Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),
Overwegende hetgeen volgt:
Een echte interne markt voor financiële diensten is van cruciaal belang voor economische groei en het scheppen van werkgelegenheid in de Unie.
Voor een geïntegreerde, efficiënte en transparante financiële markt is marktintegriteit nodig. Een goede werking van de effectenmarkten en vertrouwen van het publiek in de markten zijn noodzakelijke voorwaarden voor economische groei en welvaart. Marktmisbruik schaadt de integriteit van de financiële markten en schendt het vertrouwen van het publiek in effecten en derivaten.
Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad(4) vervolledigde en actualiseerde het rechtskader van de Unie om marktintegriteit te beschermen. Die richtlijn moet evenwel worden vervangen, gezien de ontwikkelingen op het gebied van wetgeving, de markt en technologie die sinds de inwerkingtreding van die richtlijn hebben plaatsgevonden, en die het financiële landschap sterk hebben gewijzigd. Er is ook een nieuw wetgevingsinstrument nodig om te zorgen voor uniforme regels en duidelijkheid over sleutelbegrippen en om te zorgen voor een enkel wetboek overeenkomstig de conclusies van de groep van deskundigen op hoog niveau van 25 februari 2009 inzake financieel toezicht in de EU, welke werd voorgezeten door Jacques de Larosière (de „de Larosière Groep”).
Er is behoefte aan een meer uniform en sterker kader om marktintegriteit te beschermen, mogelijke reguleringsarbitrage te vermijden en aansprakelijkheid bij pogingen tot manipulatie zeker te stellen, alsook om meer rechtszekerheid te bieden aan en de regelgeving minder complex te maken voor marktdeelnemers. Deze verordening strekt ertoe op beslissende wijze bij te dragen aan de goede werking van de interne markt en deze moet bijgevolg gebaseerd zijn op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), zoals op consistente wijze geïnterpreteerd in de vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Om een einde te maken aan de resterende belemmeringen voor het handelsverkeer en aanzienlijke concurrentievervalsingen die voortvloeien uit verschillen tussen nationale wetgevingen, en om te voorkomen dat nog meer belemmeringen voor het handelsverkeer en aanzienlijke concurrentievervalsingen kunnen ontstaan, is het bijgevolg nodig een verordening vast te stellen ter bepaling van een meer uniforme interpretatie van het Uniekader aangaande marktmisbruik met duidelijker gedefinieerde voorschriften die in alle lidstaten toepasselijk zijn. Door voorschriften inzake marktmisbruik in de vorm van een verordening vast te stellen, moet ervoor worden gezorgd dat deze rechtstreeks van toepassing zijn. Dit moet een gelijk speelveld garanderen doordat voorkomen wordt dat als gevolg van de omzetting van een richtlijn nationale voorschriften onderling verschillen. Deze verordening moet ertoe leiden dat iedereen in de gehele Unie dezelfde voorschriften volgt. Zij moet ook de complexiteit van de regelgeving en de nalevingskosten van bedrijven verminderen, in het bijzonder voor ondernemingen die grensoverschrijdend actief zijn, en bijdragen tot het wegwerken van concurrentievervalsingen.
De mededeling van de Commissie van 25 juni 2008 inzake „een „Small Business Act” voor Europa” roept de Unie en haar lidstaten op om regels te ontwerpen om de administratieve lasten te beperken, de wetgeving aan te passen aan de behoeften van uitgevende instellingen op markten voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) (kleine en middelgrote ondernemingen — kmo’s) en om de toegang tot financiële middelen voor deze uitgevende instellingen te vergemakkelijken. Een aantal bepalingen in Richtlijn 2003/6/EG leggen administratieve lasten op aan uitgevende instellingen, met name aan die instellingen die financiële instrumenten hebben die zijn toegelaten voor handel op mkb-groeimarkten, welke moeten worden verlaagd.
Marktmisbruik is het begrip dat onwettige gedragingen op de financiële markten omvat. In het kader van deze verordening moet het worden geïnterpreteerd als handel met voorwetenschap, wederrechtelijke mededeling van voorwetenschap en marktmanipulatie. Dergelijke gedragingen zijn een belemmering voor volledige en reële markttransparantie, die voor alle marktdeelnemers op geïntegreerde financiële markten een eerste vereiste is om handelstransacties te kunnen verrichten.
Het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/6/EG was toegespitst op financiële instrumenten die tot de handel op een gereglementeerde markt worden toegelaten of waarvoor toelating tot de handel op een dergelijke gereglementeerde markt is aangevraagd. De laatste jaren zijn financiële instrumenten echter steeds vaker verhandeld op multilaterale handelsfaciliteiten (multilateral trading facilities — MTF’s). Er bestaan ook financiële instrumenten die uitsluitend op andere soorten georganiseerde handelsfaciliteiten (organised trading facilities — OTF’s) worden verhandeld of die uitsluitend over the counter (OTC) worden verhandeld. Het toepassingsgebied van deze verordening moet daarom alle financiële instrumenten omvatten die op een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF worden verhandeld, en andere gedragingen of acties die invloed kunnen hebben op een dergelijk financieel instrument, ongeacht of zij plaatsvinden op een handelsplatform. In het geval van bepaalde soorten MTF’s die, net als gereglementeerde markten, ondernemingen helpen bij het aantrekken van financiering van het eigen vermogen, geldt het marktmisbruikverbod ook wanneer een verzoek voor toelating tot een dergelijke markt is ingediend. Bijgevolg moet deze verordening van toepassing zijn op financiële instrumenten waarvoor een aanvraag voor toelating tot de handel op een MTF is ingediend. Dit moet de bescherming van beleggers verhogen, de integriteit van markten handhaven en ervoor zorgen dat markmisbruik van dergelijke instrumenten duidelijk is verboden.
Met het oog op transparantie moeten operatoren van een gereglementeerde markt, een MTF of een OTF hun bevoegde autoriteit onverwijld in kennis stellen van de details van de financiële instrumenten die zij tot de handel hebben toegelaten, waarvoor een verzoek om toelating tot de handel is ingediend of die op hun handelsplatform zijn verhandeld. Een tweede kennisgeving moet worden gedaan wanneer het instrument niet langer tot de handel is toegelaten. Deze verplichtingen gelden ook voor financiële instrumenten waarvoor een verzoek om toelating tot de handel op hun handelsplatform is ingediend en voor financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten voor de inwerkingtreding van deze verordening. De kennisgevingen moeten door de bevoegde autoriteiten aan de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) worden doorgegeven en ESMA maakt een lijst van de aangemelde financiële instrumenten. Deze verordening geldt voor financiële instrumenten, ongeacht de vraag of zij al dan niet voorkomen op de door ESMA gepubliceerde lijst.
Het kan voorkomen dat bepaalde financiële instrumenten die niet op een handelsplatform worden verhandeld, voor marktmisbruik worden gebruikt. Dit kan gaan om financiële instrumenten waarvan de koers of de waarde afhankelijk is van of van invloed is op financiële instrumenten die op een handelsplatform worden verhandeld, of waarvan de handel van invloed is op de koers of de waarde van andere financiële instrumenten die op een handelsplatform worden verhandeld. Voorbeelden van situaties waarin zulke financiële instrumenten kunnen worden gebruikt voor marktmisbruik betreffen voorwetenschap met betrekking tot een aandeel of obligatie, die gebruikt kan worden om een van dat aandeel of die obligatie afgeleid product te kopen, of een index waarvan de waarde afhankelijk is van dat aandeel of die obligatie. Wanneer een financieel instrument als een referentieprijs wordt gebruikt, kan een derivaat dat over de counter wordt verhandeld worden gebruikt om van gemanipuleerde koersen te kunnen profiteren, of gebruikt worden om de koers van een financieel product dat op een handelsplatform wordt verhandeld, te manipuleren. Een ander voorbeeld is de voorgenomen uitgifte van een nieuwe tranche effecten die anderszins niet onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen, maar waarvan de handel van invloed kan zijn op de koers of de waarde van bestaande genoteerde effecten die wel onder het toepassingsgebied van deze verordening vallen. Deze verordening is ook van toepassing op de situatie waarin de koers of de waarde van een op een handelsplatform verhandeld instrument afhankelijk is van het instrument dat over de counter wordt verhandeld. Hetzelfde beginsel dient te gelden voor spotcontracten voor grondstoffen waarvan de koers gebaseerd is op de koers van een afgeleid product, alsook op de aankoop van spotcontracten voor grondstoffen met daaraan gelieerde financiële instrumenten.
Handel in effecten of daaraan gelieerde instrumenten voor de stabilisatie van effecten of handel in eigen aandelen in het kader van terugkoopactiviteiten kan onder bepaalde omstandigheden rechtmatig zijn om economische redenen en mag derhalve op zichzelf niet als marktmisbruik worden aangemerkt, op voorwaarde dat de nodige transparantie wordt gewaarborgd, in de zin dat relevante informatie met betrekking tot de stabilisatie of het terugkoopprogramma openbaar wordt gemaakt.
Handel in eigen aandelen in het kader van terugkoopprogramma’s en de stabilisatie van financiële instrumenten die niet voor de krachtens artikel 3 toegestane uitzondering op de verbodsbepalingen van deze verordening in aanmerking komen, dienen op zich niet als marktmisbruik te worden beschouwd.
De lidstaten, leden van het Europese Stelsel van centrale banken (ESCB), ministeries en andere agentschappen en special purpose vehicles van een of meer lidstaten, en ook de Unie en bepaalde andere overheidsinstanties of namens hen optredende personen mogen niet aan beperkingen worden onderworpen bij de uitvoering van het monetaire beleid, het wisselkoersbeleid of het beheer van de overheidsschuld, op voorwaarde dat het geschiedt in het openbaar belang en uitsluitend in het kader van dit beleid. Evenmin dienen transacties, orders of gedragingen van de Unie, van een „special purpose vehicle” voor één of meerdere lidstaten, van de Europese Investeringsbank, van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit, van het Europees Stabiliteitsmechanisme of van een door twee of meer lidstaten opgerichte financiële instelling aan beperkingen worden onderworpen bij het aantrekken van financiering en het verlenen van financiële bijstand aan hun leden. Een dergelijke uitsluiting van het toepassingsgebied van deze verordening kan, overeenkomstig deze verordening, worden uitgebreid tot bepaalde publieke organen die belast zijn met of ingrijpen in het beheer van de overheidsschuld en van centrale banken van derde landen. Tegelijkertijd dienen de uitzonderingen voor het monetaire beleid, het wisselkoersbeleid of het beheer van de overheidsschuld niet te gelden voor situaties waarin deze publieke organen zich inlaten met andere transacties, orders of gedragingen dan die ter uitvoering van dat beleid, of wanneer personen die voor deze organen werkzaam zijn zich voor eigen rekening met transacties, orders of gedragingen inlaten.
Redelijk handelende beleggers baseren hun beleggingsbeslissingen op informatie die reeds voor hen beschikbaar is, d.w.z. op vooraf beschikbare informatie. De vraag of een redelijk handelende belegger bij het nemen van een beleggingsbeslissing met een bepaalde inlichting waarschijnlijk rekening zou houden, moet derhalve worden beoordeeld op basis van de vooraf beschikbare informatie. Bij een dergelijke beoordeling moet rekening worden gehouden met de verwachte invloed van de inlichting in kwestie gelet op het geheel van activiteiten van de betrokken uitgevende instelling, de betrouwbaarheid van de informatiebron en alle andere marktvariabelen die onder de gegeven omstandigheden van invloed kunnen zijn op de financiële instrumenten, de desbetreffende spotcontracten voor grondstoffen of de geveilde producten op basis van de emissierechten.
Van achteraf beschikbare informatie kan gebruik worden gemaakt om de hypothese te verifiëren dat de vooraf beschikbare informatie koersgevoelig was, maar niet om stappen te ondernemen tegen iemand die redelijke conclusies heeft getrokken uit informatie die vooraf voor hem beschikbaar was.
