onderliggen activa van dezelfde initiator. Indien niet wordt voldaan aan de in de tweede alinea neergelegde criteria op het moment, waarop een dergelijke overeenkomst wordt gesloten, wordt de in lid 1 bedoelde periode berekend vanaf de datum waarop de nieuwe overeenkomst is gesloten.

    3.

    Vanaf het moment dat een contract zoals bedoeld in lid 1 verstrijkt, gaat een ratingbureau gedurende een periode die gelijk is aan de looptijd van het verstreken contract, met een maximum van vier jaar, geen nieuwe contractuele relatie voor het afgeven van ratings voor hersecuritisaties met onderliggende activa van dezelfde initiator aan.

    De eerste alinea is ook van toepassing op:

    1. een ratingbureau dat tot dezelfde groep van ratingbureaus behoort als het ratingbureau waarvan sprake in lid 1;

    2. een ratingbureau dat een aandeelhouder of een vennoot is van het ratingbureau waarvan sprake is in lid 1;

    3. een ratingbureau waarin het ratingbureau waarvan sprake in lid 1 een aandeelhouder of een vennoot is.

    4.

    Niettegenstaande lid 1, mag een ratingbureau, indien ratings over hersecuritisaties zijn uitgegeven vóór het einde van de maximumtermijn van de in lid 1 bedoelde contractuele relatie zijn afgegeven, op verzoek deze ratings blijven bewaken en bijstellen voor de volledige looptijd van de hersecuritisaties.

    5.

    Dit artikel geldt niet voor ratingbureaus met minder dan 50 werknemers die op het niveau van de groep betrokken zijn bij ratingactiviteiten, of met een met ratingactiviteiten gegenereerde jaaromzet van minder dan 10 miljoen EUR op het niveau van de groep.

    6.

    Indien een ratingbureau vóór 20 juni 2013 een overeenkomst voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties heeft gesloten, wordt de periode als bedoeld in lid 1 berekend vanaf die datum.”.

  9. Artikel 7, lid 5, wordt vervangen door:

    „5.

    De beloning en prestatiebeoordeling van personen die bij ratings of ratingoutlooks betrokken zijn, alsook van ratinganalisten en personen die ratings of ratingoutlooks goedkeuren, worden niet afhankelijk gesteld van het bedrag aan inkomsten dat het ratingbureau ontvangt van de beoordeelde entiteiten of gelieerde derden.”.

  10. Artikel 8 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 2 wordt vervangen door:

      „2.

      Een ratingbureau treft, implementeert en handhaaft passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de ratings en ratingoutlooks die het afgeeft, gebaseerd zijn op een grondige analyse van alle informatie die beschikbaar is en die relevant is voor zijn analyse volgens de toepasselijke ratingactiviteiten. Het treft alle nodige maatregelen opdat de informatie waarvan het voor de toekenning van een rating en ratingoutlook gebruikmaakt, van voldoende kwaliteit en uit betrouwbare bron afkomstig is. Bij het afgeven van ratings en ratingoutlooks vermeldt het ratingbureau dat de rating zijn standpunt vertegenwoordigt en dat er slechts in beperkte mate op vertrouwd mag worden.

      2 bis.

      Veranderingen in ratings worden afgegeven in overeenstemming met de gepubliceerde ratingmethodologie van het ratingbureau.”;

    2. aan lid 5 wordt de volgende alinea toegevoegd:

      „Overheidsratings worden ten minste om de zes maanden bijgesteld.”;

    3. het volgende lid wordt ingevoegd:

      „5a.

      Een ratingbureau dat voornemens is om wezenlijke wijzigingen aan te brengen aan zijn ratingmethodologieën, ratingmodellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, of nieuwe te gebruiken, met een mogelijk effect op een rating, maakt de voorgestelde wezenlijke wijzigingen of de voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën op zijn website bekend, waarbij belanghebbenden worden uitgenodigd opmerkingen in te dienen gedurende een periode van één maand en licht het de redenen voor en de gevolgen van de voorgestelde aanzienlijke wijzigingen of de voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën nader toe.”;

    4. lid 6 wordt als volgt gewijzigd:

      1. de inleidende zin komt als volgt te luiden:

        „6.

