Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) (Voor de EER relevante tekst)
Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (PRIIP's) (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
Retailbeleggers kunnen steeds meer kiezen uit een breed scala van verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten (packaged retail and insurance-based investment products — PRIIP's) wanneer zij een belegging overwegen. Sommige van deze producten bieden specifieke, op de behoeften van retailbeleggers afgestemde oplossingen voor beleggingen, worden vaak gecombineerd met verzekeringsdekking of kunnen complex en moeilijk te begrijpen zijn. De informatie die voor retailbeleggers bestaat over deze PRIIP's, is niet gecoördineerd en blijkt vaak ontoereikend om de retailbeleggers te helpen de verschillende producten te vergelijken of de kenmerken ervan te doorgronden. Bijgevolg hebben retailbeleggers vaak beleggingen verricht zonder dat zij de risico's en kosten volledig begrepen, en soms hebben zij onvoorziene verliezen geleden.
Het verbeteren van de transparantie van PRIIP's voor retailbeleggers is een belangrijke maatregel ter bescherming van de belegger en een voorwaarde om het vertrouwen van retailbeleggers in de financiële markt te herstellen, vooral in de nasleep van de financiële crisis. De eerste stappen in die richting zijn reeds door de Unie ondernomen door de invoering van de regeling inzake essentiële beleggersinformatie bij Richtlijn 2009/65/EG van het Europees Parlement en de Raad(3).
Het bestaan van verschillende regels inzake PRIIP's die variëren naar gelang van de bedrijfssector die de PRIIP's aanbiedt, en verschillen in nationale regelgeving dienaangaande brengen ongelijke concurrentievoorwaarden tussen verschillende producten en distributiekanalen teweeg, waardoor er nog meer belemmeringen worden opgeworpen voor de interne markt voor financiële diensten en producten. Lidstaten hebben reeds uiteenlopende en ongecoördineerde maatregelen genomen om tekortkomingen in de bescherming van de beleggers te verhelpen, en dergelijke ontwikkelingen zullen zich waarschijnlijk blijven voortdoen. Uiteenlopende benaderingen met betrekking tot de informatieverstrekking aangaande PRIIP's staan eraan in de weg dat gelijke concurrentievoorwaarden zich kunnen ontwikkelen tussen verschillende ontwikkelaars van PRIIP's en degenen die advies over deze producten geven of ze verkopen, en zij verstoren aldus de concurrentie en geven aanleiding tot ongelijke beschermingsniveaus van beleggers in de Unie. Deze verschillen vormen een obstakel voor de totstandbrenging en de goede werking van de interne markt.
Teneinde verschillen te voorkomen moeten op het niveau van de Unie uniforme regels inzake transparantie worden ingevoerd die van toepassing zijn op alle deelnemers aan de markt in PRIIP's, waardoor de bescherming van beleggers wordt versterkt. Daarbij is een verordening vereist die ervoor moet zorgen dat de gemeenschappelijke vereisten voor essentiële-informatiedocumenten zo worden geüniformeerd dat de vorm en de inhoud van deze documenten kunnen worden geharmoniseerd. De rechtstreeks toepasbare regels van een verordening zouden er voor moeten zorgen dat al degenen die advies geven over PRIIP's of die PRIIP's verkopen, aan uniforme voorschriften worden onderworpen wat het verstrekken van het essentiële-informatiedocument aan retailbeleggers betreft. Deze verordening heeft geen effect op het toezicht op reclamedocumenten. Bovendien heeft zij geen effect op andere productinterventiemaatregelen dan die met betrekking tot verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten.
Terwijl de informatieverstrekking aangaande PRIIP's dient te worden verbeterd om het vertrouwen van de retailbeleggers in de financiële markten te herstellen, is het even belangrijk dat de verhandelingsprocessen doeltreffend worden gereglementeerd. Deze verordening vormt een aanvulling op de maatregelen inzake distributie van Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad(4). Tevens is zij complementair met de maatregelen inzake distributie van verzekeringsproducten van Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad(5).
Deze verordening moet van toepassing zijn op alle producten, ongeacht hun vorm of opbouw, die door de financiëledienstensector zijn ontworpen om retailbeleggers beleggingskansen te verschaffen en daarbij is het aan de retailbelegger terug te betalen bedrag onderhevig aan schommelingen in de referentiewaarden of onderhevig aan de prestaties van een of meerdere activa die niet rechtstreeks door de retailbelegger worden gekocht. Deze producten moeten voor de toepassing van deze verordening worden aangemerkt als PRIIP's en zij moeten onder andere beleggingsproducten zoals beleggingsfondsen, levensverzekeringsovereenkomsten met een beleggingscomponent, gestructureerde producten en gestructureerde deposito's omvatten. Door Special Purpose Vehicles uitgegeven financiële instrumenten zouden, indien zij aan de definitie van PRIIP's beantwoorden, eveneens binnen het toepassingsgebied van deze verordening moeten vallen. Bij al deze producten gaat het niet om beleggingen die rechtstreeks worden verricht door middel van de aankoop of het bezit van de activa zelf. Deze producten opereren veeleer tussen de retailbelegger en de markten door een proces van het verpakken, of het inpakken van activa waarbij andere vormen van risicoblootstelling en andere productkenmerken tot stand worden gebracht of andere kostenstructuren worden opgebouwd in vergelijking met een rechtstreekse participatie. Door middel van het verpakken kunnen retailbeleggers beleggingsstrategieën volgen die anders ontoegankelijk of onuitvoerbaar zouden zijn. Tegelijkertijd moet ook meer informatie worden verschaft, in het bijzonder om vergelijkingen mogelijk te maken tussen de verschillende manieren waarop deze beleggingen in een pakket worden opgenomen.