Indien voorwetenschap betrekking heeft op een proces dat zich in fasen voltrekt, kan het voor elke fase van dat proces, alsook voor het proces in zijn geheel om voorwetenschap gaan. Een tussenstap in een gefaseerd proces kan op zich een situatie of gebeurtenis vormen die bestaat of waarvan het op basis van een globale beoordeling van de reeds beschikbare gegevens reëel is te veronderstellen dat zij zal ontstaan of plaatsvinden. Dit begrip dient evenwel niet zo te worden geïnterpreteerd dat het inhoudt dat rekening moet worden gehouden met de omvang van de gevolgen van deze situatie of gebeurtenis op de koers van de betrokken financiële instrumenten. Een tussenstap moet worden beschouwd als voorwetenschap indien deze op zichzelf voldoet aan de in deze verordening opgenomen criteria voor voorwetenschap.
Informatie met betrekking tot een situatie of gebeurtenis die een tussenstap in een in de tijd gespreid proces vormt, kan betrekking hebben op, bijvoorbeeld, het stadium waarin de onderhandelingen over een overeenkomst zich bevinden, voorwaarden waarover tijdens de onderhandelingen over de overeenkomst voorlopig overeenstemming is bereikt, de mogelijkheid financiële instrumenten te plaatsen, voorwaarden waaronder financiële instrumenten in de handel zullen worden gebracht, voorlopige voorwaarden voor de plaatsing van financiële instrumenten, of de overweging om een financieel instrument in een voorname index op te nemen, respectievelijk daaruit te verwijderen.
Aan marktdeelnemers dient meer rechtszekerheid te worden geboden door een nauwkeuriger omschrijving te geven van twee essentiële facetten van de definitie van voorwetenschap, namelijk van „informatie die concreet is” en van „informatie die een aanzienlijke invloed zou kunnen hebben op de koers van financiële instrumenten, de daaraan gerelateerde spotcontracten voor grondstoffen of de geveilde producten op basis van de emissierechten”. Voor derivaten die voor de groothandel bestemde energieproducten betreffen, moet met name informatie die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad(5) openbaar moet worden gemaakt, als voorwetenschap worden beschouwd.
Deze verordening beoogt niet discussies van algemene aard te verbieden met betrekking tot de zakelijke en marktontwikkelingen tussen aandeelhouders en het management over een uitgevende instelling. Dergelijke contacten zijn van essentieel belang voor de goede werking van markten en moeten niet door deze verordening worden verboden.
Spotmarkten en daaraan gerelateerde derivatenmarkten zijn zeer nauw met elkaar verbonden en mondiaal en marktmisbruik kan zowel markt- als grensoverschrijdend plaatsvinden, hetgeen tot aanzienlijke systeemrisico’s kan leiden. Dit is het geval voor zowel handel met voorwetenschap als marktmanipulatie. Iemand die voorwetenschap over een spotmarkt heeft, kan met name hiervan gebruikmaken voor handel op een financiële markt. Voorwetenschap met betrekking tot een grondstoffenderivaat moet worden gedefinieerd als informatie die overeenkomt met de algemene definitie van voorwetenschap met betrekking tot financiële markten en die overeenkomstig de wet- of regelgeving op uniaal of nationaal niveau, marktregels, contracten of gebruiken van de desbetreffende spot- of grondstoffenderivatenmarkt openbaar moet worden gemaakt. Voorbeelden van dergelijke regels zijn Verordening (EU) nr. 1227/2011 voor de energiemarkt en de door de Joint Organisations Database Initiative (JODI) opgezette gegevensbank voor olie. Dergelijke informatie kan dienen als basis voor de besluiten van marktdeelnemers om contracten voor grondstoffenderivaten of daaraan gerelateerde spotcontracten voor grondstoffen te sluiten, en vormt derhalve openbaar te maken voorwetenschap, die waarschijnlijk een significant effect heeft op de koersen van dergelijke derivaten of gerelateerde spotcontracten voor grondstoffen.
Bovendien kunnen manipulatiestrategieën zich ook over spot- en derivatenmarkten uitspreiden. Handel in financiële instrumenten, zoals grondstoffenderivaten, kan worden gebruikt om daaraan gerelateerde spotcontracten voor grondstoffen te manipuleren en spotcontracten voor grondstoffen kunnen worden gebruikt om daaraan gerelateerde financiële instrumenten te manipuleren. Het verbod op marktmanipulatie moet met deze onderlinge verbanden rekening houden. Het is echter niet passend noch praktisch haalbaar om het toepassingsgebied van deze verordening uit te breiden tot gedragingen die geen betrekking hebben op financiële instrumenten, bijvoorbeeld tot handel in spotcontracten voor grondstoffen die enkel de spotmarkt betreft. In het specifieke geval van energieproducten bestemd voor de groothandel moeten de bevoegde autoriteiten rekening houden met de specifieke kenmerken van de definities in Verordening (EU) nr. 1227/2011 bij het toepassen van de definities van voorwetenschap, handel met voorwetenschap en marktmanipulatie uit hoofde van deze verordening op financiële instrumenten die betrekking hebben op energieproducten bestemd voor de groothandel.
Krachtens Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad(6) zijn de Commissie, de lidstaten en andere officieel aangewezen instanties onder andere verantwoordelijk voor de technische verlening van emissierechten, de vrije toewijzing ervan aan in aanmerking komende sectoren en nieuwkomers en, meer in het algemeen, voor de ontwikkeling en uitvoering van het klimaatbeleidskader van de Unie, dat de basis vormt voor de levering van emissierechten aan compliance kopers van het emissiehandelssysteem van de Unie (EU-ETS). Bij de uitoefening van die taken kunnen die overheidsinstanties onder andere toegang hebben tot koersgevoelige, niet-openbare informatie en dienen zij overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG in voorkomend geval bepaalde markttransacties met betrekking tot emissierechten te verrichten. Als gevolg van de classificering van emissierechten als financiële instrumenten bij de herziening van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad(7), zullen deze instrumenten ook binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
Om ervoor te zorgen dat de Commissie, de lidstaten en andere officieel aangewezen instanties het klimaatbeleid van de Unie kunnen blijven ontwikkelen en uitvoeren, moeten activiteiten van die overheidsinstanties die uitsluitend worden uitgevoerd in het openbaar belang en in het kader van dat beleid, en die betrekking hebben op emissierechten, vrijgesteld worden van de toepassing van deze verordening. Een dergelijke vrijstelling mag geen negatieve gevolgen hebben voor de algemene transparantie van de markt, aangezien de overheidsinstellingen wettelijk verplicht zijn te handelen op een wijze die een ordelijke, eerlijke en niet-discriminerende openbaarmaking van en toegang tot nieuwe besluiten, ontwikkelingen en gegevens van koersgevoelige aard waarborgt. Bovendien bevatten Richtlijn 2003/87/EG en de krachtens die richtlijn aangenomen uitvoeringsmaatregelen waarborgen voor een eerlijke en niet-discriminerende openbaarmaking van specifieke koersgevoelige informatie waarover overheidsinstanties beschikken. Tegelijkertijd mag de vrijstelling voor overheidsinstanties die het klimaatbeleid van de Unie uitvoeren niet gelden voor gevallen waarin die overheidsinstanties handelingen of transacties verrichten die geen verband houden met de uitvoering van het klimaatbeleid van de Unie of indien personen die voor deze instanties werkzaam zijn handelingen of transacties voor eigen rekening verrichten.
Krachtens artikel 43 VWEU of voor de tenuitvoerlegging van internationale overeenkomsten die onder het VWEU zijn gesloten, zijn de Commissie, de lidstaten en andere officieel aangewezen instanties onder andere verantwoordelijk voor de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid (GLB) en het gemeenschappelijk visserijbeleid (GVB). In dit verband ontplooien deze overheidsinstellingen activiteiten en nemen ze maatregelen die gericht zijn op het beheer van de landbouwmarkten en de visserij, met inbegrip van marktmaatregelen en het vaststellen van bijkomende invoerheffingen, respectievelijk het afschaffen van invoerheffingen. In het licht van het toepassingsgebied van deze verordening, en van sommige bepalingen ervan die van toepassing zijn op spotcontracten voor grondstoffen die gevolgen hebben of waarschijnlijk hebben voor financiële instrumenten en op financiële instrumenten en financiële instrumenten waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van spotcontracten voor grondstoffen en die gevolgen hebben of waarschijnlijk hebben voor spotcontracten voor grondstoffen, moet worden gewaarborgd dat de activiteiten van de Commissie, de lidstaten en andere instanties die officieel aangewezen voor de uitvoering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Unie niet aan beperkingen wordt onderworpen. Om ervoor te zorgen dat de Commissie, de lidstaten en andere officieel aangewezen instanties het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Unie kunnen blijven ontwikkelen en uitvoeren, moeten hun activiteiten, voor zover die worden uitgevoerd in het openbaar belang en uitsluitend in het kader van de uitvoering van dat beleid, vrijgesteld worden van de toepassing van deze verordening. Een dergelijke vrijstelling mag geen negatieve gevolgen hebben voor de algemene transparantie van de markt, aangezien de overheidsinstellingen wettelijk verplicht zijn te handelen op een wijze die een ordelijke, eerlijke en niet-discriminerende openbaarmaking van en toegang tot nieuwe besluiten, ontwikkelingen en gegevens van koersgevoelige aard waarborgt. Tegelijkertijd mag de vrijstelling voor overheidsinstanties die het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het gemeenschappelijk visserijbeleid van de Unie uitvoeren niet ook gelden voor gevallen waarin die overheidsinstanties handelingen of transacties verrichten die geen verband houden met de uitvoering van het beleid van de Unie op die terreinen of indien personen die voor deze instanties werkzaam zijn handelingen of transacties voor eigen rekening verrichten.
Het essentiële kenmerk van handel met voorwetenschap is dat een oneerlijk voordeel wordt behaald uit voorwetenschap ten nadele van derde partijen die niet van deze informatie op de hoogte zijn en dat, in het verlengde hiervan, sprake is van ondermijning van de integriteit van financiële markten en het beleggersvertrouwen. Bijgevolg is het verbod op handel met voorwetenschap van toepassing wanneer een persoon die over voorwetenschap beschikt ongerechtvaardigd voordeel haalt uit het voordeel dat deze informatie hem verschaft door in overeenstemming met deze informatie transacties aan te gaan door voor eigen rekening of voor rekening van een derde, direct of indirect, financiële instrumenten waar die wetenschap betrekking op heeft te kopen of te verkopen, of te proberen deze instrumenten te kopen of te verkopen, of een koop- of verkoopopdracht met betrekking tot deze instrumenten te annuleren of te wijzigen, of te proberen te annuleren of te wijzigen. Gebruik van voorwetenschap kan ook bestaan uit handel in emissierechten en derivaten daarvan, en uit het doen van biedingen bij de veiling van emissierechten of andere daarop gebaseerde producten die worden geveild overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1031/2010(8).
Wanneer een rechtspersoon of een natuurlijke persoon die over voorwetenschap beschikt, handelend voor eigen rekening of voor rekening van een derde, direct of indirect, financiële instrumenten waar die voorwetenschap betrekking op heeft koopt of verkoopt, of probeert deze te kopen of te verkopen, moet dit inhouden dat die persoon die wetenschap heeft gebruikt. Dit vermoeden geldt onverminderd de rechten van verdediging. De vraag of een persoon het verbod op handel met voorwetenschap heeft overtreden, of een poging daartoe heeft ondernomen, moet worden beantwoord op basis van de doelstelling van deze verordening, die erin bestaat de integriteit van de financiële markten te beschermen en het beleggersvertrouwen te vergroten, dat op zijn beurt berust op de zekerheid dat beleggers op voet van gelijkheid zullen verkeren en beschermd worden tegen het misbruik van voorwetenschap.