        Bij een wijziging van ratingmethodologieën, modellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen die bij ratingactiviteiten worden gebruikt in overeenstemming met artikel 14, lid 3, gaat een ratingbureau over tot:”;

      2. de volgende punten worden ingevoegd:

        1. onmiddellijke kennisgeving aan de ESMA en publicatie op zijn website van de resultaten van de raadpleging en van de nieuwe ratingmethodologieën samen met een nadere toelichting daarbij, en de toepassingsdatum daarvan;

        2. onmiddellijke publicatie op zijn website van de reacties op de in lid 5 bis) bedoelde raadpleging, behalve in gevallen waarin de respondent om vertrouwelijkheid heeft gevraagd;”;

    5. het volgende lid wordt toegevoegd:

      „7.

      Wanneer een ratingbureau kennis krijgt van fouten in zijn ratingmethodologieën of in de toepassing ervan gaat het onmiddellijk over tot:

      1. kennisgeving van die fouten aan de ESMA en alle beoordeelde entiteiten die daarvan de invloed hebben ondergaan, met uitleg betreffende de impact op zijn ratings, met inbegrip van de noodzaak om afgegeven ratings opnieuw te bekijken;

      2. publicatie van die fouten op zijn website in de gevallen waarin fouten impact op zijn rating hebben;

      3. correctie van die fouten in de ratingmethodologieën, en

      4. toepassing van de maatregelen waarvan sprake in de punten a), b) en c) van lid 6.”.

  11. De volgende artikelen worden ingevoegd:

    1.

    Overheidsratings worden uitgebracht op een wijze die garandeert dat de individuele specifieke kenmerken van een bepaalde lidstaat zijn geanalyseerd. Een verklaring waarin de herziening van de rating van een bepaalde groep landen wordt aangekondigd, is verboden als deze niet vergezeld gaat van individuele rapporten over de landen. Die rapporten worden voor het publiek toegankelijk gemaakt.

    2.

    Publieke mededelingen anders dan ratings, ratingoutlooks of begeleidende perscommuniqués en persberichten als bedoeld in bijlage I, afdeling D, deel I, punt 5, die betrekking hebben op mogelijke wijzigingen van ratings van overheidsschulden worden niet gebaseerd op informatie die zich in de sfeer van de beoordeelde entiteit bevindt en die zonder toestemming van deze entiteit openbaar is gemaakt, tenzij de informatie middels algemeen toegankelijke bronnen beschikbaar is of tenzij er geen geldige redenen voor de beoordeelde entiteit zijn om zijn toestemming voor de openbaarmaking van de informatie te onthouden.

    3.

    Een ratingbureau maakt eind december, met inachtneming van artikel 8, lid 5, tweede alinea, op zijn website een kalender voor de komende twaalf maanden bekend, waarin ten hoogste drie datums voor de bekendmaking van ongevraagde ratings van overheidsschulden en daaraan gerelateerde ratingoutlooks, en de datums voor de bekendmaking van gevraagde ratings van overheidsschulden en daaraan gerelateerde outlooks zijn opgenomen, en legt deze op jaarbasis aan ESMA voor, in overeenstemming met bijlage I, afdeling D, onderafdeling III, punt 3. Dergelijke datums moeten vrijdagen zijn.

    4.

    Afwijkingen van de kalender voor de bekendmaking van ratings van overheidsschulden of daaraan gerelateerde ratingoutlooks is alleen mogelijk indien dit voor het ratingbureau nodig is om te voldoen aan de in de artikel 8, lid 2, artikel 10, lid 1, en artikel 11, lid 1, bedoelde eisen, en vergezeld gaat met een gedetailleerde uitleg van de redenen voor de afwijking van de aangekondigde kalender.

    1.

    De in de Unie gevestigde uitgevende instelling, de initiator en de sponsor van een gestructureerd financieringsinstrument maken op de door ESMA opgerichte website krachtens lid 4, gezamenlijk informatie bekend over de kredietkwaliteit en prestaties van de onderliggende activa van het gestructureerd financieringsinstrument, de structuur van de securitisatietransactie, de kasstromen en alle zekerheden ter dekking van een securitisatie-uitzetting alsook de informatie die nodig is om omvangrijke en op goede informatie gebaseerde stresstests op de kasstromen en de waarde van de zekerheden voor de onderliggende uitzettingen te kunnen uitvoeren.

    2.