Om ervoor te zorgen dat deze verordening uitsluitend van toepassing is op dergelijke PRIIP's, moeten verzekeringsproducten die geen beleggingskansen bieden en deposito's die alleen aan rentetarieven gebonden zijn, van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. In het geval van levensverzekeringsproducten betekent de term „kapitaal” het op verzoek van de retailbelegger geïnvesteerde kapitaal. Voorts moeten alle deposito's of certificaten die voor traditionele deposito's staan, uitgezonderd de in artikel 4, lid 1, punt 43, van Richtlijn 2014/65/EU omschreven gestructureerde deposito's, van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Activa die rechtstreeks in eigendom zijn genomen, zoals bedrijfsaandelen of overheidsobligaties, zijn geen PRIIP's en moeten dan ook van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Beleggingsfondsen die zich tot institutionele beleggers richten worden van het toepassingsgebied van deze verordening uitgesloten omdat zij niet voor verhandeling aan retailbeleggers in aanmerking komen. Individuele en bedrijfspensioenproducten, die uit hoofde van het nationale recht erkend worden als producten die als primaire doelstelling hebben de belegger tijdens zijn pensioen van een inkomen te voorzien, moeten omwille van hun bijzonderheden en doelstellingen van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, terwijl andere individuele opbouwproducten in de vorm van een verzekering of spaarproducten die investeringsmogelijkheden bieden, wel binnen het toepassingsgebied van deze verordening moeten vallen.
Deze verordening laat het recht van de lidstaten om regelgeving vast te stellen voor het geven van essentiële informatie over producten die buiten het toepassingsgebied ervan vallen, onverlet. Overeenkomstig hun mandaat op het vlak van consumentenbescherming dat is vastgelegd in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(6), van Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(7) en van Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(8), dienen de bij die verordeningen opgerichte Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) (European Banking Authority — EBA), Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (European Investment and Occupational Pensions Authority — EIOPA) en Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Autoriteit voor effecten en markten) (European Securities and Markets Authority — ESMA) (Europese toezichthoudende autoriteiten — ETA's), de producten die van het toepassingsgebied van deze verordening zijn uitgesloten te monitoren en waar passend richtsnoeren uit te vaardigen om vastgestelde problemen aan te pakken. Deze richtsnoeren moeten in aanmerking worden genomen in de evaluatie die vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening zal worden uitgevoerd betreffende de mogelijke uitbreiding van het toepassingsgebied ervan en het opheffen van bepaalde uitsluitingen.
Om duidelijkheid te scheppen over de relatie tussen de verplichtingen uit hoofde van deze verordening en verplichtingen krachtens andere wetgevingshandelingen die het geven van informatie aan beleggers vereisen, onder meer Richtlijn 2003/71/EG van het Europees Parlement en de Raad(9) en Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad(10), moet worden bepaald dat deze wetgevingshandelingen toepasselijk blijven naast deze verordening.
Om degelijk en doeltreffend toezicht op de naleving van de voorschriften van deze verordening te garanderen, moeten de lidstaten de bevoegde autoriteiten aanwijzen die verantwoordelijk zijn voor dat toezicht. In vele gevallen zijn de bevoegde autoriteiten reeds aangewezen voor het toezicht op andere verplichtingen van de ontwikkelaars, verkopers of adviseurs van PRIIP's die voortkomen uit andere bepalingen uit het Unierecht of het nationale recht.
Alle informatie die noodzakelijk is om de inhoud van de essentiële-informatiedocumenten na te gaan, de naleving van deze verordening te beoordelen, en de bescherming van klanten en beleggers op de financiële markten te waarborgen, dient op verzoek en zelfs ex-ante te worden verstrekt aan de bevoegde autoriteiten.