Orders die worden geplaatst voordat een persoon over voorwetenschap beschikt, behoeven niet als handel met voorwetenschap te worden beschouwd. Echter, daar waar een persoon over voorwetenschap beschikt, dient er een vermoeden te zijn dat elke daaropvolgende en met die informatie verband houdende verandering in de orders die zijn geplaatst voordat een persoon in het bezit van deze informatie was, inclusief de annulering of wijziging van een order, of pogingen om een order te annuleren of te wijzen, als handel met voorwetenschap moet worden beschouwd. Dit vermoeden kan evenwel worden weerlegd wanneer de persoon aantoont dat hij de voorwetenschap bij het uitvoeren van de bedoelde transactie niet heeft gebruikt.
Het gebruik van voorwetenschap kan bestaan uit het kopen of verkopen van een financieel instrument, of van een geveild product op basis van emissierechten, of uit de annulering of wijziging van een order, of uit een poging een financieel instrument te kopen of te verkopen of een order te annuleren of te wijzigen, door een persoon die weet, of had moeten weten, dat de informatie voorwetenschap is. In dit opzicht moeten de bevoegde autoriteiten afwegen wat een normaal en redelijk persoon in de gegeven omstandigheden weet of zou moeten weten.
Deze verordening dient te worden geïnterpreteerd op een wijze die aansluit bij de maatregelen die door de lidstaten zijn genomen ter bescherming van de belangen van effecten die stemrecht in een onderneming inhouden (of die door uitoefening of conversie over dergelijke rechten kunnen beschikken) als de onderneming voorwerp is van een openbaar overnamebod of een andere voorgestelde zeggenschapswijziging. Deze verordening moet in het bijzonder worden geïnterpreteerd op een wijze die consistent is met de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die zijn vastgesteld met betrekking tot overnamebiedingen, fusies, of andere transacties die gevolgen hebben voor de eigendom van of de zeggenschap over vennootschappen waarop wordt toegezien door de toezichthoudende autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen krachtens artikel 4 van Richtlijn 2004/25/EG van het Europees Parlement en de Raad(9).
Onderzoeksgegevens en ramingen, gebaseerd op openbaar beschikbare gegevens, kunnen als zodanig niet als voorwetenschap worden beschouwd en het enkele feit dat een transactie is uitgevoerd op basis van dergelijk onderzoek of dergelijke ramingen mag bijgevolg op zichzelf niet als handel met voorwetenschap worden aangemerkt. Bijvoorbeeld, indien de openbaarmaking of verspreiding van informatie routinematig door de markt wordt verwacht en indien deze openbaarmaking of verspreiding bijdraagt tot het proces van koersvorming van financiële instrumenten of de informatie standpunten bevat van erkende marktanalisten of instellingen die de koersen van gerelateerde financiële instrumenten kunnen beïnvloeden, kan de informatie echter voorwetenschap zijn. Marktoperatoren moeten bij het beantwoorden van de vraag of zij op basis van voorwetenschap zouden handelen derhalve onderzoeken in welke mate de informatie niet vrijelijk beschikbaar is en wat het mogelijke effect ervan is op financiële instrumenten waarin wordt gehandeld voorafgaand aan de openbaarmaking of verspreiding ervan.
Om te voorkomen dat legitieme vormen van financiële activiteit, dat wil zeggen waarbij geen sprake is van marktmisbruik, onbedoeld worden verboden, moeten bepaalde legitieme gedragingen worden erkend. Hierbij valt te denken aan het erkennen van de rol van marktmakers wanneer deze optreden in de legitieme hoedanigheid van verschaffers van marktliquiditeit.
Het loutere feit dat marktmakers of personen die als tegenpartij mogen optreden, zich beperken tot hun legitieme bedrijf van koop of verkoop van financiële instrumenten of dat personen die bevoegd zijn om orders uit te voeren namens derden met voorwetenschap zich beperken tot het naar behoren uitvoeren, annuleren of wijzigen van een order, mag op zichzelf niet als handel met voorwetenschap worden aangemerkt. De in deze verordening neergelegde bescherming voor marktmakers, instellingen die als tegenpartij mogen optreden of personen die namens derden met voorwetenschap orders mogen uitvoeren, geldt niet voor activiteiten die uit hoofde van deze verordening expressis verbis zijn verboden, zoals „front-running”. Wanneer rechtspersonen alle redelijke maatregelen hebben getroffen om marktmisbruik te voorkomen, maar voor hen werkende natuurlijke personen namens de rechtspersoon toch marktmisbruik plegen, dan wordt dit niet geacht marktmisbruik door de rechtspersoon op te leveren. Een ander voorbeeld dat niet wordt geacht handel met voorwetenschap op te leveren, zijn transacties in het kader van de uitvoering van een eerder aangegane verplichting waaraan nog moet worden voldaan. Het enkele feit dat men toegang tot voorwetenschap over een andere onderneming heeft en het aanwenden ervan in het kader van een openbaar overnamebod met het oog op het verwerven van de zeggenschap over deze onderneming of om een fusie met deze onderneming voor te stellen, mag op zich niet als handel met voorwetenschap worden aangemerkt.
Aangezien de verwerving of vervreemding van financiële instrumenten noodzakelijkerwijs wordt voorafgegaan door een daartoe strekkend besluit van de persoon die de transactie verricht, mag het enkele feit dat deze verwerving of vervreemding plaatsvindt op zichzelf niet als misbruik van voorwetenschap worden aangemerkt. Handelen op basis van eigen marktplannen en -strategieën wordt niet aangemerkt als gebruik van voorwetenschap. Geen van deze natuurlijke of rechtspersonen evenwel genieten bescherming op grond van hun beroepshoedanigheid; zij dienen alleen bescherming te genieten indien zij zich correct en passend gedragen, en zich houden aan zowel de beroepsnormen, als het bepaalde in deze verordening, met name met betrekking tot integriteit en beleggersbescherming. Een inbreuk kan nog steeds hebben plaatsgevonden als de bevoegde autoriteit vaststelt dat achter deze transacties, orders of gedragingen een niet-legitieme reden schuilgaat, of dat de persoon gebruik heeft gemaakt van voorwetenschap.
Marktpeilingen bestaan uit interacties tussen een verkoper van financiële instrumenten en één of meerdere potentiële beleggers, voorafgaand aan de aankondiging van een transactie, om de interesse van potentiële beleggers in een mogelijke transactie, alsmede de koers, de omvang en de structuur ervan te bepalen. Een marktpeiling kan bestaan uit een primaire of secundaire aanbieding van effecten, en onderscheidt zich van gewone handel. Marktpeilingen zijn een uitermate nuttig instrument om de mening van potentiële beleggers in kaart te brengen, de dialoog met aandeelhouders te bevorderen, te waarborgen dat transacties soepel verlopen, en te bewerkstelligen dat de standpunten van uitgevende instellingen, bestaande aandeelhouders en potentiële nieuwe beleggers op één lijn worden gebracht. Zij zijn met name nuttig wanneer het op de markt aan vertrouwen ontbreekt, wanneer er geen relevante benchmark bestaat, of wanneer de markt onvast is. De mogelijkheid om marktpeilingen te verrichten is dus belangrijk voor de goede werking van de financiële markten en marktpeilingen dienen als zodanig niet als marktmisbruik te worden beschouwd.
Voorbeelden van marktpeilingen zijn situaties waarin de onderneming aan verkoopzijde met een uitgevende instelling gesprekken heeft gevoerd over een potentiële transactie en besloten heeft de mogelijke belangstelling bij beleggers te peilen om te bepalen onder welke voorwaarden tot een transactie zou kunnen worden gekomen; verder de situatie waarin een uitgevende instelling van plan is schuldpapieren uit te geven of een aanvullende aanbieding van eigen vermogensinstrumenten te doen en de verkoper contact met belangrijke beleggers opneemt en hen in kennis stelt van de precieze voorwaarden van de transactie, teneinde een financiële toezegging te krijgen dat aan de transactie zal worden deelgenomen; daarnaast ook de situatie waarin de verkoper namens een belegger een grote hoeveelheid effecten wil verkopen en probeert vast te stellen of andere beleggers eventueel belangstelling voor deze effecten hebben.
Het verrichten van marktpeilingen kan inhouden dat voorwetenschap aan potentiële beleggers moet worden verstrekt. Bij marktpeilingen geldt in het algemeen dat handel op basis van voorwetenschap alleen financieel voordeel kan opleveren wanneer er voor het desbetreffende financiële instrument waar de peiling betrekking op had, of voor een daaraan gerelateerd financieel instrument, daadwerkelijk een markt is. Gezien het moment waarop de contacten plaatsvinden, is het mogelijk dat voorwetenschap in de loop van de marktpeiling aan potentiële beleggers wordt bekendgemaakt nadat een financieel instrument tot de handel op een gereglementeerde markt is toegelaten of op een MTF of OTF is verhandeld. Vooraleer een marktpeiling te doen, moet de openbaar makende marktdeelnemer onderzoeken of de marktpeiling tot de openbaarmaking van voorwetenschap zal leiden.
Voorwetenschap wordt geacht op legitieme wijze openbaar te zijn gemaakt indien de openbaarmaking plaatsvindt binnen het normale kader van de uitoefening van iemands werk, beroep of taak. Wanneer bij een marktpeiling voorwetenschap openbaar wordt gemaakt, wordt de openbaar makende marktdeelnemer geacht op te treden binnen het normale kader van zijn werk, beroep of taak wanneer hij op het moment van de openbaarmaking de persoon aan wie hij de voorwetenschap verstrekt vertelt dat hij mogelijkerwijs in kennis wordt gesteld van voorwetenschap en de ontvangende partij daarmee instemt, wanneer de ontvangende partij op de hoogte is van het feit dat hij bij handel met of gebruik van die voorwetenschap gehouden is aan het bepaalde in deze verordening, wanneer hij de redelijker wijze van hem te verwachten maatregelen neemt ter waarborging van het vertrouwelijke karakter van die voorwetenschap, en wanneer hij ermee instemt de openbaar makende partij de identiteit mee te delen van alle natuurlijke personen en rechtspersonen die in het kader van het formuleren van een reactie op de marktpeiling van de voorwetenschap op de hoogte worden gebracht. De openbaar makende marktpartij moet zich daarnaast houden aan de verplichtingen met betrekking tot het bijhouden van een overzicht van openbaar gemaakte voorwetenschap, die in detail uiteen worden gezet in de technische reguleringsnormen. Marktdeelnemers die bij het verrichten van een marktpeiling deze verordening niet naleven, worden niet verondersteld op wederrechtelijke wijze voorwetenschap te hebben meegedeeld, maar zij dienen niet in aanmerking te komen voor de vrijstelling die wordt verleend aan degenen die wel aan dergelijke bepalingen hebben voldaan. De vraag of zij inbreuk hebben gemaakt op het verbod op het wederrechtelijk meedelen van voorwetenschap moet worden beantwoord in het licht van alle ter zake doende bepalingen van deze verordening, en alle openbaar makende marktdeelnemers moeten voorafgaand aan een marktpeiling schriftelijk een analyse opstellen die aangeeft of in het kader van de peiling voorwetenschap openbaar zal worden gemaakt.
Potentiële beleggers die bij een marktpeiling betrokken zijn, moeten zich op hun beurt afvragen of de aan hen verstrekte informatie voorwetenschap is, in welk geval zij die informatie niet bij transacties mogen gebruiken en niet mogen doorgeven. Potentiële beleggers zijn gehouden aan de in deze verordening opgenomen bepalingen inzake handel met voorwetenschap en wederrechtelijke mededeling van voorwetenschap. Om potentiële beleggers bij hun overwegingen te helpen en hen in kennis te stellen van de maatregelen die zij moeten nemen om geen inbreuk te plegen op deze verordening, zal ESMA richtsnoeren opstellen.