    De verplichting onder lid 1 tot het bekendmaken van informatie strekt zich niet uit tot de bekendmaking van informatie die een inbreuk zou vormen op nationaal of uniaal recht betreffende de bescherming van de vertrouwelijkheid van de informatiebronnen of de verwerking van persoonsgegevens.

    3.

    De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:

    1. de informatie die de in lid 1 bedoelde personen bekend moeten maken om te voldoen aan de verplichting als gevolg van lid 1, overeenkomstig de verplichting in lid 2;

    2. de frequentie waarmee informatie als bedoeld onder a) wordt geactualiseerd;

    3. de presentatie van de informatie als bedoeld onder a) middels een gestandaardiseerde openbaarmakingstemplate.

    De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 juni 2014 voor aan de Commissie.

    Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de in de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 bedoelde procedure vast te stellen.

    4.

    De ESMA zet een website op voor de publicatie van de informatie over gestructureerde financieringsinstrumenten als bedoeld in lid 1.

    1.

    Wanneer een uitgevende instelling of een gelieerde derde voornemens is een rating van een gestructureerd financieringsinstrument aan te vragen, stelt zij onafhankelijk van elkaar ten minste twee ratingbureaus aan.

    2.

    De uitgevende instelling of haar gelieerde derde waarvan sprake in lid 1 zien erop toe dat de gemandateerde ratingbureaus voldoen aan de volgende voorwaarden:

    1. zij behoren niet tot dezelfde groep van ratingbureaus;

    2. zij zijn geen aandeelhouder of vennoot van een van de andere ratingbureaus;

    3. zij hebben niet het recht of de bevoegdheid om stemrechten in een van de andere ratingbureaus uit te oefenen;

    4. zij hebben niet het recht of de bevoegdheid om leden van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een van de andere ratingbureaus te benoemen of te ontslaan;

    5. geen van de leden van hun bestuurs- of toezichthoudende organen is lid van het bestuurs- of toezichthoudend orgaan van een van de andere ratingbureaus;

    6. zij oefenen geen zeggenschap uit over een van de andere ratingbureaus, noch oefenen zij dominante invloed uit op een van de andere ratingbureaus, noch hebben zij daartoe de mogelijkheid.

    1.

    Indien een uitgevende instelling of een gelieerde derde voornemens is ten minste twee ratingbureaus aan te stellen voor het uitgeven van een rating voor dezelfde emissie of entiteit, neemt de uitgevende instelling of een gelieerde derde in overweging om ten minste één ratingbureau aan te stellen, dat een marktaandeel van maximaal 10 % van de totale markt heeft en die door de uitgevende instelling of een gelieerde derde in staat wordt geacht voor de desbetreffende emissie of entiteit een rating te af te geven, op voorwaarde dat er, op basis van de in lid 2 bedoelde lijst van de ESMA, een ratingbureau beschikbaar is voor het afgeven van een rating voor de desbetreffende emissie of entiteit. Indien de uitgevende instelling of een gelieerde derde niet ten minste één ratingbureau aanstelt dat een marktaandeel van maximaal 10 % van de totale markt heeft, wordt dit gedocumenteerd.

    2.

    Om de uitgevende instelling of een gelieerde derde te helpen bij de beoordeling onder het eerste lid, maakt de ESMA jaarlijks op haar website een lijst bekend van geregistreerde ratingbureaus, hun totale marktaandeel en het soort ratings dat deze bureaus hebben afgegeven, als uitgangspunt voor de beoordeling door de uitgevende instelling.

    3.

    Voor de doeleinden van dit artikel wordt onder totaal marktaandeel verstaan de jaarlijkse, met ratingactiviteiten en daaraan gelieerde diensten gegenereerde omzet op het niveau van de groep.”.

  12. In artikel 10 worden de leden 1 en 2 vervangen door:

    „1.

    Een ratingbureau maakt alle ratings of ratingoutlooks, alsook alle besluiten om een rating niet langer op te stellen op niet-selectieve basis en tijdig openbaar. Indien een ratingbureau besluit een rating niet langer op te stellen, omvat de openbaargemaakte informatie de volledige redenen voor dit besluit.

    De eerste alinea is eveneens van toepassing op ratings die op basis van abonnement worden verspreid.

    2.

    Ratingbureaus zorgen ervoor dat ratings en ratingoutlooks worden gepresenteerd en behandeld overeenkomstig de vereisten van bijlage I, afdeling D, en geen andere factoren openbaar maken dan die welke verband houden met de ratings.