Ontwikkelaars van PRIIP's, zoals fondsbeheerders, verzekeringsondernemingen, kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, moeten het essentiële-informatiedocument opstellen voor de PRIIP's die zij ontwikkelen, omdat zij zich in de beste positie bevinden qua kennis van het product. Zij moeten ervoor verantwoordelijk worden gemaakt dat het essentiële-informatiedocument accuraat is opgesteld. Het essentiële-informatiedocument moet door de PRIIP-ontwikkelaar worden opgesteld voordat het product aan retailbeleggers kan worden verkocht. Wanneer een product niet aan retailbeleggers wordt verkocht, hoeft er echter geen verplichting te bestaan een essentiële-informatiedocument op te stellen en wanneer het voor de PRIIP-ontwikkelaar niet praktisch is het essentiële-informatiedocument op te stellen, moet het mogelijk zijn deze taak te delegeren aan anderen. De krachtens deze verordening geldende verplichtingen die zijn neergelegd in de bepalingen betreffende het opstellen van en de regels betreffende de herziening van het essentiële-informatiedocument moeten enkel van toepassing zijn op de PRIIP-ontwikkelaar en moeten blijven gelden zo lang het PRIIP op secundaire markten verhandeld wordt. Met het oog op een brede verspreiding en beschikbaarheid van essentiële-informatiedocumenten moet deze verordening bepalen dat een ontwikkelaar van PRIIP's essentiële-informatiedocumenten op zijn website publiceert.
Om te voldoen aan de behoeften van retailbeleggers moet de informatie over PRIIP's accuraat, eerlijk en duidelijk zijn en mag zij niet misleidend zijn voor deze retailbeleggers. Deze verordening moet ervoor zorgen dat het essentiële-informatiedocument door retailbeleggers kan worden begrepen en moet derhalve voorzien in gemeenschappelijke normen voor het opstellen van het document. Aangezien een groot aantal retailbeleggers moeilijkheden ondervindt bij het begrijpen van gespecialiseerde financiële terminologie, moet bijzondere aandacht uitgaan naar het woordgebruik en de redactionele stijl van het document. Er moeten ook regels worden opgesteld voor de taal waarin het document moet worden opgesteld. Bovendien moeten retailbeleggers in staat zijn het informatiedocument op zichzelf te begrijpen zonder dat naar andere niet-marketing-informatie wordt verwezen.
Wanneer de ETA's de technische normen voor de inhoud van het essentiële-informatiedocument ontwikkelen met het oog op het accuraat weergeven van het beleggingsbeleid en de beleggingsdoelstellingen van het product overeenkomstig deze verordening, moeten zij ervoor zorgen dat de PRIIP-ontwikkelaar duidelijke en begrijpelijke taal hanteert, die voor de retailbeleggers toegankelijk is en dat bij het beschrijven van de wijze waarop de beleggingsdoelstellingen worden behaald, en ook van de gebruikte financiële instrumenten, financieel jargon en terminologie die niet meteen duidelijk is voor retailbeleggers wordt vermeden.
Retailbeleggers moeten beschikken over de nodige informatie om een doordachte beleggingsbeslissing te nemen en om verschillende PRIIP's te vergelijken. Als deze informatie niet kort en bondig is, bestaat het gevaar dat zij er geen gebruik van maken. Het essentiële-informatiedocument moet daarom alleen de belangrijke informatie bevatten, in het bijzonder over de aard en de kenmerken van het product, alsook betreffende de mogelijkheid van verlies van kapitaal, de kosten en het risicoprofiel van het product, alsmede relevante informatie over prestaties en bepaalde andere specifieke gegevens die nodig kunnen zijn om de eigenschappen van afzonderlijke soorten producten te doorgronden.
Rekentools voor beleggingsproducten worden reeds op nationaal niveau ontwikkeld. Om zo nuttig mogelijk voor consumenten te zijn, moeten deze rekentools echter ook rekening houden met de kosten en vergoedingen die door de diverse PRIIP-ontwikkelaars in rekening worden gebracht, alsmede alle andere kosten en vergoedingen die door intermediairs of andere actoren in de beleggingsketen in rekening worden gebracht en die niet al door de PRIIP-ontwikkelaars zijn opgenomen. De Commissie moet rapporteren over de vraag of deze tools in elke lidstaat online beschikbaar zijn, en of zij betrouwbare en accurate berekeningen aanbieden van de totale kosten en vergoedingen voor alle producten die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen.
Het essentiële-informatiedocument moet worden opgesteld in een gestandaardiseerd format dat retailbeleggers toestaat verschillende PRIIP's te vergelijken. Het gedrag en de capaciteiten van de consument zijn immers van dien aard dat het format, de presentatie en de inhoud van de informatie zorgvuldig daarop moeten worden afgestemd om een optimaal begrip en gebruik van de informatie mogelijk te maken. Voor elk document moet dezelfde volgorde worden aangehouden voor de rubrieken en de titels waaronder deze rubrieken verschijnen. Daarnaast moeten de detailgegevens die voor verschillende PRIIP's in het essentiële-informatiedocument worden vermeld, alsmede de presentatie daarvan verder worden geharmoniseerd door middel van technische reguleringsnormen. Hierbij moet rekening worden gehouden met bestaande en lopende onderzoeken naar het gedrag van de consumenten, inclusief door de verschillende manieren waarop de informatie aan de consument wordt gepresenteerd, te toetsen op hun doeltreffendheid. Sommige PRIIP's bieden de retailbelegger bovendien de keuze tussen een aantal onderliggende beleggingen, zoals interne fondsen van verzekeringsondernemingen. Met die producten moet rekening worden gehouden bij het kiezen van het format.