Verordening (EU) nr. 1031/2010 voorzag in twee parallelle marktmisbruikregelingen voor de veiling van emissierechten. Als gevolg van de classificering van emissierechten als financiële instrumenten, moet deze verordening echter een enkel wetboek vormen van marktmisbruikmaatregelen die van toepassing zijn op de gehele primaire en secundaire markt voor emissierechten. Deze verordening moet tevens van toepassing zijn op gedragingen of transacties, met inbegrip van biedingen met betrekking tot het veilen van emissierechten op een veiling die als gereglementeerde is erkend of andere daarop gebaseerde geveilde producten, met inbegrip van het geval waarin die geveilde producten geen financiële instrumenten zijn, ingevolge Verordening (EU) nr. 1031/2010 van de Commissie.
In deze verordening moeten maatregelen worden opgenomen inzake marktmanipulatie die kunnen worden aangepast aan nieuwe handelsvormen of nieuwe strategieën die misbruik kunnen inhouden. Omdat de handel in financiële instrumenten steeds meer is geautomatiseerd, is het wenselijk bij de definitie van marktmanipulatie voorbeelden op te nemen van specifieke misbruikstrategieën die kunnen worden uitgevoerd door elke vorm van handel zoals algoritmische handel en high frequency trading. De gegeven voorbeelden zijn niet-limitatief, noch bedoeld om te suggereren dat dezelfde strategieën die met andere middelen worden uitgevoerd, geen misbruik zouden inhouden.
Het verbod op marktmisbruik moet ook gelden voor personen die in samenwerking handelen om marktmisbruik te plegen. Dit geldt bijvoorbeeld voor makelaars die handelsstrategieën ontwikkelen en aanbevelen met als doel marktmisbruik te plegen, personen die een persoon die over voorwetenschap beschikt aansporen die wetenschap op wederrechtelijke wijze mee te delen, of personen die samen met een handelaar software ontwikkelen om marktmisbruik te vergemakkelijken.
Om te bewerkstelligen dat zowel de rechtspersoon zelf, als elke natuurlijke persoon die in het besluitvormingsproces van de rechtspersoon participeert, aansprakelijk is, moeten de verschillende mechanismen in nationale rechtsstelsels worden erkend. Dergelijke mechanismen dienen rechtstreeks verband te houden met de manier waarop de aansprakelijkheidstoewijzing is geregeld in de nationale wetgeving.
Als aanvulling op het verbod op marktmanipulatie moet in deze verordening ook een verbod op pogingen tot marktmanipulatie worden opgenomen. Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen pogingen tot marktmanipulatie en een feitelijke gedraging die waarschijnlijk resulteert in marktmanipulatie, aangezien beide activiteiten onder deze verordening verboden zijn. Dergelijke pogingen kunnen bestaan uit, maar zijn niet beperkt tot, situaties waarin de activiteit is begonnen maar niet is afgerond, bijvoorbeeld ten gevolge van een technisch probleem of een niet uitgevoerde transactie-instructie. Het verbieden van pogingen tot marktmanipulatie is noodzakelijk om de bevoegde autoriteiten in staat te stellen dergelijke pogingen te bestraffen.
Onverminderd het met deze verordening nagestreefde doel en de rechtstreeks toepasselijke bepalingen daarvan kan een persoon die transacties aangaat of handelsorders geeft die geacht worden marktmisbruik op te leveren bewijzen dat hij legitieme redenen heeft voor die transacties of handelsorders en dat de transacties of handelsorders in kwestie stroken met de gebruikelijke marktpraktijken op de markt in kwestie. Alleen de autoriteit die belast is met het toezicht op marktmisbruik op de markt in kwestie kan vaststellen of een markpraktijk geoorloofd is of niet. Wanneer een praktijk op een bepaalde markt wordt aanvaard, kan dit niet geacht worden te gelden voor andere markten tenzij de bevoegde autoriteiten die praktijk officieel hebben aanvaard. Een inbreuk kan toch nog steeds geacht worden te hebben plaatsgevonden als de bevoegde autoriteit een andere, onrechtmatige beweegreden achter de transacties of handelsorders aantoont.
Deze verordening moet ook verduidelijken dat het gebruik van gerelateerde financiële instrumenten zoals derivaten die op een ander handelsplatform of OTC worden verhandeld, ook een vorm van marktmanipulatie of poging tot marktmanipulatie van het desbetreffende financieel instrument kan zijn.
De prijszetting van tal van financiële instrumenten geschiedt op basis van benchmarks. De daadwerkelijke manipulatie of poging tot manipulatie van benchmarks, waaronder interbancaire biedrentes, kan ernstige gevolgen hebben voor het marktvertrouwen en kan resulteren in aanzienlijke verliezen voor beleggers en investeerders of in verstoringen van de reële economie. Er zijn derhalve specifieke bepalingen met betrekking tot benchmarks vereist om de integriteit van de markten te vrijwaren en om te garanderen dat bevoegde autoriteiten een duidelijk verbod op de manipulatie van benchmarks kunnen doen naleven. Deze bepalingen gelden voor alle gepubliceerde benchmarks, waaronder op het internet, ongeacht de vraag of zij gratis toegankelijk zijn of niet, zoals cds-benchmarks en indexen van indexen. Het is noodzakelijk om het algemene verbod op marktmanipulatie aan te vullen met een verbod op het manipuleren van het benchmark zelf en op het rapporteren van onjuiste of misleidende informatie, op het verstrekken van onjuiste of misleidende inputgegevens, of op het nemen van enigerlei andere maatregel waardoor de berekening van een benchmark, wordt gemanipuleerd, waarbij onder de ruime definitie van berekening ook wordt verstaan het ontvangen en beoordelen van alle gegevens die verband houden met de berekening van de desbetreffende benchmark, waaronder in het bijzonder „trimmed data” en de voor de opstelling van het benchmark gehanteerde methode, hetzij met een algoritmisch karakter of „judgement based”. Deze voorschriften vormen een aanvulling op Verordening (EU) nr. 1227/2011 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de integriteit en transparantie van de groothandelsmarkt voor energie, die een verbod instelt op het met opzet verstrekken van valse informatie aan ondernemingen die prijsanalyses uitvoeren of marktrapporten publiceren, met als gevolg het misleiden van marktdeelnemers die handelen op basis van die prijsanalyses of marktrapporten.
Om uniforme marktvoorwaarden te waarborgen voor handelsplatformen en -faciliteiten waarop deze verordening betrekking heeft, dienen alle operatoren van gereglementeerde markten, MTF’s en OTF’s verplicht worden effectieve regelingen, systemen en procedures vast te stellen en in stand te houden, teneinde marktmanipulatie- en misbruikpraktijken te voorkomen en aan het licht te brengen.
Manipulatie of poging tot manipulatie van financiële instrumenten kan ook bestaan in het plaatsen van orders die mogelijk niet worden uitgevoerd. Daarnaast kan een financieel instrument ook worden gemanipuleerd via gedragingen buiten een handelsplatform. Personen die beroepshalve transacties regelen of uitvoeren moeten effectieve regelingen, systemen en procedures vaststellen en in stand houden teneinde verdachte transacties aan het licht te brengen en te rapporteren. Dit omvat ook het rapporteren van verdachte orders en verdachte transacties die buiten een handelsplatform plaatsvinden.
Manipulatie of poging tot manipulatie van financiële instrumenten kan ook bestaan in het verspreiden van onjuiste of misleidende informatie. Het verspreiden van onjuiste of misleidende informatie kan in een betrekkelijk korte tijdsspanne aanzienlijke invloed hebben op de prijzen van financiële instrumenten. Er kan sprake zijn van het bedenken van kennelijk onjuiste informatie, maar ook het opzettelijk weglaten van essentiële feiten, of het bewust verkeerd weergeven van informatie. Deze vorm van marktmanipulatie is met name schadelijk voor beleggers, omdat zij daardoor hun beleggingsbeslissingen baseren op onjuiste of verdraaide informatie. Het is ook schadelijk voor uitgevende instellingen, omdat het het vertrouwen in de hun betreffende beschikbare informatie vermindert. Een gebrek aan vertrouwen in de markt kan vervolgens de mogelijkheden voor een uitgevende instelling in gevaar brengen om nieuwe financiële instrumenten uit te brengen of om krediet te verzekeren van andere marktdeelnemers teneinde zijn activiteiten te financieren. Informatie verspreidt zich zeer snel over de markt. Als gevolg daarvan kunnen de nadelige gevolgen voor beleggers en uitgevende instellingen betrekkelijk lang aanhouden totdat de informatie onjuist of misleidend is gebleken en door de uitgevende instelling of degene die voor de verspreiding ervan verantwoordelijk is, kan worden gecorrigeerd. Het is daarom noodzakelijk om het verspreiden van onjuiste of misleidende informatie, waaronder geruchten of onjuist of misleidend nieuws, aan te merken als een inbreuk op deze verordening. Het is daarom niet toelaatbaar dat het diegenen die actief zijn op de financiële markten vrijstaat om, ten nadele van beleggers en uitgevende instellingen, informatie te geven die indruist tegen hun eigen mening of beter weten en waarvan zij weten of behoren te weten dat die onjuist of misleidend is.
Gezien het toegenomen gebruik van websites, blogs en sociale media moet duidelijk worden gemaakt dat verspreiding van onjuiste of misleidende informatie via internet, met inbegrip van de sociale media of anonieme blogs, voor de toepassing van deze verordening als equivalent aan te merken is als wanneer zulks via traditionelere communicatiekanalen gebeurt.
De openbaarmaking van voorwetenschap door een uitgevende instelling is van wezenlijk belang om handel met voorwetenschap te vermijden en ervoor te zorgen dat beleggers niet worden misleid. Uitgevende instellingen moeten daarom worden verplicht het publiek zo snel mogelijk op de hoogte te brengen van voorwetenschap. Deze verplichting kan onder bijzondere omstandigheden evenwel schade toebrengen aan de legitieme belangen van uitgevende instellingen. In dergelijke omstandigheden moet worden toegestaan dat openbaarmaking later plaatsvindt, op voorwaarde dat het niet waarschijnlijk is dat uitstel misleiding van het publiek tot gevolg heeft en de uitgevende instelling de vertrouwelijkheid van de informatie kan waarborgen. De uitgevende instelling moet voorwetenschap alleen openbaar maken indien zij een verzoek om toelating tot de handel voor het financieel instrument heeft ingediend of daarvoor toestemming heeft gegeven.
Voor de toepassing van de vereisten betreffende openbaarmaking van voorwetenschap en het uitstel van een dergelijke openbaarmaking als voorzien in deze verordening, kunnen rechtmatige belangen met name onder meer betrekking hebben op de volgende niet uitputtende omstandigheden: a) lopende onderhandelingen of daarmee verband houdende elementen, wanneer openbaarmaking de uitkomst of het normale verloop van deze onderhandelingen waarschijnlijk zou beïnvloeden. In het bijzonder wanneer de financiële levensvatbaarheid van de uitgevende instelling in ernstig en imminent gevaar is, zij het niet in het kader van de toepasselijke insolventiewetgeving, mag de openbaarmaking van informatie voor beperkte tijd worden uitgesteld wanneer een dergelijke openbaarmaking de belangen van bestaande en potentiële aandeelhouders ernstig zou schaden doordat de afronding van bepaalde onderhandelingen voor de verzekering van het financieel herstel van de uitgevende instelling op lange termijn erdoor in het gedrang zou worden gebracht; b) door de raad van bestuur van een uitgevende instelling genomen besluiten of gesloten overeenkomsten die door een ander orgaan van de uitgevende instelling moeten worden goedgekeurd voordat zij definitief worden, wanneer de structuur van de uitgevende instelling de scheiding van deze beide organen vereist, mits de openbaarmaking van de informatie vóór de bovenbedoelde goedkeuring samen met de gelijktijdige aankondiging dat deze goedkeuring nog geen feit is, aan een correcte evaluatie van de informatie door het publiek in de weg kan staan.