    2 bis.

    Tot het moment dat ratings, ratingoutlooks en daaraan gelieerde informatie openbaar worden gemaakt, worden zij als voorwetenschap beschouwd zoals gedefinieerd in, en in overeenstemming met, Richtlijn 2003/6/EG.

    Artikel 6, lid 3, van die richtlijn is van overeenkomstige toepassing op ratingbureaus wat betreft hun plichten aangaande vertrouwelijkheid en de verplichting om een lijst van personen bij te houden die vóór de publicatie ervan toegang tot de ratings, ratingoutlooks en daaraan gelieerde informatie hebben.

    De lijst van personen die van de rating op de hoogte worden gebracht voorafgaande aan de openbaarmaking ervan, wordt beperkt tot personen die door iedere beoordeelde entiteit voor dat doel geïdentificeerd zijn.”.

  13. In artikel 10, lid 5, wordt de eerste alinea vervangen door:

    „5.

    Indien een ratingbureau een ongevraagde rating uitgeeft, vermeldt hij in de rating duidelijk of de beoordeelde instelling of een gelieerde derde partij al dan niet deelgenomen heeft aan het ratingproces en of het ratingbureau toegang heeft gekregen tot de rekeningen, het beheer en andere relevante interne documenten voor de beoordeelde instelling of een gelieerde derde partij, en gebruikt hij een duidelijk te onderscheiden, andere kleurcode voor de ratingcategorie.”;

  14. artikel 11, lid 2, wordt vervangen door:

    „2.

    Een geregistreerd of gecertificeerd ratingbureau stelt informatie over zijn historische prestatiegegevens, met inbegrip van de frequentie van ratingwijzigingen, en over in het verleden afgegeven ratings en de wijzigingen daarvan, ter beschikking in een centrale databank die door de ESMA is opgezet. Een dergelijk ratingbureau verstrekt informatie aan deze databank op een door de ESMA voorgeschreven gestandaardiseerd formulier. De ESMA shall make that information accessible to the public and shall publish summary information on the main developments observed on an annual basis.”.

  15. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    1.

    Een geregistreerd of gecertificeerd ratingbureau dient bij de afgifte van een rating of een ratingoutlook bij de ESMA ratinginformatie in, inclusief de rating van en de outlook voor het beoordeelde instrument, informatie over het soort rating, het soort ratingactie en datum en uur van publicatie.

    2.

    De ESMA publiceert de afzonderlijke bij hem krachtens lid 1 ingediende ratings op een website („Europees ratingplatform”).

    De in artikel 11, lid 2, bedoelde centrale databank wordt in het Europees ratingplatform geïntegreerd.

    3.

    Dit artikel is niet van toepassing op ratings en ratingoutlooks die uitsluitend, tegen een vergoeding, voor beleggers worden vervaardigd en openbaar worden gemaakt.”.

  16. In artikel 14, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

    „Onverminderd het bepaalde in de tweede alinea, stelt het ratingbureau de ESMA in kennis van de voorgenomen wezenlijke veranderingen aan ratingmethodologieën, ratingmodellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen of de voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën, ratingmodellen of belangrijke aan ratings ten grondslag liggende aannamen, wanneer het overeenkomstig artikel 8, lid 5 bis, de voorgestelde wijzigingen of voorgestelde nieuwe ratingmethodologieën op zijn website publiceert. Na het verstrijken van de raadplegingsperiode stelt het ratingbureau de ESMA in kennis van elke wijziging naar aanleiding van de raadpleging.”.

  17. Artikel 18, lid 2, wordt vervangen door:

    „2.

    De ESMA deelt aan de Commissie, de EBA, de EIOPA, de bevoegde autoriteiten en de sectoriële bevoegde autoriteiten elk besluit uit hoofde van artikel 16, 17 of 20 mee.”.

  18. Artikel 19, lid 1, wordt vervangen door:

    „1.

    De ESMA brengt de ratingbureaus vergoedingen in rekening overeenkomstig deze verordening en de in lid 2 bedoelde verordening van de Commissie inzake vergoedingen. De uitgaven van de ESMA welke nodig zijn voor de registratie en certificatie van en het toezicht op ratingbureaus en voor de terugbetaling van alle eventuele kosten die de bevoegde autoriteiten uit hoofde van deze verordening maken, in het bijzonder ingevolge overeenkomstig artikel 30 gedelegeerde taken, worden door deze vergoedingen volledig gedekt.”.