Aangezien sommige onder deze verordening vallende beleggingsproducten niet eenvoudig zijn en mogelijk moeilijk door retailbeleggers te begrijpen zijn, moet het essentiële-informatiedocument in voorkomend geval een begrijpelijkheidswaarschuwing bevatten voor de retailbelegger. Een product dient in het bijzonder als niet eenvoudig en moeilijk te begrijpen te worden beschouwd indien het belegt in onderliggende activa waarin retailbeleggers gewoonlijk niet beleggen, indien het een aantal verschillende mechanismen gebruikt om het uiteindelijke rendement op de belegging te berekenen, waardoor er een hoger risico op een verkeerd begrip door de retailbelegger ontstaat of indien de uitbetaling van de belegging de irrationele gedragspatronen van de gebruiker benut, bijvoorbeeld door het aanbieden van een vaste rente als lokkertje gevolgd door een veel hogere variabele voorwaardelijke rente, of een iteratieve formule.
Het gebeurt steeds vaker dat retailbeleggers met hun belegging, naast financieel rendement, ook aanvullende doelstellingen nastreven, zoals sociale of ecologische doelen. Informatie over maatschappelijke of ecologische resultaten, zoals door de PRIIP-ontwikkelaar nagestreefd, kan echter moeilijk vergelijkbaar zijn of gewoon ontbreken. De te verwachten ontwikkelingen inzake ecologische en maatschappelijke duurzaamheid in financiële beleggingen, alsmede de toepassing van Verordening (EU) nr. 346/2013 van het Europees Parlement en de Raad(11), zouden het derhalve mogelijk kunnen maken dat dergelijke aspecten beter worden geïntegreerd in en worden bevorderd door het Unierecht. Er bestaan echter geen vaste criteria en er is geen formele procedure om dergelijke sociale of milieucriteria objectief te verifiëren, zoals dat in de voedselmarkt wel reeds het geval is. Het is derhalve wenselijk dat de Commissie bij de evaluatie van deze verordening ontwikkelingen in verband met sociale en milieuvriendelijke beleggingsproducten, en de uitkomsten van de evaluatie van Verordening (EU) nr. 346/2013, nauwgezet in overweging neemt.
Het essentiële-informatiedocument moet duidelijk te onderscheiden zijn, en gescheiden worden van, marketingmededelingen.
Om zeker te stellen dat de informatie in het essentiële-informatiedocument betrouwbaar is, moeten ontwikkelaars van PRIIP's verplicht worden het essentiële-informatiedocument up-to-date te houden. Daartoe moeten nadere regels worden vastgesteld met betrekking tot de voorwaarden en de frequentie voor het bijwerken van deze informatie alsmede de herziening van het essentiële-informatiedocument bij door de Commissie vast te stellen technische reguleringsnormen.
Essentiële-informatiedocumenten zijn de grondslag waarop retailbeleggers hun investeringsbeslissingen nemen. Daarom hebben ontwikkelaars van PRIIP's ten aanzien van retailbeleggers een aanzienlijke verantwoordelijkheid ervoor te zorgen dat zij niet misleidend of niet-accuraat zijn, en dat zij stroken met de toepasselijke delen van de contractuele documenten van het PRIIP. Het is dan ook belangrijk ervoor te zorgen dat retailbeleggers over een doeltreffend verhaalrecht beschikken. Voorts moet worden zekergesteld dat alle retailbeleggers in de hele Unie hetzelfde recht hebben om vergoed te worden voor schade die zij hebben geleden omdat deze verordening niet is nageleefd. Daarom moeten de regels aangaande de civielrechtelijke aansprakelijkheid van ontwikkelaars van PRIIP's worden geharmoniseerd. Retailbeleggers moeten de mogelijkheid hebben om de PRIIP-ontwikkelaar aansprakelijk te stellen voor een inbreuk op deze verordening indien de geleden schade veroorzaakt is doordat hij vertrouwd heeft op een essentiële-informatiedocument dat niet strookt met de precontractuele of contractuele documenten onder de verantwoordelijkheid van de PRIIP-ontwikkelaar, of dat misleidend of niet-accuraat is.
Aangelegenheden inzake de civielrechtelijke aansprakelijkheid van een PRIIP-ontwikkelaar die niet door deze verordening bestreken worden moeten onder het toepasselijke nationale recht vallen. Welke rechterlijke instantie bevoegd is inzake een vordering aangaande civielrechtelijke aansprakelijkheid van een retailbelegger moet bepaald worden middels de toepasselijke regels inzake internationale jurisdictie.