Bovendien moet de verplichting om voorwetenschap openbaar te maken, worden opgelegd aan de deelnemers aan de markt voor emissierechten. Om te vermijden dat de markt aan nutteloze rapporteringen wordt blootgesteld en om er ook voor te zorgen dat de geplande maatregel kosteneffectief blijft, blijkt het echter noodzakelijk om de regelgevende gevolgen van die verplichting te beperken tot slechts die EU ETS-operatoren die vanwege hun omvang en activiteit redelijk in staat kunnen worden geacht een belangrijke invloed te hebben op de koers van de emissierechten, op daaraan gerelateerde geveilde producten of op daarmee verband houdende afgeleide financiële instrumenten en voor biedingen in veilingen krachtens Verordening (EU) nr. 1031/2010. De Commissie moet voor de toepassing van deze vrijstelling middels gedelegeerde handelingen maatregelen nemen die een minimumdrempel bevatten. De openbaar te maken informatie moet betrekking hebben op de fysieke activiteiten van de openbaarmakende partij en niet op zijn plannen of strategieën inzake de handel in emissierechten, daarop gebaseerde geveilde producten of daarmee verband houdende afgeleide financiële instrumenten. Indien deelnemers aan de emissierechtenmarkt al voldoen aan gelijkaardige verplichtingen inzake de openbaarmaking van voorwetenschap, met name krachtens de verordening betreffende de integriteit en transparantie van de energiemarkt (Verordening (EU) nr. 1227/2011), mag de verplichting om voorwetenschap inzake emissierechten openbaar te maken niet leiden tot een dubbele plicht tot openbaarmaking met hoofdzakelijk dezelfde inhoud. In het geval van deelnemers aan de markt voor emissierechten met geaggregeerde emissies of een nominale thermische input op of onder de vastgestelde drempel moet het, omdat de informatie over hun fysieke activiteiten niet van belang geacht wordt te zijn ten behoeve van de openbaarmaking, ook geacht worden geen significante invloed te hebben op de prijs van emissierechten, geveilde producten die daarop zijn gebaseerd of op de koers van daaraan gerelateerde afgeleide financiële instrumenten. Dergelijke deelnemers aan de markt voor emissierechten moeten overigens wel vallen onder het verbod op handel met voorwetenschap met betrekking tot alle overige informatie waar zij toegang tot hebben en die voorwetenschap is.
Om het openbaar belang te beschermen, de stabiliteit van het financieel systeem te waarborgen en bijvoorbeeld te voorkomen dat een liquiditeitscrisis binnen financiële instellingen zich ten gevolg van een plotselinge opname van gelden tot een solvabiliteitscrisis ontwikkelt, kan het passend zijn erin te voorzien dat kredietinstellingen of financiële instellingen, in uitzonderlijke omstandigheden, uitstel van de openbaarmaking van voorwetenschap wordt toegestaan. Dit zou in het bijzonder kunnen gelden voor informatie over tijdelijke liquiditeitsproblemen, dat wil zeggen situaties waarin financiële instellingen leningen van de centrale bank, inclusief liquiditeitssteun, nodig hebben, en waarin de openbaarmaking van voorwetenschap systeemgevolgen zou hebben. Dit uitstel voor de uitgevende instelling moet afhankelijk worden gesteld van de instemming van de bevoegde autoriteit en ook van de voorwaarde dat het openbaar belang en het economisch belang in het geval van uitstel van openbaarmaking zwaarder wegen dan het belang van de markt bij de informatie ter zake.
Voor financiële instellingen, met name wanneer zij leningen van de centrale bank ontvangen, waaronder ook noodhulp uit het liquiditeitsfonds, moet de beoordeling of de informatie systeemrelevant is en of uitstel in het algemeen belang is, worden gemaakt door de bevoegde autoriteit na overleg met, naar gelang het geval, de betrokken nationale centrale bank, de nationale macroprudentiële autoriteit of enige andere relevante nationale autoriteiten.
Het gebruik van voorwetenschap, of een poging daartoe, om te handelen hetzij voor eigen rekening, hetzij voor die van een derde, moet duidelijk worden verboden. Gebruik van voorwetenschap kan ook bestaan uit handel in emissierechten en derivaten daarvan, en uit het doen van biedingen bij de veiling van emissierechten of andere daarop gebaseerde producten die worden gehouden overeenkomstig Verordening (EU) nr. 1031/2010 door personen die weten, of zouden moeten weten, dat de informatie waarover zij beschikken voorwetenschap is. Informatie over de eigen handelsplannen en -strategieën van de marktdeelnemer moeten niet als voorwetenschap worden beschouwd, maar informatie over de handelsplannen en -strategieën van een derde mogelijkerwijs wél.
De eis om voorwetenschap openbaar te maken kan voor kleine en middelgrote ondernemingen als omschreven in Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad(10) waarvan de financiële instrumenten zijn toegelaten voor handel op mkb-groeimarkten, bijzonder lastig zijn vanwege de kosten van de opvolging van de informatie waarover ze beschikken en het inwinnen van juridisch advies over de vraag of en wanneer informatie moet worden openbaar gemaakt. Toch is een snelle openbaarmaking van voorwetenschap van wezenlijk belang voor het vertrouwen van de beleggers in deze uitgevende instellingen. Daarom moet ESMA richtsnoeren kunnen vaststellen om de uitgevende instellingen bij te staan bij het naleven van de verplichting om voorwetenschap openbaar te maken zonder de bescherming van beleggers in gevaar te brengen.
Lijsten van personen met voorwetenschap zijn een belangrijk hulpmiddel voor regelgevers om mogelijk marktmisbruik te onderzoeken. Nationale verschillen wat betreft de in dergelijke lijsten op te nemen gegevens leiden echter tot onnodige administratieve lasten voor uitgevende instellingen. Om deze kosten te beperken moeten de vereiste gegevensvelden van de lijsten van personen met voorwetenschap daarom uniform zijn. Het is belangrijk dat degenen die op de lijsten van personen met voorwetenschap worden vermeld, op de hoogte worden gesteld van dit feit en van de consequenties daarvan ingevolge deze verordening en Richtlijn 2014/57/EU van het Europees Parlement en de Raad(11). De eis om lijsten van personen met voorwetenschap bij te houden en voortdurend bij te werken vormt vooral voor uitgevende instellingen op mkb-groeimarkten een zware administratieve last. Aangezien bevoegde autoriteiten in het geval van deze uitgevende instellingen doeltreffend toezicht kunnen houden op marktmisbruik zonder deze lijsten op alle momenten beschikbaar te hebben, moeten deze uitgevende instellingen worden vrijgesteld van deze verplichting zodat de administratieve kosten die uit deze verordening voortvloeien, worden beperkt. De uitgevende instellingen moeten de lijst met personen met voorwetenschap evenwel op verzoek aan de bevoegde autoriteiten ter beschikking stellen.
Het opstellen, door uitgevende instellingen of door namens hen of voor hun rekening optredende personen, van lijsten van personen die bij hen op basis van een arbeidsovereenkomst of anderszins werkzaam zijn en toegang hebben tot voorwetenschap die direct of indirect op de uitgevende instelling betrekking heeft, is een waardevolle maatregel ter bescherming van de marktintegriteit. Dergelijke lijsten kunnen van nut zijn voor de uitgevende instellingen of voor deze personen zelf om de stroom van voorwetenschap onder controle te houden en zich aldus van hun geheimhoudingsplicht te kwijten. Daarnaast kunnen dergelijke lijsten een nuttig instrument zijn voor bevoegde autoriteiten bij het identificeren van de personen die toegang tot voorwetenschap hebben en het vaststellen van het moment waarop zij toegang tot die voorwetenschap hebben verkregen. Toegang tot voorwetenschap die direct of indirect op de uitgevende instelling betrekking heeft door personen die op een dergelijke lijst staan, ontslaat hen niet van de verbodsbepalingen van deze verordening.
Meer openheid over transacties die worden verricht door personen met leidinggevende verantwoordelijkheden op het niveau van de uitgevende instellingen en, in voorkomend geval, door personen die nauw aan hen gelieerd zijn, vormt een preventieve maatregel tegen marktmisbruik, en in het bijzonder handel met voorwetenschap. Bekendmaking van deze transacties op minstens individuele basis kan tevens een zeer waardevolle bron van informatie voor beleggers vormen. Er moet worden verduidelijkt dat de verplichting om deze transacties van leidinggevenden bekend te maken, ook het in pand geven of lenen van financiële instrumenten omvat, aangezien het in pand geven van aandelen in het geval van een plotselinge en onverwachte verkoop een wezenlijk en potentieel destabiliserend effect op de onderneming kan hebben. Zonder openbaarmaking zou op de markt niet bekend zijn dat er sprake was van een vergrote mogelijkheid van, bijvoorbeeld, een significante toekomstige verandering in het eigendom van aandelen, van een groter aanbod van aandelen op de markt of van een verlies van stemrechten in de onderneming in kwestie. Daarom moet de in deze verordening bedoelde openbaarmaking plaatsvinden indien het in pand geven van aandelen plaatsvindt in het kader van een grotere transactie in het kader waarvan de leidinggevende de aandelen in pand geeft om krediet te krijgen van een derde. Daarnaast is volledige en passende markttransparantie een voorwaarde voor vertrouwen van marktdeelnemers en met name ook het vertrouwen van de aandeelhouders van de onderneming. Er moet eveneens worden verduidelijkt dat de verplichting om deze transacties van leidinggevenden bekend te maken, ook de transacties door andere personen die discretionair handelen voor de leidinggevende omvat. Om een juist evenwicht te verzekeren tussen het transparantieniveau en het aantal rapporteringen aan de bevoegde autoriteiten en het publiek, moet in deze verordening een uniforme drempel worden vastgesteld waaronder transacties niet hoeven te worden gerapporteerd.
De melding van transacties voor eigen rekening van personen met leidinggevende verantwoordelijkheid of van een persoon die nauw aan hen gelieerd zijn, resulteert niet alleen in waardevolle informatie voor marktdeelnemers, maar vormt tevens een aanvullend hulpmiddel voor de bevoegde autoriteiten bij de uitoefening van het markttoezicht. De verplichting om transacties te melden geldt onverminderd de verbodsbepalingen van deze verordening.
De melding van transacties dient te geschieden overeenkomstig de voorschriften inzake de doorgifte van persoonsgegevens die vervat zijn in Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(12).
Het moet personen met leidinggevende verantwoordelijkheden worden verboden transacties te sluiten vóór de bekendmaking van een tussentijds financieel verslag of een verslag aan het eind van het boekjaar door de uitgevende instelling overeenkomstig de regels van het handelsplatform waar de aandelen van de uitgevende instelling tot de handel zijn toegelaten of overeenkomstig de nationale wetgeving, tenzij sprake is van specifieke en beperkte omstandigheden die rechtvaardigen dat de uitgevende instelling een persoon met leidinggevende verantwoordelijkheden toestaat transacties te sluiten. Toestemming van de uitgevende instelling om transacties te sluiten, laat de in deze verordening opgenomen verbodsbepalingen onverlet.
Een reeks effectieve instrumenten en bevoegdheden en middelen voor de bevoegde autoriteit van elke lidstaat waarborgt de doeltreffendheid van het toezicht. Dienovereenkomstig voorziet deze verordening in het bijzonder in een minimumreeks bevoegdheden op het vlak van toezicht en onderzoek die de bevoegde autoriteiten van de lidstaten overeenkomstig de nationale wetgeving ter beschikking moet worden gesteld. Deze bevoegdheden moeten, indien de nationale wetgeving zulks vereist, worden uitgeoefend middels een verzoek aan de bevoegde justitiële autoriteiten. Bij de uitoefening van hun bevoegdheden uit hoofde van deze verordening moeten de bevoegde autoriteiten zich objectief en onpartijdig opstellen, en zij moeten autonomie in hun besluitvormingsproces zekerstellen.