  19. Artikel 21 wordt als volgt gewijzigd:

    1. lid 4 wordt als volgt gewijzigd:

      1. het inleidende deel komt als volgt te luiden:

        „4.

        De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:”

      2. punt e) wordt vervangen door:

        1. de inhoud en het formaat van de periodieke verslagen betreffende de ratinggegevens die met het oog op het doorlopend toezicht van de ESMA van de geregistreerde en gecertificeerde ratingbureaus worden verlangd.”;

      3. na punt e) worden de volgende alinea’s toegevoegd:

        „De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 juni 2014 voor aan de Commissie.

        Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.”;

    2. de volgende leden worden ingevoegd:

      „4 bis.

      De ESMA stelt ontwerpen van technische reguleringsnormen op ter bepaling van:

      1. de inhoud en de presentatie van de informatie, inclusief structuur, formaat, methode en tijdschema voor de rapportage, die ratingbureaus aan de ESMA openbaar maken overeenkomstig artikel 11 bis, lid 1, en tevens

      2. de inhoud en het formaat van de periodieke verslagen betreffende de door de ratingbureaus in rekening gebrachte vergoedingen met het oog op het doorlopend toezicht van de ESMA.

      De ESMA legt die ontwerpen van technische reguleringsnormen uiterlijk op 21 juni 2014 voor aan de Commissie.

      Aan de Commissie wordt de bevoegdheid toegekend om de in de eerste alinea bedoelde technische reguleringsnormen overeenkomstig de procedure van de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010 vast te stellen.

      4 ter.

      De ESMA brengt uiterlijk op 21 juni 2015 bij de Commissie verslag uit over de mogelijkheid een of meer mappings van overeenkomstig artikel 11 bis, lid 1, ingediende ratings op te stellen. In dit verslag wordt met name het volgende beoordeeld:

      1. of een of meer mappings tot stand kunnen worden gebracht en wat de kosten en voordelen daarvan zijn;

      2. hoe een of meer mappings tot stand kunnen worden gebracht zonder ratings verkeerd weer te geven als gevolg van uiteenlopende ratingmethodes;

      3. welke effecten mappings kunnen hebben op de tot dusver ontwikkelde technische reguleringsnormen met betrekking tot artikel 21, lid 4 bis, onder a) en b).

      ESMA raadpleegt de ESMA de EBA en de EIOPA met betrekking tot eerste alinea, onder a) en onder b).”;

    3. lid 5 wordt vervangen door:

      „5.

      ESMA publiceert jaarlijks een verslag over de toepassing van deze verordening. Dat verslag bevat in het bijzonder een beoordeling van de uitvoering van bijlage I door de uit hoofde van deze verordening geregistreerde ratingbureaus, alsook een beoordeling van de toepassing van het in artikel 4, lid 3, bedoelde bekrachtigingsmechanisme.”.

  20. In artikel 22 bis wordt de titel vervangen door:

  21. Artikel 25 bis wordt vervangen door:

    De sectoraal bevoegde autoriteiten zijn overeenkomstig de toepasselijke sectorale wetgeving verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van artikel 4, lid 1, en artikelen 5 bis, 8 ter, 8 quater en 8 quinquies.”.

  22. De volgende titel wordt ingevoegd:

    1.

    Wanneer een ratingbureau opzettelijk of met grove nalatigheid een in de lijst van bijlage III opgenomen inbreuk heeft begaan die een impact heeft op een rating mag een belegger of uitgevende instelling een vordering wegens alle aan hem c.q. haar ten gevolg van die inbreuk toegebrachte schade tegen dat ratingbureau instellen.

    Een belegger kan uit hoofde van dit artikel een vordering tot een schadevergoeding instellen indien deze vaststelt dat hij of zij zich redelijkerwijs of anderszins met inachtneming van de nodige zorgvuldigheid, overeenkomstig artikel 5 bis, heeft vertrouwd op een rating om te beslissen in een onder die rating vallend financieel instrument te beleggen, bij dit instrument te blijven of uit dit instrument te stappen.

    Een uitgevende instelling kan een vordering tot schadevergoeding onder dit artikel instellen indien zij vaststelt dat zij of haar financiële instrumenten onder die rating vallen en dat de inbreuk niet is veroorzaakt doordat de uitgevende instelling het ratingbureau, direct of middels algemeen toegankelijke data, misleidende of onjuiste informatie heeft verstrekt.