Met deze verordening wordt geen paspoort ingevoerd, welke de grensoverschrijdende verkoop van of handel in PRIIP's aan retailbeleggers mogelijk zou maken, noch wordt er iets mee veranderd aan bestaande paspoortregelingen voor het grensoverschrijdend verkopen of verhandelen van PRIIP's, voor zover deze bestaan. Deze verordening laat de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de bestaande bevoegde autoriteiten uit hoofde van de bestaande paspoortregelingen onverlet. De voor de toepassing van deze verordening door de lidstaten aangewezen bevoegde autoriteiten moeten daarom consistent zijn met de autoriteiten die bevoegd zijn voor het verhandelen van PRIIP's uit hoofde van een bestaand paspoort, voor zover dit bestaat. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het PRIIP op de markt gebracht wordt, dient verantwoordelijk te zijn voor het toezicht op het verhandelen van dat PRIIP. De bevoegde autoriteit van de lidstaat waar het product op de markt wordt gebracht, moet altijd het recht hebben het verhandelen van een PRIIP op zijn grondgebied te schorsen wanneer niet aan deze verordening wordt voldaan.
De bevoegdheden van EIOPA en van de relevante bevoegde autoriteiten moeten worden aangevuld met een expliciet mechanisme voor het verbieden of beperken van het op de markt brengen, verspreiden en verkopen van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten die aanleiding geven tot ernstige zorgen over de beleggersbescherming, het ordelijk functioneren en de integriteit van de financiële markten of de stabiliteit van het financiële stelsel of een deel daarvan, in combinatie met passende coördinatie- en noodbevoegdheden voor EIOPA. Deze bevoegdheden moeten ook beantwoorden aan de bevoegdheden zoals deze aan ESMA en EBA zijn toegekend uit hoofde van Verordening (EU) nr. 600/2014 van het Europees Parlement en de Raad(12), om ervoor te zorgen dat dergelijke interventiemechanismen bij alle beleggingsproducten kunnen worden toegepast, ongeacht hun rechtsvorm. De uitoefening van dergelijke bevoegdheden door de bevoegde autoriteiten en, in uitzonderlijke gevallen, door EIOPA, moet gebonden zijn aan de naleving van een aantal specifieke voorwaarden. Als aan deze voorwaarden is voldaan, moet de bevoegde autoriteit of, in uitzonderlijke gevallen, EIOPA de mogelijkheid hebben om uit voorzorg een verbod of beperking op te leggen voordat een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct op de markt is gebracht, is verspreid of aan beleggers is verkocht. Deze bevoegdheden houden niet in dat een productgoedkeuring moet worden ingevoerd of toegepast of dat een vergunning moet worden verleend door de bevoegde autoriteit of door EIOPA, en ontslaan de ontwikkelaar van verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten niet van zijn verantwoordelijkheid om te voldoen aan alle relevante voorschriften van deze verordening. Bovendien mogen deze bevoegdheden uitsluitend worden gebruikt in het openbaar belang en mogen zij geen aanleiding geven tot civielrechtelijke aansprakelijkheid van de bevoegde autoriteiten.
Opdat de retailbelegger in staat zou zijn de beleggingsbeslissing met kennis van zaken te nemen, moeten personen die advies geven over PRIIP's of die PRIIP's verkopen worden verplicht het essentiële-informatiedocument tijdig te verstrekken voordat de transactie wordt gesloten. Deze verplichting dient van toepassing te zijn ongeacht waar of hoe de transactie plaatsvindt. Wanneer de transactie echter via communicatie op afstand plaatsvindt, kan het essentiële-informatiedocument onmiddellijk na het sluiten van de transactie verstrekt worden, zolang het onmogelijk is het essentiële-informatiedocument vooraf ter beschikking te stellen, en dat de retailbelegger daarmee instemt. Tot de personen die advies over PRIIP's geven of die PRIIP's verkopen, behoren zowel de tussenpersonen als de PRIIP-ontwikkelaars zelf, wanneer de PRIIP-ontwikkelaars ervoor kiezen rechtstreeks advies te geven aan retailbeleggers over het product, of het rechtstreeks aan hen te verkopen. Deze verordening laat Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad(13), en Richtlijn 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad(14), onverlet.
Er moeten uniforme regels worden vastgesteld om de persoon die advies geeft over het PRIIP of die het PRIIP verkoopt, enige keuzevrijheid te laten met betrekking tot de drager waarop het essentiële-informatiedocument aan de retailbelegger wordt verstrekt. De mogelijkheid moet bestaan om elektronische communicatie te gebruiken wanneer dat, gezien de omstandigheden van de transactie, passend is. De retailbelegger moet echter de keuze worden gelaten het essentiële-informatiedocument op papier te ontvangen. In het belang van de toegang tot informatie voor de consument moet het essentiële-informatiedocument altijd gratis worden verstrekt.
Het vertrouwen van retailbeleggers in PRIIP's en in de financiële markten in hun geheel, moet worden gegarandeerd. Daarom moeten voorschriften worden bepaald voor passende interne procedures waarmee retailbeleggers antwoord op hun klachten ontvangen van de ontwikkelaar van het PRIIP.