Marktpartijen en alle deelnemers aan het economisch verkeer moeten ook bijdragen tot de integriteit van de markt. In die zin mag de aanwijzing van één bevoegde autoriteit voor marktmisbruik geen beletsel vormen voor samenwerking of het delegeren van taken onder de verantwoordelijkheid van de bevoegde autoriteit, tussen die autoriteit en de marktpartijen om een doeltreffend toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening te waarborgen. Wanneer personen die beleggingsaanbevelingen opstellen of ter beschikking stellen, of andere informatie houdende aanbevelingen of aansporingen voor een beleggingsstrategie in één of meerdere financiële instrumenten, ook voor eigen rekening, in die instrumenten handelen, moeten de bevoegde autoriteiten van dergelijke personen onder andere alle informatie kunnen opeisen die nodig is om vast te stellen of de door die personen opgestelde of ter beschikking gestelde aanbevelingen voldoen aan het bepaalde in deze verordening.
Om gevallen van handel met voorwetenschap en marktmanipulatie aan het licht te kunnen brengen, moeten de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de nationale wetgeving de mogelijkheid van toegang kunnen hebben tot de privéplaatsen van natuurlijke en van rechtspersonen om documenten in beslag te kunnen nemen. De toegang tot dergelijke plaatsen is noodzakelijk wanneer er een gegrond vermoeden bestaat dat documenten en andere gegevens die met het onderwerp van een onderzoek verband houden, bestaan en zouden kunnen helpen bij het aantonen van een geval van handel met voorwetenschap of marktmisbruik. Daarnaast is toegang tot dergelijke plaatsen noodzakelijk wanneer: de persoon die reeds om informatie is verzocht geheel of gedeeltelijk nalaat aan dit verzoek te voldoen of er een redelijk vermoeden bestaat dat in geval van een verzoek daaraan niet zou worden voldaan, of de documenten of informatie waarop het verzoek om informatie betrekking heeft, zouden worden verwijderd, gemanipuleerd of vernietigd. Indien overeenkomstig de nationale wetgeving voorafgaande goedkeuring van de justitiële autoriteiten van de lidstaat in kwestie nodig is, dient het recht van toegang tot plaatsen alleen te worden uitgeoefend nadat justitie voorafgaand toestemming heeft verleend.
Bestaande opnamen van telefoongesprekken en overzichten van dataverkeer van beleggingsondernemingen, kredietinstellingen en financiële instellingen die transacties uitvoeren en de uitvoering staven, alsook bestaande overzichten van telefoon- en dataverkeer van telecommunicatieoperatoren vormen cruciaal en soms het enige bewijs waarmee het bestaan van handel met voorwetenschap en marktmanipulatie aan het licht kan worden gebracht en bewezen. Aan de hand van overzichten van telefoon- en dataverkeer kan de identiteit worden vastgesteld van een persoon die verantwoordelijk is voor de verspreiding van onjuiste of misleidende informatie of worden vastgesteld dat personen gedurende een bepaalde tijd met elkaar in contact zijn geweest en er tussen twee of meer personen een relatie bestaat. Daarom moeten de bevoegde autoriteiten bestaande opnamen van telefoongesprekken, elektronische mededelingen en overzichten van dataverkeer waarover een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een financiële instelling overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU beschikt, kunnen opvragen. Toegang tot overzichten van data- en telefoonverkeer is noodzakelijk om bewijzen te verzamelen en aanwijzingen van handel met voorwetenschap of marktmanipulatie te onderzoeken, en bijgevolg om marktmisbruik aan het licht te brengen en te bestraffen. Om een gelijk speelveld binnen de Unie te scheppen wat de toegang betreft tot bestaande overzichten van telefoon- en dataverkeer waarover een telecommunicatie-exploitant beschikt of de bestaande opnamen van telefoongesprekken en overzichten van dataverkeer waarover een beleggingsonderneming, een kredietinstelling of een financiële instelling beschikt, moeten de bevoegde autoriteiten overeenkomstig de nationale wetgeving bestaande overzichten van telefoon- en dataverkeer waarover een telecommunicatie-exploitant beschikt, voor zover dit is toegestaan overeenkomstig de nationale wetgeving, en bestaande opnamen van telefoongesprekken, alsook dataverkeer waarover een beleggingsonderneming beschikt, kunnen opvragen in gevallen waarin er een redelijk vermoeden bestaat dat dergelijke, met het voorwerp van de inspectie of het onderzoek verband houdende overzichten, relevant kunnen zijn om met deze verordening strijdige handel met voorwetenschap of marktmanipulatie aan te tonen. Toegang tot overzichten van telefoon- en dataverkeer waarover een telecommunicatie-exploitant beschikt, betreft niet de inhoud van telefoongesprekken.
Hoewel in deze verordening een minimumreeks aan bevoegdheden wordt vastgesteld waarover bevoegde autoriteiten moeten beschikken, moet de uitoefening van deze bevoegdheden plaatsvinden binnen een afgerond systeem van nationale wetgeving dat waarborgen bevat betreffende de eerbiediging van grondrechten, met inbegrip van het recht op privacy. Met het oog op de uitoefening van deze bevoegdheden, waarbij het tot ernstige inbreuken op het recht op privacy en een gezinsleven, op de integriteit van de eigen woning en op het telecommunicatiegeheim zou kunnen komen, moeten de lidstaten passende en doeltreffende vrijwaringsmaatregelen treffen tegen elke vorm van misbruik, bijvoorbeeld waar gepast een verplichting om een voorafgaande goedkeuring door de justitiële autoriteiten van de lidstaat in kwestie te verkrijgen. De lidstaten moeten de bevoegde autoriteiten toestaan dergelijke ingrijpende bevoegdheden uit te oefenen voor zover dit noodzakelijk is voor een gedegen onderzoek van ernstige gevallen, en indien er geen alternatieve mogelijkheden zijn om daadwerkelijk hetzelfde resultaat te behalen.
Aangezien marktmisbruik grens- en marktoverschrijdend kan zijn, moeten bevoegde autoriteiten worden verplicht om altijd, met uitzondering van buitengewone omstandigheden, in het bijzonder voor onderzoeken, samen te werken en informatie uit te wisselen met andere bevoegde en regelgevende autoriteiten en met ESMA. Wanneer een bevoegde autoriteit ervan overtuigd is dat in een andere lidstaat marktmisbruik plaatsvindt of plaatsvond, dan wel gevolgen heeft voor in een andere lidstaat verhandelde financiële instrumenten, moet zij de bevoegde autoriteit en ESMA hiervan op de hoogte brengen. In gevallen van marktmisbruik met grensoverschrijdende gevolgen, moet ESMA het onderzoek kunnen coördineren indien een van de desbetreffende bevoegde autoriteiten haar hierom verzoekt.
De bevoegde autoriteiten moeten over de instrumenten beschikken die noodzakelijk zijn voor doeltreffend grensoverschrijdend orderboektoezicht. Overeenkomstig Richtlijn 2014/65/EU kunnen de bevoegde autoriteiten met het oog op het opvolgen en opsporen van grensoverschrijdende marktmanipulatie van andere bevoegde autoriteiten orderboekdata opvragen en ontvangen.
Om informatie te kunnen uitwisselen en te kunnen samenwerken met autoriteiten in derde landen voor de doeltreffende toepassing van deze verordening, moeten de bevoegde autoriteiten samenwerkingsovereenkomsten sluiten met hun tegenhangers in derde landen. Overdrachten van persoonsgegevens op basis van deze overeenkomsten moeten voldoen aan Richtlijn 95/46/EG en aan Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad(13).
Een degelijk prudentieel en bedrijfsvoeringskader voor de financiële sector moet zijn gebaseerd op strenge toezicht-, onderzoek- en sanctieregelingen. Daartoe moeten toezichthoudende autoriteiten beschikken over voldoende bevoegdheden om te handelen en moeten zij kunnen vertrouwen op billijke, strenge en afschrikkende sanctieregelingen voor alle financiële wangedragingen, en deze sancties moeten doeltreffend worden uitgevoerd. De groep op hoog niveau was echter van mening dat geen van deze elementen op dit moment al bestaat. Een evaluatie van bestaande sanctiebevoegdheden en hun praktische toepassing om de convergentie van de sancties in het gehele scala van toezichtactiviteiten te bevorderen, werd uitgevoerd in de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 inzake het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector.
Daarom moet worden voorzien in een aantal administratieve sancties en andere administratieve maatregelen, om een gemeenschappelijke aanpak in de lidstaten zeker te stellen en om het afschrikkende effect ervan te vergroten. De bevoegde autoriteiten moeten de mogelijkheid hebben een verbod op te leggen op de uitoefening van leidinggevende posities binnen beleggingsondernemingen. Bij de vaststelling van sancties die in specifieke gevallen worden opgelegd, moet in voorkomend geval rekening worden gehouden met factoren zoals de terugbetaling van vastgestelde financiële voordelen, de ernst en de duur van de inbreuk, verzwarende of verzachtende omstandigheden, het feit dat boeten een afschrikkend effect moeten hebben en, indien gepast, een korting wegens samenwerking met de bevoegde autoriteit. In het bijzonder mag de hoogte van de in een specifiek geval op te leggen administratieve boeten het in deze verordening vastgestelde maximum bereiken, of, voor zeer ernstige gevallen, het hogere bedrag zoals vastgesteld in de nationale wetgeving, terwijl duidelijk lagere boeten kunnen worden opgelegd voor kleinere inbreuken of wanneer een schikking wordt getroffen. Deze verordening beperkt de lidstaten niet in hun mogelijkheden te voorzien in hogere administratieve sancties of andere administratieve maatregelen.
Hoewel niets de lidstaten ervan weerhoudt voor dezelfde inbreuken zowel administratieve, als strafrechtelijke sancties te voorzien, moeten zij niet worden verplicht om administratieve sancties vast te stellen voor inbreuken op het bepaalde in deze verordening waarvoor ten laatste 3 juli 2016 reeds nationale strafrechtelijke sancties gelden. Overeenkomstig hun nationale wetgeving zijn de lidstaten niet verplicht zowel administratieve als strafrechtelijke sancties op te leggen voor hetzelfde strafbare feit, maar kunnen zij dat doen indien hun nationale wetgeving zulks toelaat. Het handhaven van strafrechtelijke sancties in plaats van administratieve sancties voor schendingen van deze verordening of van Richtlijn 2014/57/EU mag de bevoegde autoriteiten evenwel niet beperken of anderszins beïnvloeden in hun vermogen om voor de toepassing van deze verordening met bevoegde autoriteiten in andere lidstaten samen te werken, en tijdig toegang te hebben tot informatie en informatie uit te wisselen, ook nadat de desbetreffende inbreuken naar de bevoegde rechterlijke instanties zijn verwezen voor strafrechtelijke vervolging.
Om te bewerkstelligen dat de besluiten van de bevoegde autoriteiten een ontmoedigend effect op het grote publiek hebben, moeten zij in de regel worden gepubliceerd. De bekendmaking van beslissingen is tevens een belangrijk instrument voor de bevoegde autoriteiten om marktdeelnemers erover te informeren welk gedrag in strijd wordt geacht met deze verordening en om de ruime verspreiding van goed gedrag onder marktdeelnemers te stimuleren. Indien de bekendmaking de persoon in kwestie onevenredig veel schade berokkent, de stabiliteit van de financiële markten of een lopend onderzoek in gevaar brengt, moet de bevoegde autoriteit de administratieve sancties en andere administratieve maatregelen op geanonimiseerde wijze en overeenkomstig de nationale wetgeving bekendmaken, of de bekendmaking uitstellen. De bevoegde autoriteiten moeten kunnen besluiten de sancties of andere administratieve maatregelen niet bekend te maken in gevallen waarin geanonimiseerde bekendmaking of uitstel van de bekendmaking niet voldoende wordt geacht om schade aan de stabiliteit van de financiële markten te vermijden. De bevoegde autoriteiten kunnen ook afzien van de bekendmaking van kleinere maatregelen wanneer de bekendmaking ervan een onevenredig zwaar middel wordt geacht.