    2.

    Het is de verantwoordelijkheid van de belegger of de uitgevende instelling om juiste en gedetailleerde informatie aan te dragen waaruit blijkt dat een ratingbureau een inbreuk op deze verordening heeft begaan en dat die inbreuk een impact heeft gehad op de afgegeven rating.

    De bevoegde nationale rechter beoordeelt wat onder accurate en gedetailleerde informatie valt, met inachtneming van het feit dat de belegger of uitgevende instelling mogelijkerwijs geen toegang heeft tot informatie die zich louter in de sfeer van het ratingbureau bevindt.

    3.

    De wettelijke aansprakelijkheid van ratingbureaus als bedoeld in lid 1 wordt vooraf enkel beperkt indien die beperking:

    1. redelijk en evenredig is;

    2. toegestaan is uit hoofde van het toepasselijke nationale recht in overeenstemming met lid 4.

    Beperkingen die niet aan het in de eerste alinea bepaalde voldoen, of uitsluitingen van burgerlijke aansprakelijkheid, hebben geen enkel rechtsgevolg.

    4.

    De begrippen, zoals „schade”, „opzet”, „grove nalatigheid”, „redelijk vertrouwen”, „nodige zorgvuldigheid”, „gevolgen”, „redelijkheid” en „evenredigheid”, die in dit artikel worden gebruikt maar niet worden gedefinieerd, worden uitgelegd en toegepast in overeenstemming met het toepasselijke nationale recht als aangewezen door de desbetreffende regels van het internationaal privaatrecht. Kwesties betreffende de wettelijke aansprakelijkheid van een ratingbureau die niet onder deze verordening vallen, worden beheerst door het toepasselijke nationale recht als bepaald door de desbetreffende regels van het internationaal privaatrecht. De bevoegde rechter voor een door een belegger of uitgevende instelling vordering inzake wettelijke aansprakelijkheid wordt middels de toepasselijke regels inzake internationale rechtsmacht vastgesteld.

    5.

    Dit artikel laat nadere wettelijke aansprakelijkheidsvorderingen overeenkomstig het nationale recht onverlet.

    6.

    Het in dit artikel vastgelegde verhaalsrecht belet de ESMA niet haar bevoegdheden als vastgelegd in artikel 36 bis volledig uit te oefenen.”.

  23. In artikel 36 bis, lid 2, wordt de eerste alinea als volgt gewijzigd:

    1. punten a) en b) worden vervangen door:

      1. voor de inbreuken bedoeld in de punten 1 tot en met 5, 11 tot en met 15, 19, 20, 23, 26 bis tot 26 quinquies, 28, 30, 32, 33, 35, 41, 43, 50, 51 en 55 tot en met 62 van afdeling I van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 500 000 EUR en niet meer dan 750 000 EUR;

      2. voor de inbreuken bedoeld in de punten 6, 7, 8, 16, 17, 18, 21, 22, 22 bis, 24, 25, 27, 29, 31, 34, 37 tot en met 40, 42, 42 bis, 42 ter, 45 tot en met 49 bis, 52, 53, 54 van afdeling I van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 300 000 EUR en niet meer dan 450 000 EUR;”;

    2. punten d) en e) worden vervangen door:

      1. voor de inbreuken bedoeld in de punten 1, 6, 7, 8 en 9 van afdeling II van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 50 000 EUR en niet meer dan 150 000 EUR;

      2. voor de inbreuken bedoeld in de punten 2, 3 bis tot en met 5 van afdeling II van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 25 000 EUR en niet meer dan 75 000 EUR;”;

    3. punt h) wordt vervangen door:

      1. voor de inbreuken bedoeld in punt 20 bis van afdeling I van bijlage III, punten 4 tot 4 quater, 6, 8 en 10 van afdeling III van bijlage III bedragen de geldboeten niet minder dan 90 000 EUR en niet meer dan 200 000 EUR;”.

  24. Artikel 39 wordt als volgt gewijzigd:

    1. leden 1 en 3 worden geschrapt.

    2. de volgende alinea’s worden toegevoegd:

      „4.