Aangezien de essentiële-informatiedocumenten voor PRIIP's moeten worden opgesteld door instanties die actief zijn in de bank-, de verzekerings-, de effecten en de fondsensector van de financiële markten, moet er absoluut voor worden gezorgd dat de verschillende autoriteiten die toezicht houden op de ontwikkelaars van PRIIP's en op de personen die advies over PRIIP's geven of PRIIP's verkopen, goed met elkaar samenwerken met het oog op een gemeenschappelijke aanpak bij de toepassing van deze verordening.
Overeenkomstig de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 betreffende het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector en ter waarborging van de nakoming van de voorschriften van deze verordening moeten de lidstaten de nodige stappen ondernemen om op overtredingen van deze verordening passende bestuursrechtelijke sancties en maatregelen te stellen. Sancties moeten een ontradend effect hebben en beleggers moeten beter worden beschermd door waarschuwingen wanneer PRIIP's in strijd met deze verordening op de markt worden gebracht. Daarom moeten deze sancties en maatregelen normalerwijze worden gepubliceerd, uitgezonderd in welbepaalde omstandigheden.
Hoewel de lidstaten regels voor zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke sancties voor dezelfde inbreuken vast kunnen stellen, mag van de lidstaten niet worden verlangd dat zij regels voor bestuursrechtelijke sancties vaststellen voor de inbreuken op deze verordening die onder hun nationale strafrecht vallen. Overeenkomstig hun nationale wetgeving zijn de lidstaten niet verplicht zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke sancties op te leggen voor hetzelfde strafbare feit, maar moeten zij dat kunnen doen indien hun nationale wetgeving het toestaat. Het handhaven van strafrechtelijke sancties in plaats van bestuursrechtelijke sancties voor inbreuken op deze verordening mag de bevoegde autoriteiten evenwel niet beperken of anderszins beïnvloeden in hun vermogen om voor de toepassing van deze verordening tijdig met bevoegde autoriteiten in andere lidstaten samen te werken, toegang te hebben tot informatie en informatie uit te wisselen, ook nadat de betrokken inbreuken naar de bevoegde rechterlijke instanties zijn verwezen voor strafrechtelijke vervolging.
Teneinde de doelstellingen van deze verordening te verwezenlijken moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie handelingen vast te stellen wat betreft het specificeren van de procedures die gebruikt worden om vast te stellen of een PRIIP specifieke milieu- of sociale doelstellingen op het oog heeft, en de voorwaarden voor de interventiebevoegdheden van EIOPA en de bevoegde autoriteiten. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en aan de Raad.
De Commissie moet in overeenstemming met de respectieve artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010, Verordening (EU) nr. 1094/2010 en Verordening (EU) nr. 1095/2010 ontwerpen van technische reguleringsnormen vaststellen die door de ETA's, middels het Gemengd Comité, zijn ontwikkeld met betrekking tot de presentatie en de inhoud van het essentiële-informatiedocument, het gestandaardiseerde format van het essentiële-informatiedocument, de methodes die ten grondslag liggen aan de voorstelling van risico en rendement en de berekening van kosten, alsmede de voorwaarden en de minimale frequentie voor de herziening van de informatie in het essentiële-informatiedocument en de voorwaarden ter vervulling van het vereiste betreffende het verschaffen van het essentiële-informatiedocument aan retailbeleggers De Commissie moet het technische werk van de ETA's aanvullen door het uitvoeren van op consumenten gerichte tests van de presentatie van het essentiële-informatiedocument als voorgesteld door de ETA's.
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(15) regelt de verwerking van persoonsgegevens in de lidstaten in de context van deze verordening en onder het toezicht van de bevoegde autoriteiten. Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad(16) regelt de verwerking van persoonsgegevens door de ETA overeenkomstig deze verordening en onder het toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. De verwerking van persoonsgegevens in het kader van deze verordening, zoals bij de uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten, moet plaatsvinden in overeenstemming met Richtlijn 95/46/EG en iedere uitwisseling of doorgifte van informatie door de ETA's moet plaatsvinden in overeenstemming met Verordening (EG) nr. 45/2001.
Hoewel instellingen voor collectieve belegging in effecten(icbe's) beleggingsproducten in de zin van deze verordening vormen, zou het ten gevolge van de recente invoering van de voorschriften inzake essentiële beleggersinformatie overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG evenredig zijn om voor deze icbe's na de inwerkingtreding van deze verordening een overgangsperiode van vijf jaar toe te kennen; tijdens die periode zouden icbe's niet aan deze verordening onderworpen zijn. Na het verstrijken van deze overgangsperiode, en zonder enige verlenging, zouden zij aan deze verordening worden onderworpen, indien de overgangsperiode niet verder wordt verlengd. Deze overgangsperiode moet ook gelden voor beheermaatschappijen, beleggingsmaatschappijen en personen die advies over rechten van deelneming in niet-icbe-fondsen geven of deze verkopen, wanneer een lidstaat op dergelijke fondsen regels betreffende het format en de inhoud van het essentiële-informatiedocument, zoals vastgelegd in artikelen 78 tot en met 81 van Richtlijn 2009/65/EG, toepast.
Vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening moet een evaluatie daarvan plaatsvinden om rekening te houden met marktontwikkelingen, zoals de opkomst van nieuwe soorten PRIIP's, ontwikkelingen op andere gebieden van het Unierecht en de ervaringen van de lidstaten. Bij de evaluatie moeten ook de haalbaarheid, de kosten en de potentiële voordelen van de invoering van een label voor sociale en ecologische investeringen worden beoordeeld. Voorts moet ermee worden nagegaan of het begrip dat de gemiddelde retailbelegger heeft van de PRIIP's, door de ingevoerde maatregelen is verbeterd en of de PRIIP's beter vergelijkbaar zijn geworden. Ook moet worden nagegaan of de overgangsperiode voor de icbe's of bepaalde niet-icbe's moet worden verlengd dan wel of andere opties voor de behandeling van zulke fondsen kunnen worden overwogen. Voorts moet worden beoordeeld of de vrijstelling van deze verordening voor bepaalde producten wel dient te worden gehandhaafd, met het oog op degelijke normen voor consumentenbescherming, waaronder vergelijkingen tussen financiële producten. De Commissie dient, als onderdeel van de evaluatie, ook een marktonderzoek uit te voeren om na te gaan of er op de markt online rekentools beschikbaar zijn die het de retailbelegger mogelijk maken de totale kosten en vergoedingen van PRIIP's te berekenen, en of deze tools kosteloos ter beschikking worden gesteld. Op basis van deze evaluatie dient de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad een verslag voor te leggen dat, zo nodig, vergezeld gaat van wetgevingsvoorstellen.
Met inachtneming van de lopende werkzaamheden van EIOPA betreffende het vrijgeven van productinformatie-eisen voor persoonlijke pensioenproducten en rekening houdend met de specifieke kenmerken van die producten, moet de Commissie binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze verordening beoordelen of de uitsluiting van pensioenproducten die naar nationaal recht worden geacht voornamelijk tot doel te hebben de belegger van een pensioeninkomen te voorzien, en die de belegger het recht op bepaalde uitkeringen geven, moet worden gehandhaafd. De Commissie moet bij haar beoordeling in overweging nemen of deze verordening het beste wetgevingsinstrument is om informatieverstrekking over pensioenen zeker te stellen, dan wel of andere mechanismen voor het openbaar maken van informatie passender zouden zijn.
Om de ontwikkelaars van PRIIP's en de personen die advies over PRIIP's geven of PRIIP's verkopen voldoende tijd te geven voor de voorbereiding van de praktische uitvoering van de voorschriften van de verordening, dient zij niet van toepassing te zijn tot twee jaar na de datum van inwerkingtreding ervan.
Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie zijn erkend.
Daar de doelstellingen van deze verordening, te weten een betere bescherming van de retailbeleggers en een groter vertrouwen van deze beleggers in PRIIP's, met inbegrip van de grensoverschrijdende verhandeling van deze producten, niet voldoende door de onafhankelijk van elkaar optredende lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en bracht een advies uit(17),
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Bij deze verordening worden uniforme regels vastgesteld aangaande de vorm en de inhoud van het door PRIIP-ontwikkelaars op te stellen essentiële-informatiedocument alsmede aangaande de verstrekking van het essentiële-informatiedocument aan retailbeleggers teneinde retailbeleggers in staat te stellen de essentiële kenmerken en risico's van een PRIIP te begrijpen en te vergelijken.
Deze verordening is van toepassing op PRIIP-ontwikkelaars en op personen die advies geven over PRIIP's of PRIIP's verkopen.
Deze verordening is niet van toepassing op de volgende producten:
schadeverzekeringsproducten als opgesomd in bijlage I bij Richtlijn 2009/138/EG;
levensverzekeringscontracten waarbij de contractuele verplichtingen enkel uitbetaald worden in geval van overlijden of bij onvermogen te wijten aan letsels, ziekte of invaliditeit;
deposito's, uitgezonderd gestructureerde deposito's als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 43, van Richtlijn 2014/65/EU;
effecten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b) tot en met g), i) en j), van Richtlijn 2003/71/EG;
pensioenproducten die krachtens de nationale wetgeving worden geacht voornamelijk tot doel te hebben de belegger van een pensioeninkomen te voorzien, en die de belegger het recht geven op bepaalde uitkeringen;
officieel erkende bedrijfspensioenregelingen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad(18) of Richtlijn 2009/138/EG vallen;
individuele pensioenproducten waarvoor in de nationale wetgeving een financiële bijdrage van de werkgever vereist is en waarbij de werkgever of de werknemer geen vrijheid heeft in de keuze van het pensioenproduct of de aanbieder.
Wanneer PRIIP-ontwikkelaars die aan deze verordening zijn onderworpen, eveneens aan Richtlijn 2003/71/EG zijn onderworpen, zijn deze verordening en Richtlijn 2003/71/EG beide van toepassing.