Klokkenluiders vestigen de aandacht van de bevoegde autoriteiten op nieuwe informatie op basis waarvan zij handel met voorwetenschap en marktmanipulatie beter aan het licht kunnen brengen en bestraffen. Klokkenluiders kunnen echter worden ontmoedigd door angst voor represailles of het ontbreken van motivering. Het aangeven van schendingen van deze verordening is noodzakelijk om zeker te stellen dat een bevoegde autoriteit marktmisbruik kan opsporen en kan bestraffen. Klokkenluidersregelingen zijn noodzakelijk om het opsporen van marktmisbruik te vergemakkelijken en om bescherming van en respect voor de rechten van de klokkenluider en de beschuldigde persoon zeker te stellen. Bijgevolg moet deze verordening ervoor zorgen dat er passende regelingen komen om klokkenluiders in staat te stellen de bevoegde autoriteiten attent te maken op mogelijke inbreuken op deze verordening en om hen te beschermen tegen represailles. Het moet de lidstaten worden toegestaan in financiële stimulansen te voorzien voor personen die nuttige informatie aandragen over mogelijke inbreuken op deze verordening. Klokkenluiders mogen echter uitsluitend voor dergelijke beloningen in aanmerking komen als zij nieuwe informatie onthullen zonder daartoe al wettelijk verplicht te zijn en deze informatie leidt tot een sanctie voor inbreuk op deze verordening. lidstaten moeten ook ervoor zorgen dat de klokkenluidersregelingen die zij uitvoeren, mechanismen bevatten die een beschuldigde persoon naar behoren beschermen, met name met betrekking tot het recht op bescherming van zijn persoonsgegevens en procedures om het recht van de beschuldigde persoon te waarborgen op verdediging en om te worden gehoord voordat een beslissing over hem wordt genomen, alsook het recht op een doeltreffende voorziening in rechte bij een rechtbank tegen een beslissing over hem.
Aangezien lidstaten wetgeving hebben vastgesteld ter uitvoering van Richtlijn 2003/6/EG en aangezien de in deze verordening opgenomen gedelegeerde handelingen, technische normen en technische uitvoeringsnormen moeten worden goedgekeurd voordat het nieuwe kader op een nuttige manier kan worden toegepast, is het nodig de toepassing van de materiële bepalingen in deze verordening voor een toereikende periode uit te stellen.
Voor een gemakkelijke, vlotte overgang naar de toepassing van deze verordening mogen marktpraktijken die vóór de inwerkingtreding van deze verordening bestonden en die door de bevoegde autoriteiten werden aanvaard overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2273/2003 van de Commissie(14) met het oog op de toepassing van artikel 1, lid 2, onder a), van Richtlijn 2003/6/EG, blijven worden toegepast; op voorwaarde dat ESMA binnen een voorgeschreven termijn op de hoogte wordt gebracht van deze marktpraktijken, totdat de bevoegde autoriteit een besluit heeft genomen over de voortzetting van die praktijken overeenkomstig deze verordening.
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (het Handvest) in acht. Derhalve dient deze verordening te worden uitgelegd en toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen. Er moet in het bijzonder aandacht worden geschonken aan de in deze verordening vermelde persvrijheid en de vrijheid van meningsuiting in andere media, en aan de regels of codes van het journalistieke beroep, aangezien zij worden gewaarborgd in de Unie en in de lidstaten, en erkend worden in artikel 11 van het Handvest van de grondrechten en in andere bepalingen ter zake.
Om de transparantie te vergroten en de werking van de sanctieregelingen te verbeteren, moeten de bevoegde autoriteiten ESMA jaarlijks geanonimiseerde en geaggregeerde gegevens doen toekomen. Deze gegevens moeten betrekking hebben op het aantal nieuwe onderzoekdossiers, het aantal lopende onderzoeken en het aantal onderzoeken dat tijdens de referentieperiode is afgerond.
Richtlijn 95/46/EG en Verordening (EG) nr. 45/2001 zijn van toepassing op de verwerking van persoonsgegevens door ESMA in het kader van deze verordening en onder toezicht van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, met name de onafhankelijke autoriteiten die door de lidstaten zijn aangeduid. Het uitwisselen of doorgeven van informatie door de bevoegde autoriteiten dient in overeenstemming te zijn met de voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens die zijn neergelegd in Richtlijn 95/46/EG. Elk geval van uitwisselen of doorgeven van informatie door ESMA dient in overeenstemming te zijn met de voorschriften betreffende de doorgifte van persoonsgegevens die zijn neergelegd in Verordening (EG) nr. 45/2001.
Deze verordening en de in overeenstemming hiermee vastgestelde gedelegeerde handelingen, uitvoeringshandelingen, technische reguleringsnormen uitvoerende technische normen en richtsnoeren laten de toepassing van de uniale mededingingsregels onverlet.
Teneinde de vereisten van deze verordening verder uit te werken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om overeenkomstig artikel 290 van het VWEU gedelegeerde handelingen vast te stellen om de uitsluiting op het toepassingsgebied van de verordening uit te breiden tot bepaalde publieke organen en centrale banken van derde landen en tot bepaalde aangewezen publieke organen van derde landen die een koppelingsovereenkomst met de Unie hebben zoals bedoeld in artikel 25 van Richtlijn 2003/87/EG, met betrekking tot de indicatoren voor manipulatief gedrag opgesomd in bijlage I bij deze verordening, de drempels voor het bepalen van de toepasselijkheid van de verplichting tot openbaarmaking voor deelnemers aan een emissierechtenmarkt, de omstandigheden waaronder handel gedurende een afgesloten periode kan worden toegestaan, en de soorten transacties, uitgevoerd door personen met leidinggevende functies of nauw bij hen betrokken personen, die het kennisgevingsvereiste in werking stellen. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen. Bij het voorbereiden en opstellen van gedelegeerde handelingen dient de Commissie erop toe te zien dat de desbetreffende documenten gelijktijdig, tijdig en op passende wijze bij het Europees Parlement en de Raad worden ingediend.
Om te zorgen voor uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening met betrekking tot de procedures voor het melden van schendingen van deze verordening dienen de Commissie uitvoeringsbevoegdheden te worden verleend om de procedures vast te stellen, met inbegrip van de regelingen voor de opvolging van de verslagen en maatregelen voor de bescherming van personen met een arbeidsovereenkomst en maatregelen voor de bescherming van persoonsgegevens. Deze bevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad(15).
Technische normen op het gebied van financiële diensten moeten waarborgen dat met betrekking tot de in deze verordening geregelde onderwerpen in de hele Unie uniforme voorwaarden gelden. Omdat ESMA een instantie met een zeer specifieke deskundigheid is, zou het efficiënt en passend zijn om aan haar de uitwerking toe te vertrouwen van aan de Commissie voor te leggen ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen die geen beleidskeuzen met zich brengen.
De Commissie dient te worden gemachtigd om overeenkomstig artikel 290 VWEU en de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Parlement en de Raad(16) de ontwerpen van de door ESMA ontwikkelde technische reguleringsnormen te bevestigen ter verduidelijking van de kennisgevingen die de exploitanten van gereglementeerde markten, MTF’s en OTF’s moeten doen met betrekking tot de financiële instrumenten die tot de handel zijn toegelaten of waarvoor een verzoek om toelating tot de handel op hun handelsplatform is ingediend, van de wijze waarop en de voorwaarden waaronder ESMA de lijsten van deze instrumenten moet opstellen, openbaar maken en bijhouden, van de voorwaarden waaraan terugkoopprogramma’s en stabiliseringsmaatregelen moeten voldoen, met inbegrip van de voorwaarden voor de handel, tijds- en volumebeperkingen, openbaarmakings- en bekendmakingsvereisten en koersvoorwaarden voor de stabilisering, met betrekking tot de procedures, regelingen en systemen voor handelsplatformen voor het voorkomen en aan het licht brengen van marktmisbruik en de systemen en modellen die moeten worden gebruikt om verdachte orders en transacties aan het licht te brengen, ter verduidelijking van passende regelingen, procedures en vereisten voor het bewaren van gegevens in het kader van marktpeilingen en met betrekking tot op de technische regelingen voor categorieën personen voor de objectieve presentatie van informatie waarbij een beleggingsstrategie wordt aanbevolen en voor de openbaarmaking van bijzondere belangen of aanwijzingen van belangenconflicten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie tijdens de voorbereiding passend overleg pleegt, onder meer met deskundigen.
De Commissie dient tevens te worden gemachtigd om technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel van uitvoeringshandelingen uit hoofde van artikel 291 VWEU en overeenkomstig artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. Aan ESMA moet de opstelling worden toevertrouwd van aan de Commissie voor te leggen ontwerpen van technische uitvoeringsnormen met betrekking tot de openbaarmaking van voorwetenschap, het formaat van lijsten van personen met voorwetenschap en formats procedures voor de samenwerking en uitwisseling van informatie tussen bevoegde autoriteiten onderling en tussen de bevoegde autoriteiten en ESMA.
Daar de doelstelling van deze verordening, namelijk het voorkomen van marktmisbruik in de vorm van handel met voorwetenschap, wederrechtelijke mededeling van voorwetenschap en marktmanipulatie, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar vanwege de omvang en de gevolgen van de maatregelen beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen vaststellen, overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel als bedoeld in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat de verordening niet verder dan nodig is om dit doel te verwezenlijken.
Omdat de bepalingen van Richtlijn 2003/6/EG niet langer relevant en voldoende zijn, dient deze richtlijn met ingang van 3 juli 2016 te worden ingetrokken. De voorschriften en verboden van deze verordening hangen ten nauwste samen met de voorschriften en verboden van Richtlijn 2014/65/EU en dienen daarom in werking te treden op de datum van inwerkingtreding van die richtlijn.
Met het oog op de correcte tenuitvoerlegging van deze verordening moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat hun nationale recht uiterlijk op 3 juli 2016 voldoet aan de bepalingen van deze verordening met betrekking tot de bevoegde autoriteiten en hun bevoegdheden, administratieve sancties en andere administratieve maatregelen, het melden van inbreuken en het bekendmaken van besluiten.
De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming heeft op 10 februari 2012 een advies uitgebracht(17),
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp
In deze verordening wordt een gemeenschappelijk regelgevend kader vastgelegd inzake handel met voorwetenschap, wederrechtelijke mededeling van voorwetenschap en marktmanipulatie (marktmisbruik), en ook maatregelen ter voorkoming van marktmisbruik teneinde de integriteit van de financiële markten in de Unie te waarborgen en de bescherming van beleggers en hun vertrouwen in die markten te versterken.
Artikel 2 Toepassingsgebied
Deze verordening is van toepassing op:
financiële instrumenten die zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt of waarvoor toelating tot de handel op een gereglementeerde markt is aangevraagd;
financiële instrumenten die worden verhandeld op een MTF, die zijn toegelaten tot de handel op een MTF of waarvoor toelating tot de handel op een MTF is aangevraagd;
financiële instrumenten die worden verhandeld op een OTF;
financiële instrumenten die niet onder a), b) of c) vallen en waarvan de koers of de waarde afhankelijk is van, of van invloed is op, de koers of de waarde van een in die punten bedoeld financieel instrument, met inbegrip van, maar niet uitsluitend, kredietverzuimswaps en financiële contracten voor verrekening van verschillen.