      Na een technisch advies van de ESMA herziet de Commissie de situatie op de ratingmarkt voor gestructureerde financiële instrumenten, met name de markt voor ratings voor hersecuritisaties. In vervolg op die herziening, legt de Commissie uiterlijk 1 juli 2016 aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor waarin met name wordt nagegaan:

      1. of er voldoende keuze beschikbaar is om te voldoen aan de eisen van artikelen 6 ter en 8 quater;

      2. of het passend is de maximale duur van de contractuele relatie als bedoeld in artikel 6 ter, lid 1, en de minimumperiode die het ratingbureau in acht moet nemen voordat het opnieuw een contract mag aangaan met een uitgevende instelling of een gelieerde derde voor de afgifte van ratings over hersecuritisaties als bedoeld in artikel 6 ter, lid 3, te verkorten of te verlengen;

      3. of het passend is de ontheffing als bedoeld in artikel 6 ter, lid 2, tweede alinea, te wijzigen.

      5.

      De Commissie herziet, na een technisch advies van de ESMA, de toestand op de ratingmarkt. In aansluiting op die herziening, legt de Commissie uiterlijk 1 januari 2016 aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor, indien passend vergezeld door een wetgevend voorstel, waarin met name wordt beoordeeld:

      1. of de werkingssfeer van de verplichtingen als bedoeld in artikel 8 ter tot andere financiële producten moet worden uitgebreid;

      2. of de vereisten als bedoeld in artikelen 6, 6 bis en 7 belangenconflicten in voldoende mate hebben beperkt;

      3. of de werkingssfeer van het in artikel 6 ter bedoelde roulatiemechanisme moet worden uitgebreid tot andere activaklassen en of het dienstig is onderscheiden termijnen voor verschillende activaklassen te gebruiken;

      4. of de bestaande en alternatieve modellen voor beloning geëigend zijn;

      5. of andere maatregelen nodig zijn om de concurrentie op de ratingmarkt te bevorderen;

      6. of aanvullende initiatieven nodig zijn voor het bevorderen van concurrentie op de ratingmarkt, tegen de achtergrond van de zich ontwikkelende structuur van de sector;

      7. of maatregelen moeten worden voorgesteld om het in te grote mate op ratings vertrouwen binnen contractuele relatie aan te pakken;

      8. hoe het is gesteld met de marktconcentratieniveaus, de uit sterke concentratie voortvloeiende risico’s en de impact op de algehele stabiliteit van de financiële sector.

      6.

      De Commissie brengt op zijn minst jaarlijks het Europees Parlement en de Raad op de hoogte van elke nieuwe gelijkwaardigheidbesluiten als bedoeld in artikel 5, lid 6, die in de rapporteringsperiode zijn vastgesteld.”.

  25. Artikel 39 bis wordt vervangen door:

    Uiterlijk op 21 juni 2014 stelt de ESMA een raming op van haar personele en andere behoeften die voortvloeien uit de vervulling van haar taken en bevoegdheden overeenkomstig deze verordening en brengt zij daarover verslag uit aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie.”.

  26. Het volgende artikel wordt ingevoegd:

    1.

    Uiterlijk 31 december 2015 legt de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een rapport voor over:

    1. de genomen stappen wat betreft het schrappen van verwijzingen naar ratings die uitsluitend of mechanistisch vertrouwen op ratings teweegbrengen of teweeg kunnen brengen, en

    2. alternatieve instrumenten die beleggers in staat stellen een eigen risicobeoordeling op te stellen van uitgevende instellingen en financiële instrumenten,

    om alle, in het uniale recht opgenomen verwijzingen naar ratings voor regelgevingsdoeleinden uiterlijk 1 januari 2020 te verwijderen, op voorwaarde dat er passende alternatieven zijn aangewezen en ten uitvoer gelegd. De ESMA verstrekt de Commissie technisch advies in het kader van dit lid.

    2.

    Uiterlijk 31 december 2014 legt de Commissie, met inachtneming van de marktsituatie op dat moment, een verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad over de vraag of het passend is een Europese kredietwaardigheidsbeoordeling voor overheidsschulden te ontwikkelen.

    Uiterlijk 31 december 2016 legt de Commissie, met inachtneming van de bevindingen in het in lid 1 bedoelde verslag en de marktsituatie, een verslag voor aan het Europees Parlement en aan de Raad over de vraag of het passend en mogelijk is steun te geven aan een Europees ratingbureau dat belast is met het beoordelen van de kredietwaardigheid van de overheidschuld van de lidstaten, en/of aan een Europese stichting voor ratings met betrekking tot alle andere ratings.