Wanneer PRIIP-ontwikkelaars die aan deze verordening zijn onderworpen, eveneens aan Richtlijn 2009/138/EG zijn onderworpen, zijn deze verordening en Richtlijn 2009/138/EG beide van toepassing.
In deze verordening wordt verstaan onder:
„verpakt retailbeleggingsproduct” (PRIP): beleggingen, inclusief instrumenten die worden uitgegeven door Special Purpose Vehicles zoals omschreven in artikel 13, punt 26, van Richtlijn 2009/138/EG, en door voor een bijzonder doel opgerichte securitiseringsentiteiten zoals omschreven in artikel 4, lid 1, onder an), van Richtlijn 2011/61/EU van het Europees Parlement en de Raad(19), waarbij, ongeacht de rechtsvorm van de beleggingen, het aan de retailbelegger te betalen bedrag onderhevig is aan schommelingen ten gevolge van de blootstelling aan referentiewaarden of aan de prestaties van een of meer activa die niet rechtstreeks door de retailbelegger zijn aangekocht;
„verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct” een verzekeringsproduct waarmee een waarde op vervaldag of een afkoopwaarde wordt aangeboden, waarbij die waarde op vervaldag of afkoopwaarde geheel of gedeeltelijk is blootgesteld, direct of indirect, aan marktfluctuaties;
„verpakt retail- en verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct (packaged retail and insurance-based investment product)” of „PRIIP”: een product dat één of beide van de volgende vormen aanneemt:
een PRIP;
een verzekeringsgebaseerd beleggingsproduct;
„ontwikkelaar van verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten” (PRIIP-ontwikkelaar):
elke entiteit die PRIIP's ontwikkelt;
elke entiteit die veranderingen aanbrengt in een bestaand PRIIP, onder meer, doch niet uitsluitend, in het risico- en rendementsprofiel ervan of in de kosten die aan een belegging in een PRIIP zijn verbonden;
„persoon die een PRIIP verkoopt”: een persoon die een overeenkomst voor een PRIIP aanbiedt aan of afsluit met een retailbelegger;
„retailbelegger”:
een niet-professionele cliënt als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 11, van Richtlijn 2014/65/EU;
een klant in de zin van Richtlijn 2002/92/EG, indien die klant niet kan worden beschouwd als een professionele cliënt als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 10, van Richtlijn 2014/65/EU;
„duurzame drager”: een duurzaam hulpmiddel als omschreven in artikel 2, lid 1, onder m), van Richtlijn 2009/65/EG;
„bevoegde autoriteiten”: de nationale autoriteiten die door de lidstaten zijn aangewezen om toezicht te houden op de naleving van de voorschriften waaraan PRIIP-ontwikkelaars, en personen die PRIIP's verkopen of er advies over geven, krachtens deze verordening zijn gehouden.
Artikel 1
Bij deze verordening worden uniforme regels vastgesteld aangaande de vorm en de inhoud van het door PRIIP-ontwikkelaars op te stellen essentiële-informatiedocument alsmede aangaande de verstrekking van het essentiële-informatiedocument aan retailbeleggers teneinde retailbeleggers in staat te stellen de essentiële kenmerken en risico's van een PRIIP te begrijpen en te vergelijken.
Artikel 2
Deze verordening is van toepassing op PRIIP-ontwikkelaars en op personen die advies geven over PRIIP's of PRIIP's verkopen.
Deze verordening is niet van toepassing op de volgende producten:
schadeverzekeringsproducten als opgesomd in bijlage I bij Richtlijn 2009/138/EG;
levensverzekeringscontracten waarbij de contractuele verplichtingen enkel uitbetaald worden in geval van overlijden of bij onvermogen te wijten aan letsels, ziekte of invaliditeit;
deposito's, uitgezonderd gestructureerde deposito's als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 43, van Richtlijn 2014/65/EU;
effecten als bedoeld in artikel 1, lid 2, onder b) tot en met g), i) en j), van Richtlijn 2003/71/EG;
pensioenproducten die krachtens de nationale wetgeving worden geacht voornamelijk tot doel te hebben de belegger van een pensioeninkomen te voorzien, en die de belegger het recht geven op bepaalde uitkeringen;
officieel erkende bedrijfspensioenregelingen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad(18) of Richtlijn 2009/138/EG vallen;
individuele pensioenproducten waarvoor in de nationale wetgeving een financiële bijdrage van de werkgever vereist is en waarbij de werkgever of de werknemer geen vrijheid heeft in de keuze van het pensioenproduct of de aanbieder.
Artikel 3
Wanneer PRIIP-ontwikkelaars die aan deze verordening zijn onderworpen, eveneens aan Richtlijn 2003/71/EG zijn onderworpen, zijn deze verordening en Richtlijn 2003/71/EG beide van toepassing.
Wanneer PRIIP-ontwikkelaars die aan deze verordening zijn onderworpen, eveneens aan Richtlijn 2009/138/EG zijn onderworpen, zijn deze verordening en Richtlijn 2009/138/EG beide van toepassing.