Deze verordening is tevens van toepassing op gedragingen of transacties, met inbegrip van biedingen, met betrekking tot het veilen van emissierechten op een veiling die als gereglementeerde markt is toegelaten of andere daarop gebaseerde geveilde producten, met inbegrip van te veilen producten die geen financiële instrumenten zijn, ingevolge Verordening (EU) nr. 1031/2010. Onverminderd eventuele specifieke bepalingen betreffende biedingen gedaan in het kader van een veiling, zijn alle voorschriften en verboden in deze verordening met betrekking tot handelsorders van toepassing op dergelijke biedingen.
De artikelen 12 en 15 zijn ook van toepassing op:
spotcontracten voor grondstoffen die geen voor de groothandel bestemde energieproducten zijn, waarbij de transactie, order of gedraging van invloed is op de koers of de waarde van een in lid 1 bedoeld financieel instrument;
soorten financiële instrumenten, waaronder afgeleide contracten of afgeleide instrumenten voor de overdracht van kredietrisico, waarbij de transactie, order, bieding of gedraging een effect heeft of waarschijnlijk zal hebben op de koers of de waarde van spotcontracten voor grondstoffen waarvan de prijs of de waarde afhankelijk is van de koers of de waarde van die financiële instrumenten, en
gedragingen die verband houden met benchmarks.
Deze verordening is van toepassing op elke transactie, order of gedraging met betrekking tot elk financieel instrument als bedoeld in lid 1 en lid 2, ongeacht of de transactie in kwestie, de order of de gedraging plaatsvindt op een handelsplatform of niet.
De verboden en voorschriften in deze verordening zijn van toepassing op elk handelen en nalaten in de Unie en in derde landen met betrekking tot instrumenten als bedoeld in de leden 1 en 2.
Artikel 3 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.„financieel instrument”:
- elk financieel instrument als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 15 van Richtlijn 2014/65/EU;
- 2.„beleggingsonderneming”:
- een beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU;
- 3.„kredietinstelling”:
- een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(18)
- 4.„financiële instelling”:
- een financiële instelling als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 26, van Verordening (EU) nr. 575/2013;
- 5.„marktexploitant”:
- een marktexploitant als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 18, van Richtlijn 2014/65/EU;
- 6.„gereglementeerde markt”:
- een gereglementeerde markt als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 21), van Richtlijn 2014/65/EU;
- 7.„Multilateral Trading Facility” of „MTF”:
- een multilateraal systeem als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 22), van Richtlijn 2014/65/EU;
- 8.„Organised Trading Facility” of „OTF”:
- een stelsel of faciliteit als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 23), van Richtlijn 2014/65/EU;
- 9.„geaccepteerde marktpraktijk”:
- een specifieke marktpraktijk die is geaccepteerd door een bevoegde autoriteit overeenkomstig artikel 13;
- 10.„handelsplatform”:
- een handelsplatform als bedoeld in artikel 4, lid 1, punt 24), van Richtlijn 2014/65/EU;
- 11.„mkb-groeimarkt”:
- een mkb-groeimarkt als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 12), van Richtlijn 2014/65/EU;
- 12.„bevoegde autoriteit”:
- een overeenkomstig artikel 22 aangewezen bevoegde autoriteit tenzij in deze verordening anders bepaald;
- 13.„persoon”:
- een natuurlijk persoon of rechtspersoon;
- 14.„grondstof”:
- een grondstof als omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EG) nr. 1287/2006 van de Commissie(19);
- 15.„spotcontract voor grondstoffen”:
- een contract voor de levering van een grondstof die op een spotmarkt wordt verhandeld en die onverwijld wordt geleverd wanneer de transactie wordt afgewikkeld, en een contract voor de levering van een grondstof, niet zijnde een financieel instrument, met inbegrip van een fysiek afgewikkeld termijncontract;
- 16.„spotmarkt”:
- een markt in grondstoffen waarop grondstoffen tegen contante betaling worden verkocht en onverwijld worden geleverd wanneer de transactie wordt afgewikkeld, en andere niet-financiële markten, zoals termijnmarkten in grondstoffen;
- 17.„terugkoopprogramma”:
- de handel in eigen aandelen overeenkomstig de artikelen 21 tot en met 27 van Richtlijn 2012/30/EU van het Europees Parlement en de Raad(20);
- 18.„algoritmische handel”:
- algoritmische handel als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 39, van Richtlijn 2014/65/EU;
- 19.„emissierecht”:
- een emissierecht als bedoeld in punt 11 van deel C van bijlage I bij Richtlijn 2014/65/EU;
- 20.„deelnemer aan de emissierechtenmarkt”:
- elke persoon die transacties aangaat, met inbegrip van het plaatsen van handelsorders, met betrekking tot emissierechten, daarop gebaseerde geveilde producten, of daarvan afgeleide producten en waarop de vrijstelling uit hoofde van artikel 17, lid 2, tweede alinea, niet van toepassing is;
- 21.„uitgevende instelling”:
- een privaat- of publiekrechtelijke juridische entiteit die financiële instrumenten emitteert of voorstelt te emitteren, waarbij de uitgevende instelling, in het geval van certificaten van aandelen die financiële instrumenten vertegenwoordigen, de uitgevende instelling van het vertegenwoordigde financiële instrument is;
- 22.„energieproduct bestemd voor groothandel”:
- energieproduct bestemd voor groothandel als omschreven in artikel 2, punt 4, van Verordening (EU) nr. 1227/2011;
- 23.„nationale regulerende instantie”:
- een nationale regulerende instantie als omschreven in artikel 2, punt 10, van Verordening (EU) nr. 1227/2011;
- 24.„grondstoffenderivaten”:
- grondstoffenderivaten als omschreven in artikel 2, lid 1, punt 30, van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad(21);
- 25.„persoon met leidinggevende verantwoordelijkheid”:
een persoon binnen een uitgevende instelling, een deelnemer aan de emissierechtenmarkt of een andere entiteit als bedoeld in artikel 19, lid 10, die
lid is van een bestuurs- of toezichthoudend orgaan van die entiteit;
een leidinggevende functie heeft maar die geen deel uitmaakt van de onder a) bedoelde organen en die regelmatig toegang heeft tot voorwetenschap die direct of indirect op de entiteit betrekking heeft, en tevens de bevoegdheid bezit managementbeslissingen te nemen die gevolgen hebben voor de toekomstige ontwikkelingen en bedrijfsvooruitzichten van die entiteit;
- 26.„nauw verbonden persoon”:
een echtgenoot of echtgenote, of een partner van deze persoon die overeenkomstig het nationale recht als gelijkwaardig met een echtgenoot of echtgenote wordt aangemerkt;
een overeenkomstig het nationale recht ten laste komende kind;
een ander familielid die op de datum van de transactie in kwestie gedurende ten minste een jaar tot hetzelfde huishouden als de relevante persoon heeft behoord, of
een rechtspersoon, trust of personenvennootschap waarvan de leidinggevende verantwoordelijkheid berust bij een persoon als bedoeld onder a), b) en c), die rechtstreeks of onrechtstreeks onder de zeggenschap staat van een dergelijke persoon, die is opgericht ten gunste van een dergelijke persoon, of waarvan de economische belangen in wezen gelijkwaardig zijn aan die van een dergelijke persoon;
- 27.„verkeersgegevensoverzicht”:
- overzicht van verkeersgegevens zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, onder b), van Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad(22).
- 28.„persoon die zich beroepsmatig bezighoudt met het tot stand brengen of uitvoeren van transacties”:
- persoon die zich beroepsmatig bezighoudt met het ontvangen en doorgeven van orders of het uitvoeren van transacties in financiële instrumenten;
- 29.„benchmark”:
- een aan het publiek bekendgemaakte of gepubliceerde rente, index of getal dat periodiek of regelmatig wordt bepaald door een formule toe te passen op, of afgeleid van: de waarde van een of meer onderliggende activa of prijzen, met inbegrip van geraamde prijzen, feitelijke of geraamde rentetarieven of andere waarden, dan wel enquêtegegevens, en op basis waarvan het voor een financieel instrument te betalen bedrag of de waarde van een financieel instrument wordt bepaald;
- 30.„marktmaker”:
- een marktmaker als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 7, van Richtlijn 2014/65/EU;
- 31.„stakebuilding”:
- het verwerven van aandelen in een onderneming waarbij niet uit hoofde van wet- of regelgeving de verplichting ontstaat om een overnamebod aan te kondigen met betrekking tot de onderneming in kwestie;
- 32.„openbaar makende marktdeelnemer”:
- een persoon als bedoeld in een categorie als opgenomen in artikel 11, lid 1, onder a) tot en met d), of artikel 11, lid 2, die in het kader van een marktpeiling informatie openbaar maakt.
- 33.„hoge-frequentie handel”:
- hoge-frequentie handel als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 40, van Richtlijn 2014/65/EU;
- 34.„het aanbevelen of voorstellen van een beleggingsstrategie”:
informatie voortgebracht door een onafhankelijke analist, een beleggingsonderneming, een kredietinstelling, iedere andere persoon van wie de hoofdactiviteit bestaat in het doen van beleggingsaanbevelingen, of een in het kader van een arbeidscontract of anderszins voor hen werkzame natuurlijke persoon, waarin rechtstreeks of onrechtstreeks een specifieke beleggingsaanbeveling wordt gedaan ten aanzien van een financieel instrument of een uitgevende instelling, of
informatie voortgebracht door andere dan de onder i) bedoelde personen waarin rechtstreeks een specifieke beleggingsbeslissing in verband met een financieel instrument wordt aanbevolen.
- 35.„beleggingsaanbeveling”:
- iedere voor distributiekanalen of het publiek bedoelde informatie waarbij expliciet of impliciet een beleggingsstrategie wordt aanbevolen of voorgesteld ten aanzien van één of meerdere financiële instrumenten of de uitgevende instellingen, met inbegrip van informatie iedere mening betreffende de huidige of toekomstige waarde of koers van dergelijke instrumenten.
Voor de toepassing van artikel 5, wordt verstaan onder:
- a)„effecten”:
aandelen en andere, aan aandelen equivalente effecten;
obligaties en andere, gesecuritiseerde schuld, of
gesecuritiseerde, in aandelen of andere, aan aandelen equivalente effecten om te zetten of om te wisselen schuld.
- b)„verbonden instrumenten”:
de volgende financiële instrumenten, met inbegrip van financiële instrumenten die niet zijn toegelaten tot de handel op een handelsplatform of niet op een handelsplatform worden verhandeld, of waarvoor geen aanvraag tot toelating tot de handel op een dergelijke handelsplatform is ingediend:
contracten of rechten op grond waarvan op de effecten kan worden ingeschreven of de effecten kunnen worden verworven of vervreemd;
van effecten afgeleide financiële instrumenten;
waar de effecten converteerbare of omwisselbare schuldinstrumenten zijn, de effecten waarin deze converteerbare of omwisselbare schuldinstrumenten kunnen worden geconverteerd of omgewisseld;
instrumenten die door de uitgevende instelling of garant van de effecten worden uitgegeven of gegarandeerd en waarvan de marktkoers de koers van de effecten wezenlijk kan beïnvloeden, of omgekeerd;
waar de effecten met aandelen gelijk te stellen waardepapieren zijn, de aandelen die door deze waardepapieren worden vertegenwoordigd (of enigerlei ander met deze aandelen gelijk te stellen waardepapier);
- c)„omvangrijke aanbieding”:
- een initiële of secundaire aanbieding van effecten die zich onderscheidt van gewone handelsactiviteiten in zowel de waarde van de aangeboden effecten als de te gebruiken verkoopmethode;
- d)„stabilisatie”:
- een aankoop of aanbod tot aankoop van effecten, of transactie in daarmee gelijkwaardige verbonden instrumenten, die of dat wordt verricht door een kredietinstelling of een beleggingsonderneming in het kader van een omvangrijke aanbieding van dergelijke effecten, uitsluitend om de marktkoers van deze effecten gedurende een vooraf bepaalde periode te ondersteunen wanneer er sprake is van verkoopdruk op deze effecten.