    3.

    Uiterlijk december 2013 zal de Commissie aan het Europees Parlement en aan de Raad een verslag voorleggen over de haalbaarheid van een netwerk van kleinere ratingbureaus om de concurrentie op de markt te vergroten. In dat verslag wordt ingegaan op de financiële en niet-financiële steun voor de oprichting van een dergelijk netwerk, rekening houdend met de belangenconflicten die bij het toekennen van overheidssteun zouden kunnen ontstaan. In het licht van de bevindingen in dat rapport en rekening houdend met het technisch advies van de ESMA, kan de Commissie artikel 8 quinquies herzien en wijzigingen op dit artikel voorstellen.”.

  27. Bijlage I wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening;

  28. Bijlage III wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

„Artikel 5 bis Overmatig vertrouwen op ratings door financiële instellingen

1.

De entiteiten als bedoeld in artikel 4, lid 1, eerste alinea, maken hun eigen kredietrisicobeoordeling en vertrouwen niet uitsluitend of mechanisch op ratings voor het beoordelen van de kredietwaardigheid van een entiteit of een financieel instrument.

2.

De sectoraal bevoegde autoriteiten die met het toezicht op de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, bedoelde entiteiten zijn belast, houden in overeenstemming met specifieke sectorale wetgeving, rekening houdend met de aard, de omvang en de complexiteit van hun activiteiten, toezicht op de toereikendheid van hun kredietbeoordelingsprocessen, beoordelen het gebruik van contractuele verwijzingen naar ratings en moedigen, waar passend, aan dat het effect van dergelijke verwijzingen wordt beperkt, opdat het uitsluitende en mechanische vertrouwen op ratings wordt beperkt.

Artikel 5 ter Het vertrouwen op ratings door de Europese toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor systeemrisico’s

1.

De Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (European Banking Authority — EBA), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(*), de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (European Insurance and Occupational Pensions Authority — EIOPA), opgericht de bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(**), en de ESMA verwijzen in hun richtsnoeren, aanbevelingen en ontwerpen van technische normen niet naar ratings indien zodanige verwijzingen potentieel aanleiding kunnen geven aan een mechanisch vertrouwen op ratings door de bevoegde autoriteiten, de sectoraal bevoegde autoriteiten, de in artikel 4, lid 1, eerste alinea, genoemde entiteiten of andere financiële marktdeelnemers. Dienovereenkomstig, en uiterlijk op 31 december 2013 toetsen en verwijderen de EBA, de EIOPA en de ESMA in voorkomend geval al dergelijke verwijzingen naar ratings in bestaande richtsnoeren en aanbevelingen.

2.

Het Europees Comité voor systeemrisico (European Systemic Risk Board — ESRB), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 24 november 2010 betreffende macroprudentieel toezicht van de Europese Unie op het financiële stelsel en tot oprichting van een Europees Comité voor systeemrisico(***), verwijst in zijn waarschuwingen en aanbevelingen niet naar ratings indien zodanige verwijzingen potentieel aanleiding kunnen geven aan uitsluitend en mechanisch vertrouwen op ratings.

Artikel 5 quater Overmatig vertrouwen op ratings in het Unierecht

„Artikel 6 bis Belangenconflicten betreffende beleggingen bij ratingbureaus

Artikel 6 ter Maximumduur van de contractuele relatie met een ratingbureau

„Artikel 8 bis Overheidsratings

Artikel 8 ter Informatie over gestructureerde financieringsinstrumenten

Artikel 8 quater Dubbele ratings van gestructureerde financieringsinstrumenten

Artikel 8 quinquies Gebruik van meerdere ratingbureaus

„Artikel 11 bis Europees ratingplatform

„Artikel 25 bis Sectoraal bevoegde autoriteiten verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van artikel 4, lid 1, en artikelen 5 bis, 8 ter, 8 quater en 8 quinquies

TITEL III BIS WETTELIJKE AANSPRAKELIJKHEID VAN DE RATINGBUREAUS

Artikel 35 bis Wettelijke aansprakelijkheid

„Artikel 39 bis Personeel en middelen van de ESMA

„Artikel 39 ter Rapportageverplichtingen

Artikel 2 Inwerkingtreding

BIJLAGE I

BIJLAGE II